In 1943 werd Commissaris benoemd tot pastoor van de Heilig Hartparochie te Oosterhout. Hij moest daarvoor zijn functie aan het kleinseminarie opgeven. Tijdens zijn pastoraat bleef hij historisch onderzoek verrichten. Zo schreef hij een gedenkboek over Sint Catharinadal te Oosterhout, één van de oudere kloosters van Nederland, ter gelegenheid van het derde eeuwfeest van dit klooster. Omdat hij zich het meest tot kerkgeschiedenis voelde aangetrokken, publiceerde hij in 1927 en 1929 een tweedelig boekwerk over de vaderlandse kerkhistorie: 'Van toen we vrij werden'. Het boek voorzag in een leemte en werd na enige jaren geheel omgewerkt en uitgegeven onder de titel 'Geschiedenis van de emancipatie der katholieken in Nederland van 1795-1903'. Na deze publicatie volgden 'Leerboek der Algemene Geschiedenis' en 'Leerboek der Nederlandse Geschiedenis'. Deze werken werden herhaaldelijk herdrukt. Inleiding : Augustinus Cornelis Jacobus Commissaris werd op 26 november 1897 te Rucphen geboren. Zijn ouders waren Jacobus Johannes Commissaris, landbouwer en Maria Adriana van Loon. Vanwege zijn contacten en ervaringen opgedaan bij Brabantia Nostra, werd hij in 1948 tot voorzitter gekozen van het Provinciaal Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant. Voorts had hij zitting in de besturen van Brabants Heem, de Groot-Kempische Cultuurdagen en het Provinciaal Anjerfonds. Het Provinciaal Genootschap ontwikkelde zich onder zijn voorzitterschap tot een goed geoutilleerde vereniging die het culturele leven in de provincie in al zijn facetten kon stimuleren. Commissaris stelde in 1955 een reorganisatie-commissie samen die het 'Genootschap-Nieuwe-Stijl' moest ontwerpen. In 1959 resulteerde dit in de oprichting van de Culturele Raad, een adviesorgaan van het Provinciaal Bestuur van Noord-Brabant. Als zoon van het Brabantse volk maakte hij zich ook verdienstelijk op cultureel gebied in zijn provincie. In zijn tijd werden vele Brabanders zelfbewuster ten opzichte van hun geboortegrond. Men wilde Brabant uit zijn isolement halen en de naweeën van enkele eeuwen bevoogding ongedaan maken. Deze gebeurtenis heeft Commissaris niet meer mee mogen maken. Hij stierf 10 oktober 1957 te Roosendaal. Het archief is in 1982 beschreven door J.H. Wigger. Rijksarchief in Noord-Brabant, 1997 Van de Stichting Brabantia Nostra was Commissaris een van de oprichters en stuwende kracht. Hij voorzag het gelijknamige tijdschrift van historische bijdragen. Iedere leerling op een katholieke middelbare school kende Commissaris als de auteur van 'het' geschiedenisboek. Ná zijn seminarietijd te Ypelaar (Nieuw-Ginneken) en Hoeven werd hij op 21 mei 1921 tot priester gewijd van het bisdom Breda. Korte tijd daarna kreeg hij van zijn bisschop opdracht om geschiedenis te doceren aan het 'kleinseminarie' Ypelaar. Zelf studeerde hij in die tijd voor de MO-akte geschiedenis aan de R.K. Leergangen in Tilburg.