84 p. : ill. ; 30 cm.
Het executiemonument Wijsterseweg te Hoogeveen (gemeente Hoogeveen) herinnert aan de executie van 22 burgers op 10 april 1945, de dag voor de bevrijding van Hoogeveen. Deze burgers werden gefusilleerd op verdenking van steun aan de Franse paraschutisten die tijdens Operatie Amherst rondom Hoogeveen waren gedropt. Eén van deze slachtoffers staat niet vermeld op de plaquette, zijn naam is Sybrand Jan Van der Linde (24 jaar) uit Dedemsvaart. Dit werd ontdekt door Willem Gruppen. Zijn naam zal nog worden toegevoegd aan de plaquette. Oprichting De oprichting van het executiemonument Wijsterseweg is een initiatief van de Historische Kring Hoogeveen. Onthulling Het monument is op 8 april 2011 onthuld door mevrouw A. Everts-Lunenborg en de heer J. Scholing.
Het monument voor de bevrijders in Hoogeveen (gemeente Hoogeveen) herinnert aan de bevrijding van Hoogeveen door de 1st Belgium SAS Parachute Regiment en XII Manitoba Dragoons op 10 en 11 april 1945. De eenheid, tot 4 februari 1945 nog het eerste Belgische Onafhankelijke Parachutisten Company geheten, bestaat uit vrijwilligers van over de hele wereld. De meesten komen uit Engeland en Canada. Ze zijn in april 1945 als verkenners verbonden aan het Canadese leger. Op 10 april bevrijden zij de gebieden rond Nieuwlande, Elim, Nieuw-Moscou, Hollandscheveld, Nieuweroord, Krakeel en Noordscheschut. Tijdens deze acties kwamen twee geallieerde soldaten en een Duitse soldaat om het leven. Een derde geallieerde militair stierf door een ongeval. Oprichting De initiatiefnemer is de werkgroep van het Albert ten Heuvelfonds geweest, dat zich in Hoogeveen beijvert voor plaquettes en gedenktekens om geschiedenis levend te houden. Onthulling Het monument is onthuld op 12 april 2012. Het monument werd onthuld door voormalige Belgische SAS parachutist Jaak Daemen en de burgemeester van Hoogeveen. Bij de onthulling waren enkele bevrijders met hun familie aanwezig. Historicus Albert Metselaar vertelde tijdens deze plechtigheid over de bevrijding.
Het monument voor de familie Flokstra in Hoogeveen is opgericht als eerbetoon aan deze familie die tijdens de Tweede Wereldoorlog hun boerderij openstelde voor dertien joodse onderduikers. In 1942 vonden de joodse families Braaf, Cohen, De Levie en Mendels onderdak in de boerderij van de familie Flokstra. Cornelis en Jentje Flokstra zorgden samen met hun kinderen twee en een half jaar lang voor de dertien onderduikers. Telkens wanneer het gevaar dreigde, verscholen zij zich in een ruimte van twee bij vijf meter onder het hooi in de schuur bij de boerderij. Alleen 's avonds konden ze de ruimte verlaten. Op 3 maart 1944 werd de boerderij overvallen door de Grüne Polizei, vijftien Duitse militairen en een landwachter. Doordat Cornelis Flokstra de mannen al had zien aankomen, kon hij de onderduikers op tijd waarschuwen. Ze verstopten zich in de ruimte in de schuur. Even later werd de deur van de boerderij opengebroken. Cornelis werd met een zwaar voorwerp tegen het hoofd geslagen. De onderduikers hoorden uren lang de indringers rondlopen en schreeuwen tegen de zoon van Cornelis, Farinus Flokstra. Hij werd gedwongen de groep rond te leiden door het bedrijf. In de schuur werd het hooivak waaronder de onderduikers zich bevonden met een lange metalen priem op verschillende plaatsen doorboord. Toch ontdekten ze de schuilplaats van de onderduikers niet. Na de zoektocht werd Farinus meegenomen, maar hij wist in Zuidwolde te ontsnappen. Toen de bezetter even later dreigde de boerderij in de brand te steken, boden de onderduikers de familie Flokstra aan om te vertrekken. Maar die wilde daar niets van weten. Verschillende malen moest Cornelis Flokstra zijn boerderij openstellen voor de vijand. Er moest onderdak verleend worden aan twee NSB-vrouwen en later aan vijftien mannen die voor Organisation Todt werkten. De aanwezigheid van de joodse onderduikers is echter nooit opgemerkt. Toen de bevrijding van Hoogeveen op 11 april 1945 een feit was, konden de dertien onderduikers zich weer vrij bewegen. De volgende dag maakten zij met Cornelis Flokstra onder luid gejuich van de bevolking een zegetocht door het dorp. Cornelis en Jentje Flokstra zijn door de staat Israël onderscheiden met de Yad Vashem-oorkonde, waardoor zij zich 'rechtvaardigen onder de volken' mochten noemen. Oprichting De oprichting van het monument was een initiatief van de Historische Kring Hoogeveen. Onthulling Het monument is onthuld op 11 april 2007 door Klaasje en Pietje Flokstra, de dochters van Cornelis en Jentje.
15 Augustus 1942 krijgt de auteur, orthodox jood, sinds juli 1942 getrouwd en wonende in Hoogeveen aanzegging zich op 17 augustus te melden ter overbrenging naar een werkkamp in Ruinen. (Om dit te verhoeden had hij reeds een half jaar bij een collega in een gemengd boerenbedrijf gewerkt.). Een dag na zijn aankomst in Ruinen gaat hij met een transport naar Westerbork; hoewel hij dit gevreesd had, had hij een aanbod om onder te duiken tenslotte afgeslagen, zowel omdat hij de eenzaamheid vreesde en hierboven aan een werkkamp de voorkeur gaf, als om anderen ("goede" politie-agenten) niet in gevaar te brengen. Hij wordt ingedeeld bij een werkgroep (voornamelijk tuinbouw; ook werk aan spoorbaan) en meent hierdoor voor lange tijd van deportatie gevrijwaard te zijn. 25 oktober blijkt hij evenwel op de transportlijst voor de volgende dag te staan. Hij ontvlucht uit de speciale barak, waarin hij en zijn lotgenoten zijn opgesloten, en leeft daarna enige dagen min of meer ondergedoken in het kamp. Intussen organiseert hij zijn ontvluchting: 29 oktober wordt hij met zijn eigen auto afgehaald van het werk (bij een boer, vrijwel zonder contrôle). Hij gaat eerst naar Hoogeveen, dan, nog dezelfde dag, naar Arnhem, waar hij een week ondergedoken blijft. Om enige zaken te regelen, reist hij opnieuw naar Hoogeveen; als daar blijkt, dat hij over zijn geld niet kan beschikken, moet hij zijn plan, naar Zwitserland uit te wijken, opgeven. Hij duikt onder bij een boer in Hoogeveen (Flokstra), waar behalve zijn vrouw, zijn schoonouders en nog enige familieleden nog anderen onderdak hebben gevonden. Daar blijven zij, in totaal elf onderduikers, tot het einde van de oorlog. Zij wonen in de hooischuur en helpen hun gastheer voorzover de veiligheidsmaatregelen dat toestaan. Eenmaal wordt door Duitsers, zonder resultaat, huiszoeking gedaan. Zijn echtgenote brengt maandenlang, eerst als zieke, daarna als ondergedokene, in het ziekenhuis in Heerenveen door.Bevrijding 11 april. Een week later woont de auteur weer met zijn vrouw en schoonouders in het huis van deze laatsten. Hij trouwt na de bevrijding kerkelijk.
