Elsgeest, polder. 1665 - 1978 (1979)

Op 20 januari 1652 gaven de ingelanden "van sekere voorgenomen bepolderinge, die men noemen sal Elstgeestpolder" te kennen dat zij hun landen onder één bestuur wilden brengen. Het betrof het gebied tussen de Heerweg, de Voorhouterweg, de Dinsdagse Watering en de Vinkenweg, zoals te lezen is in het concept voor de bepoldering. De molen zou gebouwd worden bij de Dinsdagse Watering. Ondanks een aantal ingediende bezwaren werd de aanvraag door dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland op 12 juli 1653 toch goedgekeurd. De ingelanden van het Jan Gijsenpoldertje in de buurt van de Elsgeesterlaan, die ook in de polder kwamen, werden een jaar vrijgesteld van betaling van de omslag voor de in te richten polder, omdat hun molentje werd gebruikt voor de generale bepoldering. Er werd een uitgebreid reglement opgesteld. Daarin lezen we dat er vier molenmeesters waren aangesteld. Zij werden door vier hoofdingelanden gecontroleerd. In juli 1654 werd begonnen met het omslaan van de gemaakte kosten van de inrichting. De ingelanden moesten 8 gulden per morgen betalen. Op 23 december 1655 kregen de poldermeesters goedkeuring van Rijnland om wanbetalers te berechten volgens dijkrecht, dat wil zeggen dat beslag mocht worden gelegd op de goederen. Omdat in het archief van de polder het oude reglement niet meer te vinden was en de inrichting van bestuur problemen gaf vanwege het feit dat de polder binnen de grenzen van maar liefst vier ambachten lag, werd op 6 december 1805 een nieuw reglement opgesteld. Ook hier komt de indeling van het bestuur weer uitgebreid aan de orde. Uit elk van de vier gemeenten kwam een poldermeester. Schout, secretaris en bode waren bij toerbeurt in functie. Vanaf 1910 werd het bestuur gevormd door een voorzitter en twee poldermeester. Overduidelijk is het bijzonder kronkelige patroon van wegen en wateringen in deze polder. De polder was in 1904 329 ha groot.