Ga direct naar: Hoofdnavigatie
Ga direct naar: Inhoud
Filter op
Geen filters gevonden
Geen filters gevonden
Geen filters gevonden
Geen filters gevonden
Scheller, R.W.H.P.
Object

Plakboek tijdens de bezettingsjaren vervaardigd door Robert Walter Hans Peter Scheller (geboren, 11-7-1929 -). Verzetsdeelnemer. -Album met donkerbruine kaft, en op voorzijde en rug in goudgekleurde letters ‘Courant knipsels’ gedrukt. Voorin het album een handgeschreven lijst met data van oorlogshandelingen en aan de oorlog gerelateerde gebeurtenissen in de periode tussen 1-9-1939 (Duitse oorlogsverklaring aan Polen) en 10-5-1940 (Duitse inval in Nederland). Gevolgd door 60, loszittende genummerde dubbele pagina’s, waarvan 48 beplakt met circa 100 fotoafbeeldingen in zwart wit, hoofdzakelijk afkomstig uit het Duitse weekblad “Berliner Illustrirte Zeitung”: Pagina’s 1-5 met algemene aan de oorlog gerelateerde afbeeldingen. Pagina’s 6-16 betreft afbeeldingen van Nederland tijdens de meidagen. Onder andere: -1 afbeelding van Baron van Haersma de With, Nederlands gezant te Berlijn, die de kamer van de Duitse minister van Buitenlandse Zaken Von Ribbentrop verlaat enekel uren na de Duitse inval in Nederland. - Afbeelding van Duitse soldaten aan de Nederlandse grens. - Afbeelding van Duitse stoottroepen in Rotterdam. - Afbeelding van Duitse paratroepen boven Den Haag. - Afbeelding van Duitse paratroepen in Den Haag. - Paginagrote luchtfoto van de aanval op het vliegveld van Katwijk; met daarop handgeschreven genummerde markeringen en opgeplakte legenda. - Foto’s [6 stuks] van Nederlandse soldaten (waarschijnlijk na de capitulatie). Pagina’s 18-37 circa 37 afbeeldingen, waarvan circa 25 met getypt bijgeplakt bijschrift, betreffende afbeeldingen van Luxemburg, België, en Frankrijk. Betreft afbeeldingen van onder andere Duitse soldaten/ oorlogshandelingen/ oorlogsschade in de steden Luxemburg, Luik, Zeebrugge, Brussel, Doornik, Amiens, Rethel, Atrecht, Abbeville, Duinkerken, Calais, en Boulogne. Onder andere: - Afbeelding van Duitse soldaten in Luxemburg. - Afbeelding van fort Eben-Emael (Luik) na de overgave. - Afbeelding van Duitse soldaten in Brussel, met handgeschreven bijschrift: ‘17 mei 40’. - Afbeelding van per fiets en/of auto vluchtende mensen met bagage. - Afbeelding van gevangenen bij Duinkerken (volgens het bijschrift 88.000 personen). - Paginagroot verwoest stadsgezicht van Amiens. - Paginagrote afbeelding van een door Stuka’s verwoest Engels oorlogsschip in een Belgische haven met Duits gedrukt bijschrift: ‘Die wirkung deutscher Bomber’. -aAbeeldingen [5 stuks], waarvan 3 met het tekenen van de Franse capitulatie, met het oorspronkelijke Duitse onderschrift. Pagina’s 38-51 met circa 25 afbeeldingen, waarvan 11 met bijgeplakt getypt onderschrift en 2 met oorspronkelijk Duitstalig onderschrift, betreffende Engeland en Londen. Onder andere: - Afbeeldingen [2 stuks] van in Engeland terugkerende soldaten. - Serie afbeeldingen [circa 15 stuks] van oorlogsschade in Londen. - Luchtfoto’s [3 stuks] van bombardementen op Engelse steden waaronder Londen. - Afbeeldingen [2 stuks] met daarbij het oorspronkelijke Duitse onderschrift, waarvan: 1 met vrouwelijke telefonistes met stalen helmen op het hoofd en tassen noodbepakking aan de stoel, onderschrift: ‘Der kriegerische Anblick Londoner Telefonistinnen’, en 1 paginagrote afbeelding van het standbeeld van koning Richard I (Leeuwenhart) met op de achtergrond het beschadigde Palace of Westminster, met onderschrift: ‘Das Parlamentsgebäude in Londen, wie es heute aussieht’. Robert Walter Hans Peter Scheller was in de meidagen van 1940 13 jaar oud. In deze periode stelde Scheller een plakboek samen met foto’s uit Duitse tijdschriften, met name uit de "Berliner Illustrirte Zeitung" (BIZ bestond van1892 tot en met 1945), die zijn vader kocht. In de periode tussen juni 1944 en mei 1945 begon scheller, inmiddels 17 jaar, met verzetswerk. Dit betrof onder andere koerierswerk, zoals het wegbrengen van munitie voor stenguns en geweren voor een knokploeg. In juli/ augustus 1944 kreeg scheller van zijn contactpersoon, Karel Pontman, opdracht om een persoonsbewijs (PB) naar een onderduiker in Beesterzwaag (Friesland) weg te brengen. Dit persoonsbewijs zat, verpakt in vetvrij papier, verborgen in een verjaardagstaart. Met verjaardagstaart en een halve zigzaggend doormidden geknipte ansichtkaart ging Scheller per trein naar Beesterzwaag. Het betreffende adres bevond zich in de Dorpsstraat, waar ook het hoofdkwartier van de Nederlandse Landwacht was gevestigd. Aan de vrouw die de deur opendeed gaf Scheller een wachtwoord dat hij kwam voor ‘bakker Spaargaren’. Alvorens hij werd toegelaten werd uit een bloempot de andere helft van de ansichtkaart gepakt en gecontroleerd of deze paste op de helft die Scheller bij zich had. Scheller was ook actief voor het illegale blad “Vrij Nederland”. Tijdens de hongerwinter van 1944 typte hij met een draagbare schrijfmachine stukken die op stencil werden gezet, en die per wijk afgepast aan koeriersters werden meegegeven. In opdracht van “Vrij Nederland” plakte Scheller in Amsterdam Duitstalige pamfletten op in de omgeving van plekken waar Duitse soldaten waren gestationeerd. Onder andere het Amsterdams Lyceum waar de Ordnungspolizei (Grüne Polizei) was gevestigd. Scheller onderhield vriendschap met het nichtje van verzetsman Piet Six (Pieter Jacob Six 1894-1986), die bij het gezin van zijn nichtje ondergedoken zat. Toen Scheller eens de straat in kwam fietsen zag hij hoe gemeente ambtenaren in een tent, volgens verklaring van Six zijn nichtje, een directe verbinding aanlegden tussen hun huis en het hoofdkwartier van Rijkscommissaris Seyss-Inquart. Zie VMA 19209 voor archief van R.W.H.P. Scheller.