De geïnterviewde wordt in Hollandia geboren als zoon van een stamhoofd. Hij vertelt over het dorpsleven, over naamgeving en zijn lagere schooltijd. Hij gaat in 1938 naar de vervolgschool in Manokwari. Hij heeft in 1944 een ontmoeting met een onderzeeboot en geeft advies over verblijfplaatsen van Japanse leger. In 1945 is hij gestationeerd op Borneo tijdens Bersiap waar hij volkstellingen verricht. Hij wordt daar in zijn been geschoten. Na de Tweede Wereldoorlog gaat hij naar Hollandia. Hij studeert op de academie van de bestuursschool. Als Nieuw Guinea bevrijd gebied is, verliest zijn vader een deel van zijn arm door een onontplofte Amerikaanse granaat. In 1946 assisteert hij in Sorong bij het administreren van 40.000 Japanse krijgsgevangenen, en maakt zijn studie af. Hij wordt ingeschakeld in verband met het weerleggen van de claim van de sultan van Tidore op Nieuw Guinea. Hij vertelt over zijn politieke bewustwording en papuanisering. Hij gaat in 1950 naar Nederland voor verdere studie op juridische en bestuurlijke vlak. Hij wordt door de gemeenschap gedwongen om te scheiden van zijn eerste vrouw, omdat zij door Ambonese militairen verkracht is. In 1949 woont hij de rondetafelconferentie bij onder de naam South Pacific Commision, waar over de toekomst van de zuid Pacific wordt gesproken. Hij ontmoet zijn tweede vrouw. Hij neemt vervolgens deel aan de Nieuw Guinea Raad verkiezingen, voert campagne en zet een bedrijfje op voor de houtkap in Geelvink Baai. Hij stelt politieke programma’s op en ontwerpt de Papua vlag. Daarna gaat hij naar New York om deel te nemen aan de Nederlandse delegatie bij de Verenigde Naties. Hij neemt zijn vrouw en 3 kinderen mee, die in Nederland zullen verblijven. Hij vertelt tenslotte over de New York Agreement. De geïnterviewde maakte deel uit van de ervaringsgemeenschap van ooggetuigen van een migratiegeschiedenis van Nieuw Guinea naar Nederland.
In 1943 wordt C. Hakkert lid van de knokploeg van Joop Dubbeldeman. Hakkert vertelt over de problemen die er rond Dubbeldeman rezen, wat uitliep op de verwijdering van Dubbeldeman uit de BS.In de RVV zat ook een 'tramploeg' van de NZHTM. Hakkert bleef lid van de BS tot kort na de bevrijding.
Archief van Betsij Henriette (Betty) Trompetter (Hoogeveen, 27 februari 1917 - Voorburg, 23 april 2003) Schuilnamen: Christina Cornelia de Hoog (Tineke), Hillegonda Annetta Alia (Gon) van der Laan. Verzetsdeelneemster. In 1945 gehuwd met Albert Henry van der Harst. Haar ouders (Roselina van Wijnbergen en David Joël Trompetter) en beide broers (Joël en Bram) werden in de nacht van 2 op 3 oktober 1942 in Hoogeveen op racistische grond gearresteerd en na een verblijf in Westerbork op transport gezet naar kamp Auschwitz. Haar ouders werden op 5 november 1942 kort na aankomst in Auschwitz vergast, Joël overleed op 17 maart 1944 in Auschwitz, Bram kwam op 21 januari 1945 om bij een ‘dodenmars'. Haar zus Henny werd via Westerbork op transport gezet naar Theresienstadt en uiteindelijk in Kratzau bevrijd. Toen haar familie gearresteerd werd woonde Betty Trompetter in de Viottastraat te Amsterdam. Door onder te duiken wist ze aan de razzia's te ontkomen. Op 28 november 1942 dook ze onder in pension 'De Roo' in Ugchelen, waar ze haar toekomstige echtgenoot Albert Henry van der Harst leerde kennen. Op 4 maart 1943 vertrokken ze, begeleid door Johannes Post van de verzetsgroep KP naar een onderduikadres in Rijnsburg. Op verzoek van Post besloot ze later koerierster voor het verzet te worden. Zij reisde door het hele land, wisselde informatie uit en bezorgde bonkaarten, valse identiteitsbewijzen en wapens. In de onderduik maakte Betty gebruik van een persoonsbewijs van Christina Cornelia de Hoog ('Tineke'). Later kreeg ze een persoonsbewijs van Hillegonda Annetta Alida van der Laan ('Gon'). Ze heeft meegewerkt aan de overval op het Huis van Bewaring aan de Amsterdamse Weteringschans. Deze overval is verraden. Ze werd 14 juli 1944 in de Amsterdamse Kinkerstraat opgepakt en gevangengezet in het Huis van Bewaring aan de Amstelveenseweg. Hier ontdeed zij zich van bezwarende documenten, die zij in haar corset droeg. Eind deze maand is ze naar Kamp Vught gebracht, vanwaar ze op 6 september 1944 naar Ravensbrück werd gebracht. Hier verrichtte ze ondermeer werk als stratenmaker. Na ongeveer een maand werd ze naar Dachau vervoerd waar ze op 15 oktober 1944 aankwam. Met haar medegevangenen liep ze dagelijks naar de AGFA-Kamera Werke fabriek nabij München. Hier moest ze zelfontspanners voor afweergeschut inregelen. Haar Joodse identiteit bleef onbekend. Na de bevrijding, die voor haar kwam op 30 april 1945, werd ze twee weken opgevangen in Parijs, waar zij en haar lotgenoten als helden werden onthaald. Bij aankomst in Nederland was niets geregeld. Zijn woonde na haar terugkeer in Amsterdam. Op een driehoekig stuk groen textiel heeft zij de namen en data van haar gevangenissen in wit geborduurd: [gevangenis] Amstelveenseweg, Vught, Den Bosch, Ravensbrück (met een rode driehoek met een ‘N’) en Dachau. Bij het laatste kamp ontbreekt een einddatum. In het geheel van 3 augustus 1944 tot de bevrijding, 30 april 1945. Het archief behelst de geborduurde doek, de kampnummers '123220' en '66950', een rode driehoek met opschrift ‘N’, een adresboekje in de vorm van samengebonden rondjes en enige documenten betreffende haar repatriëring.
