Ga direct naar: Hoofdnavigatie
Ga direct naar: Inhoud
Filter op
Geen filters gevonden
Geen filters gevonden
Geen filters gevonden
Geen filters gevonden
Getuigen Verhalen, Heropvoeding jeugdige politieke delinquenten in kindertehuizen 1944-1951, interview 07
Audio

Meneer is geboren in 1927 in Oostzaan. Hij groeide op in een handelaargezin dat het in de eerste helft van de twintigste eeuw goed verdiende en weinig last ondervond van de economische crisis in de jaren 1930. Meneer bleef enig kind van al wat oudere ouders. Zijn vader sympathiseerde in de eerste twee jaren van de bezetting ideologisch met de Duitsers. Meneer ging (vrijwillig) naar de Duitse Kaiser Wilhelm Schule in Amsterdam en meldde zich ook bij de Hilterjugend. Korte tijd werd hij ook lid van de Nationale Jeugdstorm. In 1941 ging hij in het kader van een kinderuitzending mee naar Duitsland om een aantal weken bij een boerenfamilie te verblijven. Meneer kan zich ook herinneren dat hij samen met zijn vader de hakenkruisvlag uithing en propagandistische pamfletten ophing. Eind 1941/begin 1942 kwamen er in het dorp berichten dat opgepakte mannen in kampen omkwamen en dat Amsterdamse joden niet meer terugkwamen. Naar eigen zeggen was dat voor meneer en zijn vader reden om de politiek de rug toe te keren. De familie kwam de bezetting verder goed door, maar toen Nederland bevrijd werd, kreeg de familie te maken met intimidaties. Zijn vader werd in mei 1945 opgepakt en hijzelf twee maanden later. Tot en met januari 1946 zijn hij en zijn vader ondergebracht in verschillende strafkampen in de regio: Fort Benoorden Purmerend, barakkenkamp in Castricum (Bakkum), Schoorl en naar gevangenis de Krententuin in Hoorn. Meneer vertelt over onder andere mishandelingen en vernederingen die plaatsvonden in deze kampen. Naar eigen zeggen heeft meneer echter relatief weinig ‘speciale behandelingen’ gehad. In de opeenvolgende kampen werd het regime volgens meneer wel steeds iets milder. Van heropvoeding was volgens meneer totaal geen sprake. In januari 1946 kwamen meneer en zijn vader vrij, maar werd de familie een groot deel van de bezittingen afgenomen. Volgens meneer kregen zijn kinderen in de jaren 1960 deze geschiedenis door dorpsbewoners nog nagedragen, waardoor zijn gezin uiteindelijk Oostzaan heeft verlaten.

Vervaardiger
Cogis
Kinderuitzending
Oral history
Bijzondere Rechtspleging
Thematische collectie: Erfgoed van de Oorlog, Getuigen Verhalen, Project 'Heropvoeding jeugdige politieke delinquenten in kindertehuizen ...
Audio

Na de oorlog werd niet alleen afgerekend met NSB’ers en andere collaborateurs, ook hun kinderen ondervonden de consequenties van de keuzes van hun ouders in oorlogstijd. Vanaf 1944 zijn 20.000 kinderen van ‘foute’ ouders, in kindertehuizen geplaatst. Zij konden nergens anders worden opgevangen nadat hun ouders waren geïnterneerd. Vanaf een jaar of dertien werden deze kinderen jeugdige politieke delinquenten (JPD) genoemd. Soms waren zij zelf actief geweest in de jeugdbeweging van de NSB, maar ook jongeren die alleen ‘kind van’ waren werden als JPD’er beschouwd. Heropvoeding was niet het doel. Toch waren vooral oudere JPD’ers een bron van zorg voor de autoriteiten omdat zij mogelijk politiek geïnfecteerd waren en zich op latere leeftijd tot ‘extremistisch ontevredenen en gedesillusioneerden’ zouden kunnen ontwikkelen. Voor deze groep werd maatschappelijke heropvoeding tot volwaardige Nederlanders op zijn plaats geacht. Dit gebeurde in speciale tehuizen en kampen van Bureau Bijzondere Jeugdzorg. De filosofie was dat deze jongeren moesten leren wat democratie en vaderlandsliefde was. Politieke heropvoeding hoorde specifiek bij de omgang met ‘foute elementen’ en paste in het toen heersende goed-fout denken. In de gesprekken met deze kinderen van toen staat de vraag centraal hoe zij deze periode hebben ervaren en hoezeer die hun latere leven heeft beïnvloed.