Organisatie
Verzetsmuseum Amsterdam
Den Haag
Koeriers
Ordnungspolizei
Sneek, Gerbrandy-monument

Het Gerbrandy-monument herinnert de inwoners van Sneek (gemeente Súdwest-Fryslân) aan de Fries die van 1940 tot 1945 minister-president van het Londens kabinet was. Dit leverde hem de bijnaam 'Kleine Churchill' op. Pieter Sjoerds Gerbrandy werd vlak bij Sneek geboren op 13 april 1885 op een boerderij in Goëngamieden. Het gezin van vader Sjoerd Joukes Gerbrandy, moeder Jeltje Pieters van Zijl, drie zoons en een dochter, was gereformeerd en sociaal en politiek zeer meelevend. Vader Gerbrandy was achtereenvolgens gemeenteraadslid, wethouder en lid van Provinciale Staten. De jonge Pieter Sjoerds kreeg de anti-revolutionaire politiek met de paplepel ingegoten. Hij ging in Sneek naar school, volgde een gymnasiumopleiding aan een internaat in Zetten en studeerde daarna rechten aan de Vrije Universiteit in Amsterdam waar hij op 27 januari 1911 promoveerde op het Heimstättenrecht. Na zijn promotie in 1911 vestigde hij zich als advocaat in Leiden. In datzelfde jaar trouwde hij met een dochter van de Amsterdamse gereformeerde predikant J.S. Sikkel. In 1914 vestigde Pieter Sjoerds Gerbrandy zich aan de Marktstraat in Sneek als advocaat en procureur. Gedurende de mobilisatieperiode 1914-1918 was hij reserve-officier bij de Landmacht. In november 1918 haastte hij zich met 600 vrijwilligers uit Friesland naar Den Haag om daar mee te helpen de 'revolutie' van Pieter Jelles Troelstra de kop in te drukken. Gerbrandy werd in zijn Sneker periode lid van de Bijzondere Vrijwillige Landweer en in 1920 commandant van de BVL in Friesland. Daarnaast was hij jarenlang voorzitter van de Christelijke Nationale Schoolvereniging. De politieke carrière van Pieter Sjoerds Gerbrandy nam een aanvang toen hij in Sneek raadslid voor de ARP werd. Vervolgens werd hij in 1919 lid van Provinciale Staten en van 1920 tot 1930 zat hij in het college van Gedeputeerde Staten. Als gedeputeerde was hij een van de grondleggers van het Provinciaal Elektriciteitsbedrijf. Hoewel hij als overtuigd christen het socialisme afwees, kreeg hij in Sneek vanwege zijn groot gevoel voor sociale rechtvaardigheid de bijnamen 'rode Piet' of 'de rode advocaat'. Binnen de ARP behoorde Gerbrandy tot de stroming van de christelijk socialen. In 1930 werd Gerbrandy professor aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, waar hij handelsrecht, burgerlijk procesrecht en faillissementsrecht doceerde. In 1934 aanvaardde hij tevens het voorzitterschap van de Nederlandse Radioraad, een adviesorgaan voor de rijksoverheid. Als enige anti-revolutionair maakte Gerbrandy in 1939 deel uit van het kabinet De Geer, als minister van Justitie. Dat bracht hem in conflict met zijn partij, omdat er ook twee socialisten in zaten. Toen na de Duitse inval van 10 mei 1940 de Nederlandse regering uitweek naar Londen, bleef Gerbrandy ervan overtuigd dat het nationaal-socialisme overwonnen zou worden. Voor koningin Wilhelmina was dit aanleiding de strijdbare Fries tot minister-president van het oorlogskabinet te benoemen. In zijn toespraken via Radio Oranje verkondigde Gerbrandy zijn onwankelbaar vertrouwen in de goede afloop en gaf zo duizenden Nederlanders de moed om door te gaan. Staatsrechtelijk gezien was Gerbrandy van grote betekenis voor het behoud van de constitutionele monarchie. Ondanks de druk die koningin Wilhelmina op hem uitoefende, bleef hij tijdens de oorlogsjaren vasthouden aan de ministeriële verantwoordelijkheid. Daarmee maakte hij een terugkeer naar de parlementaire democratie mogelijk, maar de relatie met koningin Wilhelmina verslechterde hierdoor wel. Na de oorlog keerde Gerbrandy niet terug in de in juni 1945 gevormde regering. In 1948 werd Gerbrandy gekozen als lid van de Tweede Kamer. Om gezondheidsredenen moest hij die in 1959 verlaten. Mede uit erkenning voor zijn diensten werd hij in 1955 benoemd tot Minister van Staat. Pieter Sjoerds Gerbrandy overleed op 7 september 1961 in Den Haag. Hij werd ter aarde besteld op begraafplaats Eik en Duin. Behalve het standbeeld op het Schaapmarktplein herinnert in Sneek verder nog de naam van een straat in het Zwetteplan aan professor mr. P.S. Gerbrandy. In april 1968 opende zijn weduwe een naar hem genoemde protestants-christelijke lagere school aan de Westhemstraat. Het gebouw doet sinds de zomer van 1997 onder een andere naam dienst als uitwijkmogelijkheid voor scholen met ruimtegebrek. Oprichting Het initiatief tot het oprichten van een nationaal gedenkteken voor Gerbrandy kwam van het Comité Oprichting Nationaal Gedenkteken Prof. mr. P.S. Gerbrandy in Sneek, naar aanleiding van een idee van het voormalig schoolhoofd Berend Keulen. Sneek werd gekozen als plaats voor het gedenkteken, omdat een groot deel van Gerbrandy's leven zich daar voltrok voordat hij in de landspolitiek terechtkwam. Ter verwezenlijking van het plan werden een landelijk erecomité, een erecomité Friesland en een plaatselijk comité opgericht. Onthulling Het monument is onthuld op 14 oktober 1976 door Hare Majesteit Koningin Juliana. Koningin Juliana was beschermvrouwe van het landelijk comité. Hierin zaten verder minister-president J.M. den Uyl, de ministers mr. A.A.M. van Agt en mr. W.F. de Gaay Fortman, de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer, vier ministers van Staat, de president van de Nederlandsche Bank dr. J. Zijlstra en een aantal kamerleden en oud-kamerleden. Het erecomité Friesland werd gevormd door de Commissaris van de Koningin mr. H. Rijpstra, de burgemeester van Wymbritseradiel B.W. Cazemier, de burgemeester van Sneek mr. B. van Haersma Buma, oud-gedeputeerde J.L. Hoogland, de Friese KVP-voorzitter J. Jorritsma, de oud-leden van de Staten G. Roorda en mr. B.P. van der Veen, de voorzitter van de Stichting Friesland 1940-'45 A.A. van Weperen, Friesch Dagblad journalist P. Wijbenga en de directeur van het Provinciaal Elektriciteitsbedrijf O. Wijnstra. Het comité Sneek bestond uit de hoofdredacteur van het Friesch Dagblad H. Algra, adjudant van politie D. Brouwer, de directeur van het Sint-Antonius ziekenhuis G. Disse, de directeur van drukkerij Doevendans B.V. K. Doevendans, de directeur van de christelijke Middelbare Technische School A. Gerrits, wethouder mevrouw D.Y.W. de Graaf-Nauta, de directeur van het Landbouw Economisch Instituut J. Jonkers, oud schoolhoofd B. Keulen, schoolhoofd en secretaris van de Stichting Sneek '40-'45 G. Oppewal en de directeur van de Amrobank J. Suwijn.

Vervaardiger
Maria van Everdingen (22-12-1913)
Organisatie
Nationaal Comité 4 en 5 mei
Regering in ballingschap
Radio Oranje
ARP
Monument
Dongjum, oorlogsmonument