Een kinderboek met de titel: "Vrij!" door P. de Zeeuw J.Gzn. en uitgegeven door: "Uitg. Comp. "De Branding" de Bilt". In het boek staan verhalen over de bezetting en de bevrijding van Nederland en een lied: "Hoezee! Wij breken uit de band" met tekst van Dico van der Meer en muziek van Klaas van Beeck. Op de omslag is een zwart-wit portret van Koningin Wilhelmina afgedrukt. In het boek staat geschreven dat het eigendom is van "Mannie Mulder; Woonplaats: Coev. straat 133; Geboren (datum): 9 Februari 1939; Gemeente: Hoogeveen; Uitgereikt door, of ontvangen van: (stempel) 'Ned. Herv. Schoolvereen. Hoogeveen - Noord' op de 32 Aug. 1945 ter gelegenheid van Koninginnefeest". Zij zat toen in de eerste klas van de Hervormde school. Het boek heeft altijd op tafel gelegen in het ouderlijk huis: Coevorderstraatweg 133, Noordscheschut (foto niet origineel) en daardoor behoorlijk gehavend. Haar broertje Dirck Mulder heeft ook zijn naam op de voorkant en achterkant van het boek gezet. Bij het boek hoort ook een foto (niet origineel) van Mannie, Dirck en hun moeder tijdens het 'Koninginnefeest'. Ze hebben zich versierd met oranje linten.
AR-politicus en kamerlid (fractievoorzitter). In de oorlog wordt Aanjtjes in 1943 voor de Arbeidsinzet opgeroepen. Hij komt in Güstrow terecht, een provinciestadje in Mecklenburg, waar hij als postbesteller werkt. Ten einde naar Nederland terug te keren, meldt Aantjes zich bij de Germaanse SS aan. In oktober 1944 wordt hij in een kazerne van de Landstorm in Hoogeveen ondergebracht. Als hij weigert tot de Waffen-SS toe te treden, wordt Aantjes naar het strafkamp Port Natal, bij Assen, vervoerd. Hij moet spit- en graafwerkzaamheden verrichten, maar wordt later klerk en administrateur. Na enige omzwervingen komt Aantjes in Emmen terecht, waar hij in april 1945 wordt bevrijd. Het eerste gedeelte van het archief betreft zijn politieke leven van 1959-1978. Het tweede gedeelte betreft zijn niet politieke werkzaamheden. Er zitten nauwelijks stukken uit de oorlogsjaren in het archief, maar wel veel stukken over zijn val in de Tweede Kamer.
Het bevrijdingsmonument herinnert de inwoners van Rijnsburg aan de bezettingsjaren en het herwinnen van vrijheid en vrede. 'Het gedenkteken appelleert aan datgene waar gedurende vijf oorlogsjaren voor gevochten is en waar menigeen zijn leven voor gegeven heeft. Het gedenkteken beoogt een blijvende waarschuwing te zijn voor de hedendaagse jeugd tegen het gevaar wat er ook na 50 jaar nog is in de vorm van discriminatie, fascisme en onverdraagzaamheid.' Het monument is geplaatst aan de Johannes Poststraat. Post was een verzetsstrijder die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Rijnsburg een schuilplaats vond. Hij werd geboren op 4 oktober 1906 in Hollandscheveld bij Hoogeveen. Tijdens de bezetting liet hij zijn welvarend landbouwbedrijf in Oosterhesselen (Drenthe) in de steek om zich geheel aan het verzetswerk te kunnen wijden. Hij speelde een belangrijke rol, met name in de landelijke Knokploegen. Post was leider van de K.P. in het noorden van Nederland en ondernam veel sabotageacties en overvallen op distributiekantoren en gevangenissen. Ook was hij de drijvende kracht achter het verzet in Nieuwlande, een dorp dat werd onderscheiden met de Yad Vashem-oorkonde vanwege het grote aantal joodse onderduikers dat hier in de oorlog verbleef. In de nacht van 14 op 15 juli 1944 werd een overval gepleegd op het Huis van Bewaring aan de Weteringschans in Amsterdam om gevangen verzetsmensen te bevrijden. De KP'ers hadden de medewerking gevraagd van de bewaker Boogaart. Als garantie zou Post de moeder van Boogaart van huis halen, maar toen hij op het adres aankwam, was dit bezet door de Sicherheitsdienst. Boogaart had de hele onderneming aan de bezetter verraden. Van de zestien KP-ers die de kraak pleegden, kreeg de bezetter er zes in handen. De anderen konden vluchten, hoewel er verscheidene waren aangeschoten. Johannes Post werd op 16 juli 1944 in de duinen bij Bloemendaal gefusilleerd. De vooraanstaande verzetsman werd begraven op de Erebegraafplaats te Overveen. Oprichting Aanleiding voor oprichting van het gedenkteken was de 50ste herdenking van de bevrijding. Onthulling Het monument is onthuld op 29 mei 1995 door mevrouw Betty van der Harst-Trompetter, koerierster van Johannes Post.
Het monument voor Johannes Post in Darp (gemeente Westerveld) is een eerbetoon aan deze verzetsstrijder. Johannes Post werd geboren op 4 oktober 1906 in Hollandscheveld bij Hoogeveen. Tijdens de bezetting liet hij zijn welvarende landbouwbedrijf in Oosterhesselen (Drenthe) in de steek om zich geheel aan het verzetswerk te kunnen wijden. Hij speelde een belangrijke rol, met name in de landelijke Knokploegen. Post was leider van de KP in het noorden van Nederland en ondernam veel sabotageacties en overvallen op distributiekantoren en gevangenissen. Ook was hij de drijvende kracht achter het verzet in Nieuwlande, een dorp dat werd onderscheiden met de Yad Vashem-oorkonde vanwege het hoge aantal joodse onderduikers dat hier in de oorlog verbleef. In de nacht van 14 op 15 juli 1944 werd een overval gepleegd op het Huis van Bewaring aan de Weteringschans in Amsterdam om gevangen verzetsmensen te bevrijden. De KP'ers hadden de medewerking gevraagd van de bewaker Boogaart. Als garantie zou Post de moeder van Boogaart van huis halen, maar toen hij op het adres aankwam, was het huis bezet door de Sicherheitsdienst. Boogaart had de gehele onderneming aan de bezetter verraden. Van de zestien KP'ers die de kraak pleegden, kreeg de bezetter er zes in handen. De anderen konden vluchten, hoewel er verscheidene waren aangeschoten. Johannes Post werd op 16 juli 1944 in de duinen bij Bloemendaal gefusilleerd. De vooraanstaande verzetsman werd begraven op de Erebegraafplaats te Overveen.