Het oorlogsmonument in Dongjum (gemeente Franekeradeel) is opgericht ter nagedachtenis aan vijf medeburgers die hier op 8 maart 1945 door de bezetter zijn gefusilleerd. De namen van de vijf slachtoffers luiden: P.A. Glastra van Loon, J. Hijlkema, B. van der Pal, H. Röth en G.C. Tinkelenberg. De fusillade was een represaillemaatregel voor de aanslag op Grietje Sinnema, de tolk en secretaresse van de staf van de 'Abteilung für Ernährung und Landwirtschaft' te Franeker. Deze 19-jarige boerendochter uit Ried regelde voor deze instantie de paardenvorderingen en hooileveringen ten behoeve van de Duitse Wehrmacht. Het fanatisme waarmee Sinnema te werk ging, leidde er uiteindelijk toe dat de boeren hun beklag deden bij Folkert de Jong, districtsoperatieleider van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (NBS) in Franeker. Door de paardenvorderingen kon het bouwland voor de komende oogst niet bewerkt worden. Verzetsman De Jong schaduwde Sinnema twee weken lang om er zeker van te zijn dat een eventuele liquidatie verantwoord was. Op 3 maart 1945 werd de aanslag gepleegd door twee leden van de NBS. Grietje Sinnema werd echter niet dodelijk getroffen. Zij werd naar het Duitse lazaret in Leeuwarden gebracht, waar operatief ingegrepen werd. De baas van Sinnema drong aan op vergelding. Hierop werden vijf mannen uit de gevangenis gehaald en op de plaats van de aanslag doodgeschoten. De ontzielde lichamen moesten 24 uur onder politiebewaking blijven liggen, als afschrikwekkend voorbeeld voor de dorpsbewoners. De volgende dag werden de slachtoffers begraven en na de bevrijding volgde de herbegrafenis in eigen dorp. Grietje Sinnema keerde op 12 april terug in haar dorp, waar ze vijf dagen later werd gearresteerd (Friesland was immers al bevrijd). Pieter Anne Glastra van Loon werd geboren op 29 januari 1913 in Rinsumageest. Hij was onderwijzer aan de Scharnegoutumer school voor Christelijk Volksonderwijs. Tijdens de bezettingsjaren sloot hij zich aan bij de Landelijke Organisatie voor hulp aan Onderduikers in de gemeente Wymbritseradeel en heeft hij samen met andere verzetsmensen een overval gepleegd op het gemeentehuis van Baarderadeel in Mantgum. Uiteindelijk moest hij onderduiken op de boerderij van de familie Bouma aan de Leeuwarderstraatweg in Scharnegoutum, waar de Sicherheitspolizei op 8 februari 1945 een inval heeft gedaan. Op het erf werden wapens en explosieven gevonden. De boer, zijn twee zonen en een onderduiker werden gearresteerd, maar Glastra van Loon en zijn maat Heinrich Röth wisten zich te verstoppen in een holle ruimte boven een kast. Toen zij vier dagen later uit hun schuilplaats kwamen, werden ze gearresteerd. Jacob Hijlkema werd geboren op 22 november 1900 in Grouw. In 1940 was hij adjunct-directeur van de N.V. Halbertsma's fabrieken. Als verzetsman werd hij in 1944 gemeente-commandant van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten. Op zaterdag 3 maart 1945 werd hij gearresteerd door de Grüne Polizei wegens wapenbezit. Met nog vijf andere verzetsmensen uit de gemeente Idaarderadeel werd Hijlkema overgebracht naar het Burmaniahuis in Leeuwarden. Hij werd begraven op de Algemene begraafplaats in Grouw. Bauke van der Pal werd geboren op 4 augustus 1918 in Joure. In 1942 sloot hij zich aan bij de verzetsbeweging in Grouw. Hij deed koeriersdiensten en organiseerde wapentransporten. Op 3 maart 1945 werd hij gearresteerd en tegelijkertijd met Jacob Hijlkema overgebracht naar de gevangenis in Leeuwarden. Van der Pal werd begraven op de Algemene begraafplaats in Grouw. Heinrich Röth werd geboren op 12 mei 1913 in Ratingen (Duitsland). De textieltechniker woonde in Enschede toen hij een oproep kreeg om in dienst te treden bij de Duitse Wehrmacht. Maar Röth was een fel tegenstander de nationaal-socialisten en dook onder bij de veehouder Hessel Bouma in Scharnegoutum, waar ook Glastra van Loon onderdak had gevonden. Hier werden zij op 8 februari 1945 gearresteerd. George Christiaan Tinkelenberg werd geboren op 31 augustus 1901 in Hoorn. Hij was onderwijzer in Zierikzee en werd hoofd van de Openbare school in Sijbrandaburen. Als oud-officier van het Nederlands leger werd hem gevraagd de leiding op zich te nemen van het 9e district van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten. Hij verrichte zijn verzetswerk onder de schuilnaam 'Schuman'. Op 8 februari 1945 hield de Grüne Polizei een razzia in de Legeäen, de streek tussen Sneek en Rauwerd. Tinkelenberg werd samen met vijf andere mannen gearresteerd en overgebracht naar de Heerenveense gevangenis Crackstate. Tinkelenberg werd begraven op de N.H. begraafplaats in Sijbrandaburen. Oprichting De oprichting van het gedenkteken was een initiatief van vrienden van Pieter Ane Glastra van Loon, onder leiding van de heer J. van der Molen (oud-hoofd van de school voor Christelijke Volksonderwijs in Scharnegoutum). Onthulling Het monument is onthuld op 4 mei 1965.

Vervaardiger
Steenhouwerij Wicubo (Wiebe Cuperus Bolsward)
Organisatie
Nationaal Comité 4 en 5 mei
Binnenlandse Strijdkrachten
Monument
Sneek, monument in de prof. mr. P.S. Gerbrandyschool
Monument

Het monument in de prof. mr. P.S. Gerbrandyschool te Sneek (gemeente Súdwest-Fryslân) is opgericht ter nagedachtenis aan de Fries die van 1940 tot 1945 minister-president van het Londense kabinet was. Dit leverde hem de bijnaam 'Kleine Churchill' op. Pieter Sjoerds Gerbrandy werd vlak bij Sneek geboren op 13 april 1885 op een boerderij in Goëngamieden. Het gezin van vader Sjoerd Joukes Gerbrandy, moeder Jeltje Pieters van Zijl, drie zoons en een dochter, was gereformeerd, en sociaal en politiek zeer meelevend. Vader Gerbrandy was achtereenvolgens gemeenteraadslid, wethouder en lid van Provinciale Staten. De jonge Pieter Sjoerds kreeg de anti-revolutionaire politiek met de paplepel ingegoten. Hij ging in Sneek naar school, ging naar het gymnasium in een internaat in Zetten en studeerde daarna rechten aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, waar hij op 27 januari 1911 promoveerde op het Heimstättenrecht. Na zijn promotie in 1911 vestigde hij zich als advocaat in Leiden. In datzelfde jaar trouwde hij met een dochter van de Amsterdamse gereformeerde predikant J.S. Sikkel. In 1914 vestigde Pieter Sjoerds Gerbrandy zich aan de Marktstraat in Sneek als advocaat en procureur. Gedurende de mobilisatieperiode 1914-1918 was hij reserve-officier bij de Landmacht. In november 1918 haastte hij zich met 600 vrijwilligers uit Friesland naar Den Haag om daar mee te helpen de 'revolutie' van Pieter Jelles Troelstra de kop in te drukken. Gerbrandy werd in zijn Sneker periode lid van de Bijzonder Vrijwillige Landweer en in 1920 commandant van de BVL in Friesland. Daarnaast was hij jarenlang voorzitter van de Christelijke Nationale Schoolvereniging. De politieke carrière van Pieter Sjoerds Gerbrandy nam een aanvang toen hij in Sneek raadslid voor de ARP werd. Vervolgens werd hij in 1919 lid van Provinciale Staten en van 1920 tot 1930 zat hij in het college van Gedeputeerde Staten. Als gedeputeerde was hij een van de grondleggers van het Provinciaal Elektriciteitsbedrijf. Hoewel hij als overtuigd christen het socialisme afwees, kreeg hij in Sneek vanwege zijn groot gevoel voor sociale rechtvaardigheid de bijnamen 'rode Piet' of 'de rode advocaat'. Binnen de ARP behoorde Gerbrandy tot de stroming van de christelijk socialen. In 1930 werd Gerbrandy professor aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, waar hij handelsrecht, burgerlijk procesrecht en faillissementsrecht doceerde. In 1934 aanvaardde hij tevens het voorzitterschap van de Nederlandse Radioraad, een adviesorgaan voor de rijksoverheid. Als enige anti-revolutionair maakte Gerbrandy in 1939 deel uit van het kabinet De Geer, als minister van Justitie. Dat bracht hem in conflict met zijn partij, omdat er ook twee socialisten in zaten. Toen na de Duitse inval van 10 mei 1940 de Nederlandse regering uitweek naar Londen, bleef Gerbrandy ervan overtuigd dat het nationaal-socialisme overwonnen zou worden. Voor koningin Wilhelmina was dit aanleiding de strijdbare Fries tot minister-president van het oorlogskabinet te benoemen. In zijn toespraken via Radio Oranje verkondigde Gerbrandy zijn onwankelbare vertrouwen in de goede afloop en gaf zo duizenden Nederlanders de moed om door te gaan. Staatsrechtelijk gezien was Gerbrandy van grote betekenis voor het behoud van de constitutionele monarchie. Ondanks de druk die koningin Wilhelmina op hem uitoefende, bleef hij tijdens de oorlogsjaren vasthouden aan de ministeriële verantwoordelijkheid. Daarmee maakte hij een terugkeer naar de parlementaire democratie mogelijk, maar de relatie met koningin Wilhelmina verslechterde hierdoor wel. Na de oorlog keerde Gerbrandy niet terug in de in juni 1945 gevormde regering. In 1948 werd Gerbrandy gekozen als lid van de Tweede Kamer. Om gezondheidsredenen moest hij die in 1959 verlaten. Mede uit erkenning voor zijn diensten werd hij in 1955 benoemd tot Minister van Staat. Pieter Sjoerds Gerbrandy overleed op 7 september 1961 in Den Haag. Hij werd ter aarde besteld op begraafplaats Eykenduynen. In april 1968 opende de weduwe van Gerbrandy de naar hem genoemde protestants-christelijke lagere school. Het gebouw doet sinds de zomer van 1997 onder een andere naam dienst als uitwijkmogelijkheid voor scholen met ruimtegebrek. Ook herinneren in Sneek het standbeeld op het Schaapmarktplein en de naam van een straat in het Zwetteplan aan professor mr. P.S. Gerbrandy.

Vervaardiger
Maria van Everdingen (22-12-1913)
Organisatie
Nationaal Comité 4 en 5 mei
Radio Oranje
ARP
Bijzondere Vrijwillige Landstorm
Dongjum, monument in de N.H. kerk
Monument

Het monument in de N.H. kerk te Dongjum (gemeente Franekeradeel) is opgericht ter nagedachtenis aan vijf medeburgers die hier op 8 maart 1945 door de bezetter zijn gefusilleerd. De namen van de vijf slachtoffers luiden: P.A. Glastra van Loon, J. Hijlkema, B. van der Pal, H. Röth en G.Ch. Tinkelenberg. De fusillade was een represaillemaatregel voor de aanslag op Grietje Sinnema, de tolk en secretaresse van de staf van de 'Abteilung für Ernährung und Landwirtschaft' te Franeker. Deze 19-jarige boerendochter uit Ried regelde voor deze instantie de paardenvorderingen en hooileveringen ten behoeve van de Duitse Wehrmacht. Het fanatisme waarmee Sinnema te werk ging, leidde er uiteindelijk toe dat de boeren hun beklag deden bij Folkert de Jong, districtsoperatieleider van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (NBS) in Franeker. Door de paardenvorderingen kon het bouwland voor de komende oogst niet bewerkt worden. Verzetsman De Jong schaduwde Sinnema twee weken lang om er zeker van te zijn dat een eventuele liquidatie verantwoord was. Op 3 maart 1945 werd de aanslag gepleegd door twee leden van de NBS. Grietje Sinnema werd echter niet dodelijk getroffen. Zij werd naar het Duitse lazaret in Leeuwarden gebracht, waar operatief ingegrepen werd. De baas van Sinnema drong aan op vergelding. Hierop werden vijf mannen uit de gevangenis gehaald en op de plaats van de aanslag doodgeschoten. De ontzielde lichamen moesten 24 uur onder politiebewaking blijven liggen, als afschrikwekkend voorbeeld voor de dorpsbewoners. De volgende dag werden de slachtoffers begraven en na de bevrijding volgde de herbegrafenis in eigen dorp. Grietje Sinnema keerde op 12 april terug in haar dorp, waar ze vijf dagen later werd gearresteerd (Friesland was immers al bevrijd). Pieter Anne Glastra van Loon werd geboren op 29 januari 1913 in Rinsumageest. Hij was onderwijzer aan de Scharnegoutumer school voor Christelijk Volksonderwijs. Tijdens de bezettingsjaren sloot hij zich aan bij de Landelijke Organisatie voor hulp aan Onderduikers in de gemeente Wymbritseradiel en heeft hij samen met andere verzetsmensen een overval gepleegd op het gemeentehuis van Baarderadeel in Mantgum. Uiteindelijk moest hij onderduiken op de boerderij van de familie Bouma aan de Leeuwarderstraatweg in Scharnegoutum, waar de Sicherheitspolizei op 8 februari 1945 een inval heeft gedaan. Op het erf werden wapens en explosieven gevonden. De boer, zijn twee zonen en een onderduiker werden gearresteerd, maar Glastra van Loon en zijn maat Heinrich Röth wisten zich te verstoppen in een holle ruimte boven een kast. Toen zij vier dagen later uit hun schuilplaats kwamen, werden ze gearresteerd. Jacob Hijlkema werd geboren op 22 november 1900 in Grouw. In 1940 was hij adjunct-directeur van de N.V. Halbertsma's fabrieken. Als verzetsman werd hij in 1944 gemeente-commandant van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten. Op zaterdag 3 maart 1945 werd hij gearresteerd door de Grüne Polizei wegens wapenbezit. Met nog vijf andere verzetsmensen uit de gemeente Idaarderadeel werd Hijlkema overgebracht naar het Burmaniahuis in Leeuwarden. Hij werd begraven op de Algemene begraafplaats in Grouw. Bauke van der Pal werd geboren op 4 augustus 1918 in Joure. In 1942 sloot hij zich aan bij de verzetsbeweging in Grouw. Hij deed koeriersdiensten en organiseerde wapentransporten. Op 3 maart 1945 werd hij gearresteerd en tegelijkertijd met Jacob Hijlkema overgebracht naar de gevangenis in Leeuwarden. Van der Pal werd begraven op de Algemene begraafplaats in Grouw. Heinrich Röth werd geboren op 12 mei 1913 in Ratingen (Duitsland). De textieltechniker woonde in Enschede toen hij een oproep kreeg om in dienst te treden bij de Duitse Wehrmacht. Maar Röth was een fel tegenstander de nationaal-socialisten en dook onder bij de veehouder Hessel Bouma in Scharnegoutum, waar ook Glastra van Loon onderdak had gevonden. Hier werden zij op 8 februari 1945 gearresteerd. George Christiaan Tinkelenberg werd geboren op 31 augustus 1901 in Hoorn. Hij was onderwijzer in Zierikzee en werd hoofd van de openbare school in Sijbrandaburen. Als oud-officier van het Nederlandse leger werd hem gevraagd de leiding op zich te nemen van het 9e district van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten. Hij verrichte zijn verzetswerk onder de schuilnaam 'Schuman'. Op 8 februari 1945 hield de Grüne Polizei een razzia in de Legeäen, de streek tussen Sneek en Rauwerd. Tinkelenberg werd samen met vijf andere mannen gearresteerd en overgebracht naar de Heerenveense gevangenis Crackstate. Tinkelenberg werd begraven op de N.H. begraafplaats in Sijbrandaburen. Oprichting De oprichting van het gedenkteken was een initiatief van vrienden van Pieter Ane Glastra van Loon, onder leiding van de heer J. van der Molen (oud-hoofd van de school voor Christelijke Volksonderwijs in Scharnegoutum). Onthulling Het monument is onthuld op 4 mei 1965.