Het monument 'Op de bres voor een ander' te Sneek is opgericht ter nagedachtenis aan de omgekomen verzetsman Johannes Post. Johannes Post werd geboren op 4 oktober 1906 in Hollandscheveld bij Hoogeveen. Tijdens de bezetting liet hij zijn welvarend landbouwbedrijf in Oosterhesselen (Drenthe) in de steek om zich geheel aan het verzetswerk te kunnen wijden. Hij speelde een belangrijke rol, met name in de landelijke Knokploegen. Post was leider van de KP in het noorden van Nederland en ondernam veel sabotageacties en overvallen op distributiekantoren en gevangenissen. Ook was hij de drijvende kracht achter het verzet in Nieuwlande, een dorp dat werd onderscheiden met de Yad Vashem-oorkonde vanwege het hoge aantal joodse onderduikers dat hier in de oorlog verbleef. In de nacht van 14 op 15 juli 1944 werd een overval gepleegd op het Huis van Bewaring aan de Weteringschans in Amsterdam om gevangen verzetsmensen te bevrijden. De KP'ers hadden de medewerking gevraagd van de bewaker Boogaart. Als garantie zou Post de moeder van Boogaart van huis halen, maar toen hij op het adres aankwam, was dit bezet door de Sicherheitsdienst. Boogaart had de gehele onderneming aan de bezetter verraden. Van de zestien KP'ers die de kraak pleegden, kreeg de bezetter er zes in handen. De anderen konden vluchten, hoewel er verscheidene waren getroffen. Johannes Post werd op 16 juli 1944 in de duinen bij Bloemendaal gefusilleerd. De vooraanstaande verzetsman werd begraven op de Erebegraafplaats te Overveen. Onthulling Het monument is onthuld op 13 oktober 1969. Het schoolgebouw is in 1968 geopend door de weduwe van Johannes Post.
Het monument op het voormalig Huis van Bewaring in Amsterdam herinnert aan het gebouw dat in de Tweede Wereldoorlog door de Sicherheitsdienst en de Gestapo werd gebruikt als strafinrichting voor politieke gevangenen. Over het algemeen was deze gevangenis het eerste station op weg naar een concentratiekamp of fusillade. 20.000 à 30.000 politieke gevangenen hebben korte of langere tijd gevangen gezezten in het Huis van Bewaring aan de Weteringschans. In 1944 zijn door het verzet twee overvallen op het gebouw gepleegd in een poging de gevangenen te bevrijden. De eerste overval werd geleid door Gerrit van der Veen en de tweede overval door Johannes Post. De Amsterdamse beeldhouwer Gerrit van der Veen was oprichter van het blad De Vrije Kunstenaar en van de Persoonsbewijzen Centrale. Zijn atelier stond aan de Zomerdijkstraat, waar hij met vrienden van zijn verzetsgroep plannen smeedde tegen de bezetter. Op 27 maart 1943 is onder zijn leiding een gewapende overval gepleegd op het bevolkingsregister in de vroegere concertzaal van Artis. Twaalf leden van de verzetsgroep werden door de bezetter opgepakt, maar Van der Veen wist te ontkomen en zette zijn illegale werk voort vanuit onderduikadressen. Bij de overval op het Huis van Bewaring aan de Weteringschans werd Van der Veen tijdens een vuurgevecht met Duitse soldaten door een kogel in zijn rug getroffen. Vrienden wisten hem te verbergen, maar de jacht op zijn groep ging door. Uiteindelijk heeft de bezetter de schuilplek van Van der Veen ontdekt. Hij werd gearresteerd en is op 10 juni 1944 samen met drie van zijn vrienden in de duinen bij Wassenaar gefusilleerd. Gerrit van der Veen werd begraven op de Erebegraafplaats te Overveen. In Amsterdam is een straat naar Gerrit van der Veen genoemd. Ook herinneren het 'Monument voor het Kunstenaarsverzet' aan de Plantage Westermanlaan en het monument aan de Zomerdijkstraat aan Van der Veen. Johannes Post werd geboren op 4 oktober 1906 in Hollandscheveld bij Hoogeveen. Tijdens de bezetting liet hij zijn welvarend landbouwbedrijf in Oosterhesselen (Drenthe) in de steek om zich geheel aan het verzetswerk te kunnen wijden. Hij speelde een belangrijke rol, met name in de landelijke Knokploegen. Post was leider van de KP in het noorden van Nederland en ondernam veel sabotageacties en overvallen op distributiekantoren en gevangenissen. Ook was hij de drijvende kracht achter het verzet in Nieuwlande, een dorp dat werd onderscheiden met de Yad Vashem-oorkonde vanwege het hoge aantal joodse onderduikers dat hier in de oorlog verbleef. In de nacht van 14 op 15 juli 1944 heeft zijn verzetsgroep een overval gepleegd op het Huis van Bewaring aan de Weteringenschans in Amsterdam om gevangen verzetsmensen te bevrijden. De KP'ers hadden de medewerking gevraagd van de bewaker Boogaart. Als garantie zou Post de moeder van Boogaart van huis halen, maar toen hij op het adres aankwam, was dit bezet door de Sicherheitsdienst. Boogaart had de gehele onderneming aan de bezetter verraden. Van de zestien KP'ers die de kraak pleegden, kreeg de bezetter er zes in handen. De anderen konden vluchten, hoewel er verscheidene waren aangeschoten. Johannes Post werd op 16 juli 1944 in de duinen bij Bloemendaal gefusilleerd. De vooraanstaande verzetsman werd begraven op de Erebegraafplaats te Overveen. Onthulling Het monument is onthuld op 25 februari 1993 door toenmalig burgemeester Ed van Thijn.
De gedenksteen voor het voormalig Huis van Bewaring in Amsterdam herinnert aan het gebouw dat in de Tweede Wereldoorlog door de Sicherheitsdienst en de Gestapo werd gebruikt als strafinrichting voor politieke gevangenen. Over het algemeen was deze gevangenis het eerste station op weg naar een concentratiekamp of fusillade. 20.000 à 30.000 politieke gevangenen hebben korte of langere tijd gevangen gezezten in het Huis van Bewaring aan de Weteringschans. In 1944 zijn door het verzet twee overvallen op het gebouw gepleegd in een poging de gevangenen te bevrijden. De eerste overval werd geleid door Gerrit van der Veen en de tweede overval door Johannes Post. De Amsterdamse beeldhouwer Gerrit van der Veen was oprichter van het blad De Vrije Kunstenaar en van de Persoonsbewijzen Centrale. Zijn atelier stond aan de Zomerdijkstraat, waar hij met vrienden van zijn verzetsgroep plannen smeedde tegen de bezetter. Op 27 maart 1943 is onder zijn leiding een gewapende overval gepleegd op het bevolkingsregister in de vroegere concertzaal van Artis. Twaalf leden van de verzetsgroep werden door de bezetter opgepakt, maar Van der Veen wist te ontkomen en zette zijn illegale werk voort vanuit onderduikadressen. Bij de overval op het Huis van Bewaring aan de Weteringschans werd Van der Veen tijdens een vuurgevecht met Duitse soldaten door een kogel in zijn rug getroffen. Vrienden wisten hem te verbergen, maar de jacht op zijn groep ging door. Uiteindelijk heeft de bezetter de schuilplek van Van der Veen ontdekt. Hij werd gearresteerd en is op 10 juni 1944 samen met drie van zijn vrienden in de duinen bij Wassenaar gefusilleerd. Gerrit van der Veen werd begraven op de Erebegraafplaats te Overveen. In Amsterdam is een straat naar Gerrit van der Veen genoemd. Ook herinneren het 'Monument voor het Kunstenaarsverzet' aan de Plantage Westermanlaan en het monument aan de Zomerdijkstraat aan Van der Veen. Johannes Post werd geboren op 4 oktober 1906 in Hollandscheveld bij Hoogeveen. Tijdens de bezetting liet hij zijn welvarend landbouwbedrijf in Oosterhesselen (Drenthe) in de steek om zich geheel aan het verzetswerk te kunnen wijden. Hij speelde een belangrijke rol, met name in de landelijke Knokploegen. Post was leider van de KP in het noorden van Nederland en ondernam veel sabotageacties en overvallen op distributiekantoren en gevangenissen. Ook was hij de drijvende kracht achter het verzet in Nieuwlande, een dorp dat werd onderscheiden met de Yad Vashem-oorkonde vanwege het hoge aantal joodse onderduikers dat hier in de oorlog verbleef. In de nacht van 14 op 15 juli 1944 heeft zijn verzetsgroep een overval gepleegd op het Huis van Bewaring aan de Weteringenschans in Amsterdam om gevangen verzetsmensen te bevrijden. De KP'ers hadden de medewerking gevraagd van de bewaker Boogaart. Als garantie zou Post de moeder van Boogaart van huis halen, maar toen hij op het adres aankwam, was dit bezet door de Sicherheitsdienst. Boogaart had de gehele onderneming aan de bezetter verraden. Van de zestien KP'ers die de kraak pleegden, kreeg de bezetter er zes in handen. De anderen konden vluchten, hoewel er verscheidene waren aangeschoten. Johannes Post werd op 16 juli 1944 in de duinen bij Bloemendaal gefusilleerd. De vooraanstaande verzetsman werd begraven op de Erebegraafplaats te Overveen. Oprichting De architect en ontwerper van het monument, Pieter Zaanen, heeft ook de nieuwbouw rond het Max Euweplein ontworpen. Onthulling Het monument is onthuld in 1992.
Het gedenkpaneel in de Sint Martinikerk in Sneek is opgericht ter nagedachtenis aan zes medeburgers die tijdens de bezettingsjaren in de strijd voor vrijheid zijn omgekomen. De namen van de zes slachtoffers luiden: Jouke de Boer, Jouke Cnossen, Gerrit Kaspersma, Klaas Koelstra, Kornelis Loyenga en Willem Santema. Jouke de Boer werd geboren op 26 augustus 1922 in Rinsumageest. Hij studeerde diergeneeskunde aan de Utrechtse universiteit. Als fel tegenstander van de bezetter sloot hij zich al spoedig aan bij het studentenverzet en weigerde hij de loyaliteitsverklaring te tekenen. Via diverse schuiladressen ging hij naar zijn vriendin in Culemborg, waar hij zich aansloot bij de L.O. De Boer werd in Utrecht plaatsvervangend leider van de provinciale afdeling. Toen hij op 13 juli 1943 naar Amsterdam moest om op een bepaald adres persoonsbewijzen af te geven, werd hij gearresteerd en naar het Huis van Bewaring aan de Weteringschans gebracht. Na verhoor werd hij overgebracht naar kamp Vught, vanwaar hij op 5 september met een groep medegevangenen op transport werd gesteld naar Duitsland voor verplichte tewerkstelling in de oorlogsindustrie. Op 10 april 1945 werd het kamp Oraniënburg-Sachsenhausen, waar hij verbleef, door de Amerikanen gebombardeerd. Hij raakte gewond en overleed dezelfde dag aan zijn verwondingen. Jouke Cnossen werd geboren op 3 maart 1920 in Kubaard. Tijdens de bezetting woonde hij in Sneek. In september 1944 werd hij gearresteerd, omdat hij een uitgezaagd dubbeltje ('Koninginnekopje') op zijn rever droeg. Na zijn arrestatie werd hij naar kamp Vught gebracht en daarna op transport gesteld naar Duitsland. Bij de bevrijding verbleef Cnossen in het kamp Sandborstel. Hij werd overgebracht naar het 86ste Britse hospitaal in Rothenburg, waar hij ten gevolge van uitputting stierf op 15 mei 1945. Hij werd begraven op de N.H. begraafplaats te Kubaard. Gerrit Kaspersma werd geboren op 21 oktober 1920 in IJlst. De soldaat sneuvelde op 12 mei 1940 in de strijd tegen de bezetter. Hij werd begraven op de Algemene begraafplaats in zijn geboorteplaats. Klaas Koelstra werd geboren op 3 maart 1914 in Balk. Hij was hoofd van de distributiedienst in Sneek en medewerker van de Landelijke Organisatie voor hulp aan Onderduikers (L.O.). In de nacht van 13 op 14 juli 1944 werd Koelstra uit zijn huis aan de Troelstrakade gehaald en op de Leeuwarderweg doodgeschoten. Hij was een van de vier slachtoffers die in de 'Sneker bloednacht' werden vermoord door een groep NSKK-mannen, die onder leiding stond van Jan Ale Visser. Deze handlanger van de Sicherheitsdienst in Groningen had ook op 4 juni 1944 een hoofdrol gespeeld in de overval op de boerderij van Hylke Watzema in Tijnje. De represaillemaatregel in Sneek was het gevolg van de ontvoering van de NSKK-man Geale van der Kooij, die te veel van de plaatselijke verzetsbeweging wist. Hij werd in Scharnegoutum door een geallieerde piloot geliquideerd. Klaas Koelstra werd begraven op de Algemene begraafplaats te Sneek. Kornelis Loyenga werd geboren op 2 december 1919 in Sneek. De soldaat raakte tijdens de gevechten op 10 mei 1940 in Hardenberg gewond. Hij stierf op 12 mei 1940 in Hoogeveen en werd op de Algemene begraafplaats begraven. Willem Santema werd geboren op 2 maart 1902 in Scharnegoutum. Hij was eigenaar van een elektrotechnisch bedrijf en lid van de Sneker gemeenteraad voor de Christelijk-Historische Unie van 1939-1941. Santema was een van de grondleggers van het verzet in Sneek en opereerde onder de schuilnaam 'Ype Brandsma'. Ook was hij medewerker van de L.O., de Trouw-groep en de Raad van het Verzet. Voor deze laatste organisatie moest Santema op 22 december 1943 een vergadering bijwonen in Amsterdam. Dat adres was echter bezet door de Sicherheitsdienst. Santema werd gearresteerd en overgebracht naar het concentratiekamp Vught. Hier schreef Santema zijn Friese gedichten, die illegaal zijn uitgegeven. Op 10 augustus 1944 werd hij op 42-jarige leeftijd gefusilleerd, samen met 22 andere leden van de Trouw-groep. In Sneek is een straat naar Willem Santema genoemd.