Organisatie
Nationaal Comité 4 en 5 mei
Binnenlandse Strijdkrachten
Dokkum, verzetsmonument

Het verzetsmonument in Dokkum (gemeente Noardeast-Fryslân) is opgericht ter nagedachtenis aan twintig gevangenen uit Leeuwarden en Groningen die op 22 januari 1945 aan de Woudweg te Dokkum door de bezetter werden gefusilleerd. De namen van de twintig slachtoffers luiden: D. Adler, H.E. Blaauw, H. Boersema, J.W. Bukers, J. van Dijken, J. Duursma, A. Frensdorf, H.I. van Gelder, A. Heijdenrijk, L. Hulshoff, H.F.W. Krohne, H. Krolis, H. Lommert, E. Meinsma, W. Moorman, G. Postma, J. Ruinen, A.E. Sachs, F. Walters en H. Woldring. Op 13 januari 1945 ontdekte de bezetter wapens op een boerderij in de buurt van het afwerpterrein onder Aalsum bij Dokkum. In de omgeving volgde een reeks arrestaties. Op 19 januari zouden drie arrestanten worden overgebracht naar Leeuwarden. Een van hen was de apotheker dr. Pieter Engelbertus Gunster. In zijn apotheek was het hoofdkantoor van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten gevestigd. Hier werden geregeld vergaderingen gehouden. Om Gunster te bevrijden hebben verzetsstrijders de arrestantenwagen bij het dorp Valom gedwongen te stoppen. Een lid van het Sonderkommando Albrecht uit Leeuwarden werd bij deze overval gedood, evenals de Belgische chauffeur. De Duitse Grundmann wist te ontkomen. De gearresteerde Gunster, die een schotwond in zijn knie had, kon worden bevrijd. De wraak van Kommando Albrecht was meedogenloos. Aan de Woudweg werden twintig gevangenen, zonder enige vorm van proces, neergeschoten. Deze massaexecutie was de grootste die in de provincie Friesland heeft plaatsgevonden. David Adler werd geboren in Hongarije, op 18 april 1885. Hij was ongehuwd en stateloos. Op 9 december 1944 is hij opgepakt door de bezetter en ingesloten in het Huis van Bewaring in Leeuwarden. Van daaruit is hij naar Dokkum afgevoerd. Jan van Dijken werd geboren op 25 juni 1903 in Appingedam. De 41-jarige directeur van het Dokkumer postkantoor stond in Dokkum niet bekend als verzetsman, maar is waarschijnlijk door de bezetter verantwoordelijk gesteld voor de clandestiene telefoonaansluiting in de apotheek van de verzetsman dr. Gunster aan de Zijl. Van Dijken werd begraven op de Algemene begraafplaats in Dokkum. Arnold Frensdorf werd geboren op 23 januari 1882 in Frankfurt am Main. Hij woonde samen met zijn vrouw Gertrud Stein in Amsterdam. Ze werden op 20 januari 1945 opgepakt en overgebracht naar het Huis van Bewaring in Groningen. Herman van Gelder, geboren op 24 april 1911 in Groningen, was slager van beroep. Hij was woonachtig in Groningen, samen met zijn vrouw Cornelia Bandina Schipper en hun dochters Sara, Suzanna Elisabeth en Rachèl. Herman van Gelder hoorde bij de groep gevangenen die op 20 januari 1945 in Dokkum zijn gefusilleerd. Zijn (niet-Joodse) vrouw en kinderen hebben de oorlog overleefd. Louwrens Hulshoff werd geboren op 13 juli 1920 in Dokkum. De bankbediende was lid van de Knokploeg in Dokkum en opereerde onder de schuilnaam 'Keimpe'. Hij hield zich vooral bezig met het verbergen en distribueren van gedropte wapens. Op 17 januari 1945 werd hij bij zijn vader thuis opgepakt als gevolg van andere arrestaties, waarbij een gemartelde gevangene zijn naam had genoemd. Vrienden van Hulshoff probeerden hem tevergeefs te bevrijden. Hij werd begraven op de N.H. begraafplaats in Aalsum. Ernst Meinsma werd geboren op 4 maart 1889 in Nes. Tijdens de bezetting hield hij in zijn boerderij wapens verborgen, die afkomstig waren van het droppingsterrein bij Aalsum. Op 8 december 1944 deed de Grenzschutz uit Oostmahorn een inval op de boerderij. Er werd een radio gevonden en Meinsma werd gearresteerd. Toen de boer toestemming kreeg zich te verkleden, verstopte hij zich samen met zijn zoon en de verzetsman Klaas van Dijk. Na lang wachten kwam Van Dijk uit de schuilplaats tevoorschijn, maar de bezetter was nog aanwezig. Toen Van Dijk werd opgemerkt, werd hij doodgeschoten. Nadat Meinsma werd gevonden, werd hij overgebracht naar Groningen, waar hij verhoord en gemarteld werd. Meinsma werd begraven op de N.H. begraafplaats in Nes. Abraham Emanuël Sachs werd geboren op 4 februari 1899 in Winschoten. Daar was hij winkelier. Vanwege het feit dat hij 'gemengd gehuwd' was met Annigje de Jong, werd hij na een kort verblijf in Kamp Westerbork weer vrij gelaten. Enige tijd later werd Sachs toch opnieuw gearresteerd, onder valse voorwendselen. Via het Scholtenhuis kwam hij terecht in het Groningse Huis van Bewaring. Onthulling Het monument is onthuld in 1965.

Vervaardiger
Peter Gelenscer
Organisatie
Nationaal Comité 4 en 5 mei
Binnenlandse Strijdkrachten
Kamp Westerbork
Scholtenhuis
Monument
Joure, monument bij de N.H. kerk