Het oorlogsmonument in Wassenaar is opgericht ter nagedachtenis aan alle oorlogsslachtoffers en in het bijzonder aan de veertien medeburgers en de 44 Nederlandse militairen die tijdens de meidagen van 1940 in Wassenaar zijn omgekomen. Tevens herinnert het monument aan twee medeburgers die tijdens de strijd in het voormalig Nederlands-Indië zijn gesneuveld. De namen van de twee burgerslachtoffers luiden: H.W. Bos en H.H. Levy. Op 9 mei 1940 kreeg generaal Winkelman in zijn woning te Wassenaar een verontrustend bericht. Het ministerie van Defensie in Den Haag had van de Nederlandse militaire attaché in Berlijn, majoor G.J. Sas, vernomen dat de Duitse aanval op 10 mei zou plaatsvinden. Na overleg op het Algemeen Hoofdkwartier in Den Haag, spoedde generaal Winkelman zich laat in de avond naar Huis ten Bosch om koningin Wilhelmina persoonlijk te waarschuwen voor het dreigende gevaar. Nadat Winkelman weer was teruggekeerd op het hoofdkwartier, gaf hij om kwart over elf opdracht dat de troepen van de vliegveldbewaking en het luchtafweer vanaf 3.00 uur (een halfuur voor zonsopgang), paraat moesten zijn en dat dan ook alle weg- en brugversperringen klaar moesten zijn. Om twaalf uur lichtte hij de commandant van de Vesting Holland in dat hij, wanneer nodig, kon beschikken over onderdelen van het 1e legerkorps. Winkelman ging vervolgens naar huis. Op de stoep voor het hoofdkwartier zei hij tegen een andere officier: 'Nu kunnen de heren komen, wij hebben er alles aan gedaan wat wij kunnen. Ik ga nu naar huis een paar uur slaap pakken.' Al in de late avond van 9 mei was het luchtruim boven Nederland erg onrustig. Vanaf 1.30 uur meldden de luchtwachtdiensten enorme aantallen hoog overkomende formaties Duitse bommenwerpers, die in de richting van de kust vlogen. Men nam aan dat de toestellen op weg waren naar Engeland. Maar omstreeks 3.15 uur draaiden de bommenwerpers boven de Noordzee om en vlogen terug naar de kust. Een aantal toestellen vloog over het beboste gedeelte van Wassenaar naar het vliegveld Valkenburg. Toen het luchtafweergeschut in actie kwam, schrokken vele Wassenaarders wakker. De buurman van generaal Winkelman, de heer G.A.E. Gleichman, haastte zich naar het nog donkere huis van de opperbevelhebber. Toen de dochter opendeed, kwam Winkelman naar beneden, terwijl hij zijn uniform nog dichtknoopte. Gleichman (een vliegsportbeoefenaar) kon de generaal met zekerheid vertellen dat het Messerschmitts en Junkers waren en dat de mitrailleurs op gronddoelen gericht waren. De generaal werd met spoed naar het hoofdkwartier gebracht. Op dat moment waren op vliegveld Valkenburg in totaal zo'n 450 man aanwezig, onder commando van reservekapitein C. van Zuilen. Toen zij op het punt stonden om naar de kleidammen te vertrekken, naderden plotseling drie Duitse bommenwerpers. Door de exploderende bommen vielen hier de eerste slachtoffers aan Nederlandse zijde. Behalve het vliegveld werden ook het militaire kamp Waalsdorp en de Nieuwe Alexanderkazerne met bommen bestookt. Zestig militairen sneuvelden en tientallen raakten gewond. Omstreeks 4.30 uur werd boven het vliegveld de eerste groep Duitse 'Fallschirmjäger' uit transporttoestellen gedropt. Deze parachutisten kwamen neer in de weilanden ten noorden van de Maasdrift. De tweede groep para's werd een kwartier later afgeworpen en kwam ten noorden van het vliegveld neer. Terwijl vanuit een tiental rondcirkelende Duitse Heinkel HE-111 bommenwerpers de Nederlandse stellingen werden bestookt, kwamen ruim zeshonderd uit de gelande Junkers afkomstige militairen in actie. Aan Nederlandse zijde sneuvelden 29 militairen van de bewakingstroepen. Verder raakten 31 militairen gewond en werd ongeveer 160 man krijgsgevangen gemaakt. In Wassenaar waren drie luchtdoelartilleriestellingen geplaatst, namelijk ten zuiden van De Kievit, bij Kerkehout en aan de rand van het landgoed 'Ter Horst'. Omstreeks 4.50 uur wierpen Duitse vliegtuigen in de omgeving van het WAVO-park aan de Schouwweg, waar lichter luchtdoelgeschut was opgesteld, bommen af. Eén projectiel raakte de brug aan de zuidzijde van het complex. Hierbij werd een bewoner, de heer F.F. Kesting, dodelijk getroffen en raakten anderen gewond. In de loop van de morgen doken op verschillende plaatsen in Wassenaar-Zuid uit de duinen afkomstige Duitse militairen op. Na de eerste melding van vijandelijke vliegtuigen boven Zuid-Holland stegen even voor vier uur elf Fokker D-XXI vliegtuigen op van vliegveld De Kooy bij Den Helder. De toestellen waren amper in de lucht of ze moesten de strijd aanbinden met Duitse jagers en bommenwerpers, die het vliegveld aanvielen. De Fokkers kregen opdracht terug te keren. Eén piloot, wachtmeester J. van Zuijlen van het II-1 Luchtvaart Regiment in de '223', gaf geen gehoor aan deze oproep. Boven de duinen tussen Wassenaar en Katwijk raakte hij in gevecht met twee Duitse Heinkels, waarbij Van Zuijlen dodelijk werd getroffen. Zijn toestel bleef nog geruime tijd doorvliegen. Hij koerste bij Valkenburg tussen de Duitse formaties door, zonder enige reactie te geven. Boven Rijksdorp raakte het vliegtuig uit balans en stortte neer langs het fietspad ten noorden van deWassenaarse Slag. Duitse militairen borgen het lichaam van de piloot en begroeven het bij hotel 'Duinoord'. Een van Ypenburg opgestegen Douglas Northrop DB 8A/3N tweezitter raakte rond 4.30 uur boven Voorschoten in gevecht met vijf Messerschmitts. De Douglas '388' werd tijdens het gevecht in brand geschoten en stortte neer in de bosrand van het landgoed 'Ter Horst'. Sergeant-schutter G. Hagen van de 3e Jacht Vliegtuig Afdeling kwam hierbij om het leven. Hij werd ter plaatse begraven. De bezetter had op de eerste oorlogsdag grote verliezen aan manschappen geleden. De vliegvelden waren versperd, waardoor een verdere aanvoer van troepen onmogelijk was geworden. De Duitse troepen slaagden er dan ook niet in hun tocht naar Den Haag te voltooien. Maar de bezetter was nog niet verslagen. In het Wassenaarse duingebied bevond zich een aanzienlijke Duitse troepenmacht. Het Nederlandse leger was van plan met enkele bataljons vanuit Katwijk een zuiveringsactie uit te voeren. Bataljons van het 1e, 4e en 9e Regiment moesten het duinterrein in de richting van de Wassenaarse Slag uitkammen. Toen later bleek dat door vertragingen een gezamenlijk optreden onmogelijk was, werd het duinterrein bij Klein Berkheide als voorlopige eerste doellijn opgegeven. Maar dit bericht bereikte niet meer het langs de landzijde oprukkende bataljon van het 1e Regiment. Dit bataljon arriveerde na een zware tocht om 3.15 uur bij de Wassenaarse Slag. De commandant, reserve-majoor H.C. la Roi, liet zijn oververmoeide mannen hier enige tijd rusten. Na een uur werd het slapende bataljon verrast door een groep Duitse militairen die op weg was van de watertoren naar hotel 'Duinoord'. De Nederlanders werden met handgranaten en zware mitrailleurs bestookt. Bij dit gevecht sneuvelden commandant la Roi, een ondercommandant en twintig manschappen. Deze overval in de Wassenaarse duinen was het grootste militaire succes dat de Duitse troepen in hun strijd rond de residentie wisten te behalen. Vlak na de Duitse inval werd aan de Schouwweg (tegenover het huidige gedenkteken) een kleine, tijdelijke, oorlogsbegraafplaats in gebruik genomen. Het terrein behoorde vroeger bij het landgoed 'Ter Veken', dat gesticht was door de familie Van Schelle. In de meidagen van 1940 sneuvelden in Wassenaar (voor zover bekend) 14 burgers en 44 Nederlandse militairen. 12 militairen werden direct op 'Het Lange Duin' begraven. 24 gesneuvelde militairen kregen aanvankelijk een graf langs de Wassenaarse Slag, 2 bij de Albertushof aan de Katwijkseweg en wachtmeester Van Zuijlen kreeg een tijdelijk graf in de duinen bij hotel 'Duinoord'. Allen werden kort na de meidagen overgebracht naar 'Het Lange Duin'. Tevens werden op de begraafplaats twee Duitse militairen ter aarde besteld. Zij sneuvelden op 10 en 11 mei 1940. Burgerslachtoffers in Wassenaar tijdens de meidagen 1940: 10 mei 1940 : F.F. Kesting (75 jaar, bombardement), mevrouw Z. Knuppe-Mulder (62 jaar, doodgeschoten), A. Voorhove (39 jaar, doodgeschoten), C. Zuyderduyn (58 jaar, doodgeschoten). 11 mei 1940 : P.C. Overdevest (16 jaar, doodgeschoten), J. van der Wel (45 jaar, doodgeschoten). 12 mei 1940 : Ph.J. graaf van Zuylen van Nijevelt (41 jaar, doodgeschoten). 13 mei 1940 : C.J.W. Noordendorp (38 jaar, doodgeschoten). 14 mei 1940 : mevrouw C.M. den Hollander (55 jaar, doodgeschoten), L.Th. van Markwijk (71 jaar, doodgeschoten), mevrouw A.C. Rutgers-Palm (35 jaar, bombardement), J. Vrins (54 jaar, bombardement). 16 mei 1940 : A.J. Borsboom (64 jaar, bombardement). 22 mei 1940 : C.J. Kortekaas (55 jaar, doodgeschoten) Door oorlogshandelingen tijdens de meidagen 1940 in Wassenaar gesneuvelde Nederlandse militairen: 10 mei 1940 : G. Hagen (dpl. sergeant-luchtschutter 3e JA.VA. 5e groep 2e Luchtvaartregiment, wonende te Ermelo), M.C.M. Kamps (33 jaar, dpl. wachtmeester 1 RHM, wonende te Apeldoorn), J. Smit (21 jaar, dpl. soldaat 1 RHM, wonende te Terschelling), M.J. Warmerdam (22 jaar, dpl. soldaat 1 RHM, wonende te Lisse), S. Weiland (21 jaar, huzaar 2-1 RHM, wonende te Opsterland), J. van Zuijlen (28 jaar, dpl. wachtmeester-vlieger, wonende te Soest). 11 mei 1940 : W.H.M. Bartels (29 jaar, korporaal art. meetafd., wonende te Den Haag), W.F. Bathoorn (32 jaar, dpl. soldaat 3-1-1 RI, wonende te Noorddijk), J. Benjamins (32 jaar, dpl. soldaat Staf 1-1 RI, wonende te Coevorden), F. Blaak (28 jaar, dpl. soldaat 3-1-1 RI, wonende te Emmen), F.W. van Dam (23 jaar, wachtm. 6 Reg. veldart., geboren te Wassenaar), J. Dost (23 jaar, dpl. soldaat 1-1-1 RI, wonende te Veendam), B. Duursema (22 jaar, dpl. soldaat 2-2-1 RI, wonende te Emmen), R. van Dijk (22 jaar, dpl. soldaat 1-1-1 RI, wonende te Het Bildt, Fr.), H.A. Dijkstra (25 jaar, dpl. soldaat 1-1-1 RI, wonende te Weststellingwerf), J.Th. Gerards (25 jaar, dpl. soldaat Staf 1-1 RI, wonende te Deventer), J. Hidding (22 jaar, dpl. soldaat 1-1-1 RI, wonende te Onstwedde), J.H. van der Hoeff (27 jaar, dpl. soldaat 3-1 RI, wonende te Weststellingwerf), E. Huberts (21 jaar, dpl. soldaat 3-1-1 RI, wonende te Roden), A. Huisman (24 jaar, dpl. soldaat Staf 1-1 RI, wonende te Opsterland), H. Klinkhamer (20 jaar, dpl. soldaat 3-1-1 RI, wonende te Anloo), S. Koen (27 jaar, dpl. soldaat 3-1-1 RI, wonende te Utingeradeel), J. Koopman (23 jaar, dpl. soldaat 3-1-1 RI, wonende te Emmen), A. Koops (23 jaar, dpl. soldaat M.C. 1-1 RI, wonende te Beilen), G. Jangstra (24 jaar, dpl. soldaat M.C. 1-1 RI, wonende te Leeuwarden), W. Meijering (28 jaar, dpl. soldaat M.C. 1-1 RI, wonende te Beilen), A. Niemijer (21 jaar, dpl. soldaat 1-1-1 RI, wonende te Nijmegen), W. Olthof (26 jaar, sergeant 3-1-1 RI, wonende te Veendam), O. Popkes (29 jaar, sergeant M.C. 1-1 RI, wonende te Rolde), C. Reinhardus (44 jaar, kapt. en comm. 2-1-1 RI, wonende te Assen), H.C. la Roi (48 jaar, reserve-majoor en bataljonscommandant Staf 1-1 RI, wonende te Leeuwarden), K. Schaafsma (27 jaar, dpl. soldaat 9 RI, wonende te Sneek), C. Stellingwerf (24 jaar, sergeant Staf 1-1 RI, wonende te Assen), J. Wever (22 jaar, dpl. soldaat M.C. 1-1 RI, wonende te Beilen). 