Het monument bij de N.H. kerk in Joure (gemeente De Fryske Marren) is opgericht ter nagedachtenis aan achttien medeburgers die tijdens de bezettingsjaren door oorlogshandelingen zijn omgekomen. De namen van de achttien slachtoffers luiden: Uilke Boonstra, Hotze Brouwer, Willem van der Bij, Ynze Dikkerboom, Jan Eijsinga, Wiepke Hof, Richard Jung, Geert Knol, Jan Lenos, Hendrik Prakken, Dirk de Ruiter, Siebe de Ruiter, Hendrik Jan Textor, Andries van Veen, Hylke Watze van der Veen, Joachim Carel Vegelin van Claerbergen, Harm de Vries, Kornelis Wind en Sabe van Wijngaarden. Uilke Boonstra werd geboren op 9 januari 1899 in Huizum. Hij was bouwkundig opzichter en makelaar in Joure. Tijdens de bezetting was Boonstra lid van de leiding van de Landelijke Organisatie voor hulp aan Onderduikers in Friesland en van de regionale Knokploeg. Op 1 februari 1944 werd hij gearresteerd. Na een halfjaar werd hij weer vrijgelaten, waarna hij doorging met zijn verzetswerk. Op 8 augustus 1944 werd hij op terugweg van Holland, waar hij een vluchtroute voor geallieerde piloten via Delfzijl-Engelsmanplaat naar Engeland had voorbereid, tijdens een controle op het station in Heerenveen gearresteerd. Vermoedelijk werd hij na zijn eerste vrijlating geschaduwd en vervolgens opgepakt op beschuldiging van spionage en sabotage. Op 18 augustus werd hij gefusilleerd, samen met de ter dood veroordeelde leden van de Evenhuisgroep te Leeuwarden. Met Krijn van den Helm en Jan Evenhuis behoorde Boonstra tot de grote figuren van het Nationaal Steunfonds en de L.O. In Joure is een laan naar Uilke Boonstra vernoemd. Hotze Brouwer werd geboren op 28 mei 1910 in Akmarijp. Als veehouder op de Beatrixhoeve te Haskerhorne bij het Nannewijd had Brouwer een aandeel in het verbergen van de daar gedropte wapens in zijn boerderij. De slagzin die bij dit droppingsveld werd gebruikt, luidde: 'Wie de schoen past, trekke hem aan.' Tevens was hij medewerker van de L.O. Brouwer werd op 8 februari 1945 gearresteerd en overgebracht naar de gevangenis Crackstate in Heerenveen. Op 17 maart 1945 werd hij naar Doniaga overgebracht en daar samen met negen andere politieke gevangenen gefusilleerd. Brouwer werd begraven op de N.H. begraafplaats in Haskerhorne. Willem van der Bij werd geboren op 18 april 1897 in Berlikum. Hij was het hoofd van de christelijke lagere school (sinds 1961 de Dr. Wumkesskoalle) te Joure van 1929 tot 1944. Van der Bij was lid van de L.O. in de gemeente Haskerland. Hij was een principieel man, die precies zei hoe hij over de maatschappij dacht, wat hem door de bezetter niet in dank werd afgenomen. In de nacht van 1 op 2 februari 1944 werd hij gearresteerd. Hij stierf in het concentratiekamp Neuengamme op 23 november 1944 en werd begraven op het Nederlandse ereveld van Friedhof an der Seelhorst te Hannover. Ynze Dikkerboom werd op 10 augustus 1914 geboren te Oudehaske als zoon van een aannemer. In 1942 werd hij opgepakt en te werk gesteld in Duitsland. Tijdens verlof ontkwam hij en kwam in aanraking met het verzet. Bij een overval op het onderduikershol waar hij verscholen zat, kwam hij om het leven door een granaatontploffing op 14 oktober 1944. Jan Eijsinga werd geboren op 29 januari 1920 in Wirdum. Hij sneuvelde als dienstplichtig soldaat op 10 mei 1940 te 's-Gravenhage en werd daar begraven op de Algemene begraafplaats. Wiepke Hof werd geboren op 8 september 1916 in Echten. De 28-jarige winkelier in Echtenbrug was medewerker van de Knokploeg. In de avond van 13 juni 1944 werd het distributiekantoor in Kuinre leeggehaald. Roelof Knol (schuilnaam 'Wim Reinders') had zich in dit kantoor laten insluiten om 's avonds zijn makkers binnen te kunnen laten. De buit zat in een brandkast die de KP'ers ter plaatse niet open konden krijgen. Daarom vervoerden ze de brandkast op een bakfiets, gesleept door een personenauto, naar Echtenbrug. Hof bestuurde de bakfiets. Verder werkte hij mee aan het verspreiden van gedropte wapens die van het afwerpterrein in het Katlijker Schar kwamen. Op 3 januari 1945 deed de Sicherheitsdienst een inval in de woning van Hof, waar Luitjen Mulder en Roelof Knol waren ondergedoken. De drie mannen werden naar Heerenveen gebracht, waar in de gevangenis Crackstate zware verhoren volgden. Hof en Knol waren twee van de tien slachtoffers van de represaillemaatregel op het erf van de veehouder Schotanus in Doniaga op 17 maart 1945. Hof werd begraven op de N.H. begraafplaats in Echten. Richard Jung werd geboren op 27 februari 1911 te Reichenberg in Tjecho-Slowakije. In 1942 kreeg hij een oproep om dienst te nemen in het Duitse leger, hetgeen Jung weigerde. Hij pleegde sabotage en werd gearresteerd. Jung zat opgesloten in diverse gevangenissen, waaruit hij ontslagen werd of wist te ontsnappen. Hij vluchtte door Duitsland en kwam bij Nieuweschans Nederland binnen. Na veel omzwervingen dook hij onder in het Schar, bij de familie Johannes Kuiper. Jung ontpopte zich als een moedig verzetsman, die steeds vrijwillig het gevaarlijkste werk wilde doen. Op zondag 15 april 1945 bood hij zich aan voor een verkenningstocht ten dienste van het Canadese leger, dat in de richting van de brug in Scharsterbrug oprukte. Jung ging te voet op verkenning. Zo nu en dan zocht hij dekking in de eenmansgaten in de berm van de weg. Toch bood een van de gaten geen voldoende dekking, waardoor de bezetter Jung zag en doodschoot. Op 18 april 1945 werd hij begraven op de N.H. begraafplaats te Sint-Johannesga. In Rotsterhaule is een weg naar Richard Jung vernoemd. Geert Knol werd geboren op 12 november 1914 in Stiens. De wachtmeester bij de marechaussee in Joure was lid van de verzetsbeweging. Op 27 augustus 1944 werd een truck met oplegger in brand gestoken. Deze bevatte 253 radio's en 40 luidsprekers, die na een gedwongen inlevering in het gemeentehuis van Haskerland waren opgeslagen en die vervoerd zouden worden naar Duitsland. Drie dagen later werd Knol (schuilnaam 'Wietze') door de bezetter gearresteerd, omdat hij werd genoemd als de man die vermoedelijk de Knokploeg over het transport had ingelicht. Bij fouillering vond men enkele exemplaren van het illegale B.B.C. nieuws. Hij werd naar het Scholtenhuis in Groningen overgebracht en aan een zwaar verhoor onderworpen. Knol bleef echter zwijgen. Op 9 september 1944 vond een schipper het stoffelijk overschot van Knol, gekleed in zijn uniform, in het Damsterdiep bij Ten Boer in Groningen. Hij werd begraven op de Algemene begraafplaats 'Westermeer' te Joure. In die plaats is ook een weg naar Geert Knol vernoemd. Jan Lenos werd geboren op 14 november 1908 in Terband. Hij sneuvelde als dienstplichtige soldaat op 10 mei 1940 te 's-Gravenhage en werd daar begraven op de Algemene begraafplaats. Hendrik Prakken werd geboren o 6 oktober 1907 in Oosterwolde. Hij was tandarts in Joure. Tijdens de bezetting had hij zijn telefoon ter beschikking gesteld aan het plaatselijk verzet. Op 2 februari 1944 werd dr. Prakken gearresteerd en naar het concentratiekamp Sachsenhausen gedeporteerd. Hij overleefde dit kamp, maar stierf op 12 juni 1945 in het Sint-Anthonius ziekenhuis in Sneek, aan de gevolgen van de doorstane ontberingen. Hij werd begraven op de Algemene begraafplaats te Oosterwolde. Siebe de Ruiter werd geboren op 26 januari 1882 in Tjalleberd. Hij was veehouder in Oudehaske. Omdat zijn boerderij aan het water lag, kwam het verzoek van verzetsman Hotze Brouwer om een partij wapens te verbergen die later per schip afgehaald zouden worden. Siebe en zijn zoon Dirk (geboren op 25 september 1921 in Oudehaske) waren bij de vier wapendroppings aan het Nannewijd betrokken geweest. Vader en zoon werden gearresteerd en in Crackstate gevangengezet. Op 17 maart werden ze samen met acht andere gevangenen gefusilleerd in Doniaga. Zij werden begraven op de N.H. begraafplaats in Oudehaske. Hendrik Jan Textor werd geboren op 21 oktober 1885 in Zutphen. Dokter Textor was half joods en betrokken bij de hulpverlening aan Duitse joden. Doordat hij verraden werd, werd hij gearresteerd en overgebracht naar de Scheveningse gevangenis, waar hij aan de gevolgen van een ziekte op 29 mei 1942 overleed. Hij werd begraven op de N.H. begraafplaats te Sint-Johannesga. Andries van Veen werd geboren op 18 februari 1881 in Heerenveen. Begin februari 1944 werd de 63-jarige oud-postbesteller en eigenaar van het sigarenmagazijn 'Cuba' aan de Midstraat in Joure gearresteerd. De reden van zijn arrestatie moet gezocht worden in het openlijk naar voren brengen van zijn mening over de bezetter. Ook lichtte hij zijn klanten in, die hij allemaal kende en vertrouwde, over de berichten van de Engelse zender. Dit vertrouwen bleek niet gegrond. Op 1 februari 1945 stierf hij in het Kommando Oraniënburg van het concentratiekamp Sachsenhausen. Hylke Watze van der Veen werd geboren op 27 januari 1899 in Amsterdam. Als gemeentearchitect van Haskerland wist hij kaarten uit het bevolkingsregister en blanco persoonsbewijzen te ontvreemden. Ook verspreidde hij het illegale blad De Vonk. Het is niet duidelijk geworden wat de oorzaak van zijn arrestatie is geweest. Er zijn aanwijzingen die in de richting van zijn openlijke vijandige houding tegenover de bezetter wijzen, maar ook verraad is niet uitgesloten. Van der Veen stierf op 18 januari 1945 in het concentratiekamp Neuengamme. Jonkheer Joachim Carel Vegelin van Claerbergen werd geboren op 20 februari 1917 in Joure. Hij sneuvelde in Rotterdam op 15 mei 1940 en werd begraven op de Algemene begraafplaats 'Westermeer' te Joure. Harm de Vries werd geboren op 4 november 1913 in Rotsterhaule. Hij sneuvelde te Dordrecht op 14 mei 1940 als dienstplichtige soldaat en werd begraven op de N.H. begraafplaats in Sint-Johannesga. Kornelis Wind werd geboren op 24 december 1918 in Oldeholtpade. Hij sneuvelde te Ede op 10 mei 1940 als dienstplichtig soldaat en werd begraven op de N.H. begraafplaats in Terband. Sabe van Wijngaarden werd geboren op 4 maart 1908 in Joure. Hij sneuvelde te Rhenen op 13 mei 1940 als dienstplichtig soldaat en werd begraven op het Ereveld Grebbeberg. Onthulling Het monument is onthuld op 3 mei 1952.