12 mei 1940 : L. Bosman (26 jaar, dpl. soldaat M.C. 1-1 RI, wonende te Beilen), G. Warmels (21 jaar, dpl. soldaat 1 RHM, wonende te Hoogeveen). 13 mei 1940 : A. Blaauwbroek (28 jaar, dpl. soldaat M.C. 2-1 RI, wonende te Haarlem), J.W. van Spijker (21 jaar, dpl. soldaat 2-1 RHM, wonende te Zwollerkarspel), J. Stuijt (21 jaar, dpl. soldaat 2e Luchtv. reg.). 14 mei 1940 : J. Mulder (29 jaar, korporaal 16 RI, wonende te Schiedam), J. van Houten (25 jaar, dpl. soldaat M.C. 2-1 RI, wonende te Assen), H. Tolsma (20 jaar, dpl. soldaat 2-1 RHM, wonende te Opsterland). 18 mei 1940 : J.D. Goedhard (21 jaar, dpl. soldaat 1 R gren., wonende te Rotterdam), D. Lambinon (23 jaar, sergeant 4 RI, wonende te Leiden). Oprichting Kort na de meidagen van 1940 werd door de Vereniging voor Vreemdelingenverkeer 'Wassenaar Vooruit' een comité gevormd, waarin allerlei vertegenwoordigers uit de Wassenaarse burgerij zitting hadden. Dit comité wilde geld inzamelen voor het oprichten van een gedenkteken op 'Het Lange Duin'. Het bijeengebrachte bedrag werd aangevuld met de kasgeleden van de op last van de bezetter ontbonden Bijzondere Vrijwillige Landstorm en de Wassenaarse Burgerwacht. In januari 1941 gaf de gemeente Wassenaar de beeldhouwer Albert Termote opdracht een ontwerp voor een gedenkteken te maken. Tot uitvoering van de plannen kwam het echter niet. Wel vervaardigde de kunstsmid J.G. van Tol gratis een smeedijzeren hek voor de ingang van de begraafplaats, terwijl N.H. Winnubst belangeloos het schilderwerk van het hek op zich nam. Na de bevrijding werd het plan om een monument op te richten weer opgepakt. 'Wassenaar Vooruit' benoemde uit haar midden een nieuwe commissie, die ook weer contact opnam met de beeldhouwer Termote. Toen bleek dat zijn ontwerp te duur zou worden, werd naar de mogelijkheid gekeken om een stenen bank met beeldhouwwerk te plaatsen. Maar de nieuwe ontwerpen voldeden niet aan de kwaliteitseisen. De commissie wendde zich tot burgemeester Van Wijnbergen, die adviseerde een nieuwe commissie van advies in het leven te roepen. Deze commissie werd gevormd door prof. dr. J.G. van Gelder, architect A.H. Wegerif en tuinarchitect H. Roeters van Lennep. Na een uitvoerig overleg kwamen beide commissies tot de conclusie dat een vrijstaand monument de voorkeur verdiende. Professor Van Gelder stelde de volgende richtlijnen op voor de vormgeving van het gedenkteken: 'Een stervende strijder. Zijn zwaard ontvalt zijn hand, de blik is naar boven gericht in aanschouwing van de hoogste waarheid (God), waarvoor hij met zijn linkerhand op de borst getuigt van zijn daad voor waarachtigheid en bevrijding.' Onthulling Het monument is onthuld op 13 december 1952 door mevrouw P.F. Oberg-Balkenende, weduwe van de op 'Het Lange Duin' begraven verzetsstrijder J.M. Oberg. Vervolgens werd het gedenkteken namens de initiatiefnemers door mr. H.E. Waalkens aan de gemeente overgedragen. Na een toespraak door burgemeester Van Wijnbergen, speelde Excelsior twee coupletten van het Wilhelmus en legden burgemeester Van Wijnbergen en reserve-kolonel J.M. Kolff namens de Koninklijke Vereniging Ons Leger kransen. Vertegenwoordigers van de oud-strijders van het voormalige 4e Regiment Infanterie en van enkele plaatselijke verenigingen brachten een bloemenhulde. Begraafplaats 'Het Lange Duin' was in 1949 door vijf leden van de familie Van Schelle voor onbepaalde tijd aan de gemeente Wassenaar in bruikleen gegeven. In de notariële akte werd de bepaling opgenomen dat indien de gemeente zou overgaan tot het stichten van een openbare begraafplaats, uiterlijk vijf jaren na het in gebruik nemen van deze begraafplaats de bruikleenovereenkomst beëindigd zou worden. In juni 1980 nam de gemeenteraad het besluit om over te gaan tot de aanleg van een algemene begraafplaats en de opheffing van de oorlogsbegraafplaats aan de Schouwweg. Nadat de nabestaanden van de oorlogsslachtoffers waren ingelicht, werd in januari 1982 door de Oorlogsgravenstichting begonnen met het opgraven van de stoffelijke overschotten van de 61 slachtoffers. De stoffelijke resten van de militairen werden overgebracht naar de Grebbeberg en die van de burgerslachtoffers naar Loenen. Het gedenkteken werd verplaatst naar de overkant van de Schouwweg, op een stuk grond dat ter beschikking werd gesteld door de Wilhelmina Alida Stichting. Na de ontruiming van de begraafplaats kwam de secretaris van de Stichting Oranjehotel, de heer W.A. Brug, met het idee om de namen van hen die op 'Het Lange Duin' begraven zijn geweest, levend te houden door middel van een herinneringsplaquette bij het monument. Deze suggestie werd door het college van B & W overgenomen en op 6 mei 1983 kon het college de Stichting Oranjehotel berichten dat 'de gevraagde natuurstenen borden' bij het monument waren geplaatst. Op 20 april 2006 zijn de twee plaquettes voor de in het voormalig Nederlands-Indië gesneuvelde militairen Bos en Levy onthuld door waarnemend burgemeester Dr. L. van Leeuwen en nabestaande mevrouw W. Bos-Balvert.
Herengracht 380 1016 CJ Amsterdam