Vervaardiger
Nico Onkenhout
Organisatie
Nationaal Comité 4 en 5 mei
Nationaal Steun Fonds
Scholtenhuis
Burgerslachtoffers
Monument
Dokkum, oorlogsmonument

Het oorlogsmonument in Dokkum (gemeente Noardeast-Fryslân ) is opgericht ter nagedachtenis aan 51 burgers, waaronder veertien verzetsmensen, die tijdens de bezettingsjaren door oorlogshandelingen zijn omgekomen. Twintig gevangenen uit Leeuwarden en Groningen werden op 22 januari 1945 aan de Woudweg te Dokkum door de bezetter gefusilleerd. De namen van de twintig slachtoffers luiden: D. Adler , H.E. Blaauw, H. Boersema, J.W. Bukers, J. van Dijken, J. Duursma, A. Frensdorf , H.I. van Gelder , A. Heudenrijk, L. Hulshoff, H.F.W. Krohne, H. Krolis, H. Lommert, E. Meinsma, W. Moorman, G. Postma, J. Ruinen, A.E. Sachs , F. Walters en H. Woldring. Veertien verzetsmensen sneuvelden in de strijd tegen de bezetter. De namen van de veertien slachtoffers luiden: I. de Beer, J.W.B. Cohen , K. van Dijk, J. van Dijken, J. Drost, J.J. Erich, J. Glas, L. Hulshoff, J. Lemstra, J. Lolkama., S. Lolkema, , J.J.C. Terwisscha van Scheltinga, P. Woudsma en W. Woudsma. Zeventien medeburgers zijn omgekomen tijdens een razzia op 3 mei 1943. Op 13 januari 1945 ontdekte de bezetter wapens op een boerderij in de buurt van het afwerpterrein onder Aalsum bij Dokkum. In de omgeving volgde een reeks arrestaties. Op 19 januari zouden drie arrestanten worden overgebracht naar Leeuwarden. Een van hen was de apotheker dr. Pieter Engelbertus Gunster. In zijn apotheek was het hoofdkantoor van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten gevestigd. Hier werden geregeld vergaderingen gehouden. Om Gunster te bevrijden hebben verzetsstrijders de arrestantenwagen bij het dorp Valom gedwongen te stoppen. Een lid van het Sonderkommando Albrecht uit Leeuwarden werd bij deze overval gedood, evenals de Belgische chauffeur. De Duitse Grundmann wist te ontkomen. De gearresteerde Gunster, die een schotwond in zijn knie had, kon worden bevrijd. De wraak van Kommando Albrecht was meedogenloos. Aan de Woudweg werden twintig gevangenen, zonder enige vorm van proces, neergeschoten. Deze massa-executie was de grootste die in de provincie Friesland heeft plaatsgevonden. David Adler werd geboren in Hongarije, op 18 april 1885. Hij was ongehuwd en stateloos. Op 9 december 1944 is hij opgepakt door de bezetter en ingesloten in het Huis van Bewaring in Leeuwarden. Van daaruit is hij naar Dokkum afgevoerd waar ook hij door de bezetter is gefusileerd. Ids de Beer werd geboren op 7 juli 1916 in Nes. De 28-jarige handelsreiziger was medewerker van de Landelijke Organisatie voor hulp aan Onderduikers (L.O.) in Dokkum en werkte onder de schuilnaam 'Viervoeter'. Na de massaexecutie aan de Woudweg zochten alle verzetsmensen uit Dokkum een veilig heenkomen. Ten gevolge van een aantal andere arrestaties werd ook De Beer gezocht. De bezetter kwam hem op het spoor in Leeuwarden, waar hij op 2 februari 1945 tijdens een vluchtpoging werd neergeschoten. Kort daarna stierf hij aan zijn verwondingen. De Beer werd begraven op de N.H. begraafplaats in Nes. J.W.B. Cohen werd geboren op 30 juni 1904 in Amsterdam. Hij was een hervormd predikant in Dokkum, waar hij in mei 1941 werd gearresteerd omdat hij in een preek tegen de bezetter had geageerd. Cohen werd weliswaar weer vrijgelaten, maar twee maanden later opnieuw gevangen genomen in verband met de inhoud van zijn preek, gebaseerd op Handelingen 5 vers 29: 'Maar Petrus en de apostelen antwoordden en zeiden: 'Men moet Gode meer gehoorzaam zijn dan de mensen.' De predikant werd overgebracht naar het Beierse concentratiekamp Dachau en als man van joodse origine in een van de beruchtste afdelingen geplaatst. Ds. Cohen stierf daar op 23 mei 1942. Hij werd begraven op het Nederlandse ereveld van het Waldfriedhof te Frankfurt am Main. Klaas van Dijk werd geboren op 11 augustus 1893 in Dokkum. In het verzet stond hij bekend onder de schuilnaam 'Omke Klaas'. Hij was de eerste Dokummer die bonkaarten voor joodse onderduikers kon distribueren. De schoenwinkel van Van Dijk was een regionaal contactcentrum voor de verzetsbeweging. Daar werd ook de verspreiding van illegale bladen geregeld. Verder behoorde 'Omke Klaas' tot de Dokkumer Knokploeg en hield hij zich bezig met spionagewerk. Op 8 december 1944 was hij op de boerderij van Ernst Meinsma in Nes, toen de Grenzschutz van Oostmahorn een inval deed. Er werd een radio gevonden en Meinsma werd gearresteerd. Toen de boer toestemming kreeg zich te verkleden, verstopte hij zich samen met zijn zoon en Van Dijk. Na lang wachten kwam Van Dijk uit de schuilplaats tevoorschijn, maar de bezetter was nog aanwezig. Toen Van Dijk werd opgemerkt, werd hij doodgeschoten. Hij ligt begraven op de N.H. begraafplaats in Aalsum. Jan van Dijken werd geboren op 25 juni 1903 in Appingedam. De 41-jarige directeur van het Dokkumer postkantoor werd op 22 januari 1945 aan de Woudweg gefusilleerd. Van Dijken stond in Dokkum niet bekend als verzetsman, maar is waarschijnlijk door de bezetter verantwoordelijk gesteld voor de clandestiene telefoonaansluiting in de apotheek van de verzetsman dr. Gunster aan de Zijl. Van Dijken werd begraven op de Algemene begraafplaats in Dokkum. Jan Drost werd geboren op 9 februari 1917 in Leeuwarden. Hij sneuvelde als wachtmeester bij de artillerie te Goes op 15 mei 1940. Drost werd begraven op het erehof van de Algemene begraafplaats in Dokkum. Arnold Frensdorf werd geboren op 23 januari 1882 in Frankfurt am Main. Hij woonde samen met zijn vrouw Gertrud Stein in Amsterdam. Ze werden op 20 januari 1945 opgepakt en overgebracht naar het Huis van Bewaring in Groningen. Arnold Frensdorf is de volgende dag door de bezetter naar Dokkum afgevoerd, waar hij aan de Woudweg is gefusileerd. Herman van Gelder, geboren op 24 april 1911 in Groningen, was slager van beroep. Hij was woonachtig in Groningen, samen met zijn vrouw Cornelia Bandina Schipper en hun dochters Sara, Suzanna Elisabeth en Rachèl. Herman van Gelder hoorde bij de groep gevangenen die op 20 januari 1945 in Dokkum zijn gefusileerd. Zijn (niet-joodse) vrouw en kinderen hebben de oorlog overleefd. Johannes Joseph Erich werd geboren op 10 september 1914 in Dokkum. In het verzet werkte hij onder de schuilnaam 'Schipper'. De PTT-medewerker werd op 26 mei 1944 doodgeschoten in het inspectiekantoor van de belastingen in Drachten. Erich werd begraven op het Ereveld Loenen. Johannes Glas werd geboren op 7 april 1919 in Drachten en was bakker in Dokkum. In verband met de arbeidsinzet was hij ondergedoken in Marum (Groningen). Op 3 mei 1943 vielen commando's van de bezetter het dorp binnen. Zeventien mensen werden vermoord, onder wie Glas. Hij werd begraven op de begraafplaats bij de N.H. Kerk in Marum-West. Louwrens Hulshoff werd geboren op 13 juli 1920 in Dokkum. De bankbediende was lid van de Knokploeg in Dokkum en opereerde onder de schuilnaam 'Keimpe'. Hij hield zich vooral bezig met het verbergen en distribueren van gedropte wapens. Op 17 januari 1945 werd hij bij zijn vader thuis opgepakt als gevolg van andere arrestaties, waarbij een gemartelde gevangene zijn naam had genoemd. Vrienden van Hulshoff probeerden hem tevergeefs te bevrijden. Hulshoff werd op 22 januari 1945 aan de Woudweg gefusilleerd. Hij werd begraven op de N.H. begraafplaats in Aalsum. Jacob Lemstra werd geboren op 21 mei 1924 in Dokkum. De 20-jarige timmerman was tijdens de oorlog ondergedoken bij boer Feddema in Raard. Toen Lemstra op weg was naar de arbeider van Feddema op het veld, werd hij opgemerkt door een passerende patrouille van de bezetter. Vervolgens raakte Lemstra tijdens een vluchtpoging gewond. De familie Feddema heeft hem drie weken verpleegd, waarna hij naar zijn ouders in Dokkum terugkeerde. De gewaarschuwde huisarts constateerde echter inwendige bloedingen, waarop hij direct naar het Diaconessenhuis in Leeuwarden werd vervoerd. Hier stierf hij op 26 december 1944. Lemstra werd begraven op de Algemene begraafplaats in Dokkum. Johannes Lolkama werd geboren op 3 juli 1921 in Dokkum. Hij voer als lichtmatroos op het motorschip 'Omlandia', dat in de ochtend van 8 augustus 1940 door twaalf vijandelijke vliegtuigen ter hoogte van het eiland Wight werd beschoten. Lolkama was het enige bemanningslid dat bij deze aanval verwondingen opliep. Hij werd overgebracht naar Poole in Engeland, waar hij de volgende dag stierf. Lolkama werd begraven op het Nederlandse Ereveld Mill Hill Cemetery Hendon. Sijtse Lolkema werd geboren op 8 september 1888 in Oostrum. Hij was aannemer en verzorgde onderduikers in Dokkum en omgeving tot september 1943. Toen Dokkum te gevaarlijk voor hem werd, besloot hij naar Groningen te gaan, waar hij zich opnieuw in het onderduikwerk stortte. Om voor deze mensen bonkaarten te krijgen, ging Lolkema op 13 maart 1944 naar de gemeentesecretaris in Bedum. Deze verwees hem door naar de distributieleider, over wiens betrouwbaarheid Lolkema inlichtingen inwon bij een plaatselijke caféhouder. Deze praatte zijn mond voorbij tegen vrienden van de Gestapo. Op 15 maart werd Lolkema in de bus naar Groningen gearresteerd. Hij werd tot drie jaar gevangenisstraf veroordeeld en naar Duitsland overgebracht. Lolkema stierf op 21 januari 1945 in het kamp te Siegburg. Hij werd herbegraven op de Algemene begraafplaats in Dokkum. Abraham Emanuël Sachs werd geboren op 4 februari 1899 in Winschoten. Daar was hij winkelier. Vanwege het feit dat hij 'gemengd gehuwd' was met Annigje de Jong, werd hij na een kort verblijf in Kamp Westerbork weer vrij gelaten. Enige tijd later werd Sachs toch opnieuw gearresteerd, onder valse voorwendselen. Via het Scholtenhuis kwam hij terecht in het Groningse Huis van Bewaring. Abraham Sachs is op 22 januari 1945 in Dokkum door de bezetter gefusilleerd. Jacques Johan Cornelis Terwisscha van Scheltinga werd geboren op 8 juli 1922 in Schiedam. Hij was verkoper in een kledingmagazijn in Dokkum en moest in verband met de arbeidsinzet naar Duitsland. Op het Leeuwarder station wist hij echter te ontvluchten. Hij dook onder bij zijn oom in Weert, waar hij in contact kwam met de verzetsman Brummans. Zijn eerste illegale werk verrichtte hij op 8 juli 1943, toen hij een geallieerde piloot naar België bracht. Na verscheidene malen te zijn opgepakt en weer ontvlucht te zijn, werd hij op 7 november 1943 weer gearresteerd door verraad bij de bevriende familie Breukers in Weert. Ontsnapping bleek ditmaal niet meer mogelijk. Via Haaren in Noord-Brabant kwam hij terecht in de gevangenis aan de Gansstraat in Utrecht. Jacques werd veroordeeld tot 20 jaar tuchthuisstraf. Via Recklinghausen en Hameln werd hij tewerkgesteld in de zoutmijnen van Celle. Hij stierf op 11 april 1945 en werd begraven op het Waldfriedhof te Celle. Petrus (Pé) Woudsma werd geboren op 12 november 1919 in Dantumawoude (thans Damwoude). Hij was ambtenaar op het bureau van de brandstoffencommissaris in Dokkum. Woudsma was lid van de Knokploeg en samen met zijn broer Wytze deed hij koerierswerk voor de L.O. Woudsma werd op 27 maart 1945 gearresteerd tijdens een razzia in Brantgum en overgebracht naar het Huis van Bewaring in Leeuwarden. Op 3 april werd hij in de gevangenwagen naar het Paleis van Justitie gebracht, waar hij kort verbleef. Nadat hij weer was ingestapt, stopte de wagen bij de Noorderplantage. Hij werd uit de auto gehaald en bij de stadsgracht neergeschoten. Woudsma werd begraven op het erehof van de Algemene begraafplaats in Dokkum. Wytze Woudsma werd geboren op 12 februari 1921 in Dantumawoude. Hij was kantoorbediende en werkte in de illegaliteit onder de schuilnaam 'Rienk Prins'. Op 19-jarige leeftijd werkte hij als dwangarbeider in een munitiefabriek in Duitsland. Hij werd ziek en keerde met tuberculose terug naar Dokkum. Toen hij was opgeknapt, sloot hij zich aan bij het verzet en hielp hij joden. Woudsma was ook lid van de Knokploeg en deed spionagewerk. Toen het gevaar in de zomer van 1944 voor Woudsma te groot werd, ging hij naar een Leidse inrichting waar hij zijn spionagewerk voortzette. Op 22 juni 1944 werd hij gearresteerd en via 'Het Oranjehotel' in Scheveningen overgebracht naar kamp Vught. Op 4 september 1944 werd Woudsma geëxecuteerd. Onthulling Het monument is onthuld in 1949.

Vervaardiger
Nel Bakema (1902-1992)
Organisatie
Nationaal Comité 4 en 5 mei
PTT
Burgerslachtoffers
Binnenlandse Strijdkrachten
Monument
Ontvang onze nieuwsbrief
Tweewekelijks geven we je een overzicht van de meest interessante en relevante onderwerpen, artikelen en bronnen van dit moment.
Ministerie van volksgezondheid, welzijn en sportVFonds
Contact

Herengracht 380
1016 CJ
Amsterdam

020 52 33 87 0info@oorlogsbronnen.nlPers en media
Deze website is bekroond met:Deze website is bekroond met 3 DIA awardsDeze website is bekroond met 4 Lovie awards