Vervaardiger
Cogis
Datum
1924
Oral history
Bureau Bijzondere Jeugdzorg
Getuigen Verhalen, Heropvoeding jeugdige politieke delinquenten in kindertehuizen 1944-1951, interview 02
Audio

Meneer, geboren in 1924, groeide op in een gezin dat in de jaren dertig te maken kreeg met de gevolgen van de economische crisis. Zijn vader werd vóór de oorlog lid van de NSB, een keuze waar zijn moeder niet geheel achter stond maar wel in berustte. Tijdens de bezetting kwam meneer in aanraking met Duitse propaganda om een opleiding te volgen als Duitse soldaat. Tegen de wil van zijn ouders in meldde meneer zich, kreeg een vooropleiding van een paar maanden in een kazerne in Den Bosch en ging vervolgens naar de opleiding van de SS in Graz, Oostenrijk. Toen was hem al duidelijk dat er van zijn verwachtingen weinig terecht zou komen. In de winter van 1941/1942 leerde meneer omgaan en het onderhouden van verschillende wapens. De jongens in Graz werden opgeleid om te vechten aan het Oostfront. Door tegenvallende opleidingsresultaten werd meneer niet met zijn compagnie naar de frontlinie gestuurd, maar ingezet als bewaker van de Nederlandse Ambulance (onder Duitse leiding), die net achter de frontlinie verantwoordelijk was voor de eerste opvang van gewonde soldaten en burgers. De Nederlandse Ambulance trok mee met het Oostfront, zette op verschillende plaatsen in Rusland (en huidige Oekraïne), Estland en Duitsland veldlazaretten op, die regelmatig door partizanen onder vuur werden genomen. Meneer vertelt over de gevechten aan het front, de gewonden, het gebrek aan middelen naarmate de oorlog langer duurde, de dood van bijna al zijn collega’s, het oprukkende Russische leger en de verstikkende angst om te leven met de wetenschap ieder moment zelf het leven te kunnen laten. Uiteindelijk is meneer krijgsgevangen gemaakt in de Amerikaanse zone, heeft doorgebracht in verschillende kampen in Duitsland en België. Daar werd hem bekend, mede door het bezoek van de Nederlandse Politieke Opsporingsdienst (POD), dat jongens zoals hij in Nederland werden beschouwd als een landverraders. Twee jaar na het einde van de oorlog kwam meneer uiteindelijk als Jeugdige Politieke Delinquent terecht in Nederland en kwam vervolgens via kamp Vught, kamp Rhijnauwen, en kamp Duindorp in Scheveningen in de cellenbarakken van Scheveningen. In deze periode kreeg hij regelmatig bezoek van de POD en de kinderrechter en moest meerdere malen op formulieren aangeven wat hij tijdens de oorlog had gedaan. Van enige ‘heropvoeding’ was in zijn ogen geen sprake. In augustus 1948 kwam zijn zaak voor het tribunaal en werd meneer in vrijheid gesteld (met drie jaar voorwaardelijk), onder de voorwaarden dat hij 3 jaar lang meldingsplicht had bij Bureau Bijzondere Jeugdzorg, niet in militaire dienst mocht treden, tien jaar niet mocht stemmen en geen ambtenaar mocht worden. Meneer heeft deze geschiedenis zijn hele leven met zich meegedragen en nooit eerder met iemand besproken.

Vervaardiger
Cogis
Datum
1930
Krijgsgevangen
Oral history
Politieke Opsporingsdienst
Getuigen Verhalen, Heropvoeding jeugdige politieke delinquenten in kindertehuizen 1944-1951, interview 09
Audio

Meneer is geboren in 1931 in Dordrecht. Hij groeide op in een gezin met drie kinderen, waarvan vader tijdens de economische crisis van de jaren ’30 een werkeloze schipper was. Volgens meneer werd zijn vader in een vroeg stadium actief lid van de Nationaal Socialistische Beweging (NSB), waardoor hijzelf lid werd van de Nationale Jeugdstorm. In het eerste jaar van de bezetting ging zijn vader werken als schipper voor de Duitsers, waardoor Berlijn een aantal jaren de basis voor het gezin was. In deze periode heeft meneer veel bombardementen en ander oorlogsgeweld in Duitsland meegemaakt en stond in de drukke menigte op het moment dat Hitler een rondrit door Berlijn maakte. In 1944 kwam het gezin terug in Dordrecht maar vertrok rond Dolle Dinsdag opnieuw naar Duitsland. In die periode werkte meneer bij een bakker. Na de capitulatie van Duitsland ging het gezin terug over de Nederlandse grens en werd in Drenthe van elkaar gescheiden. Vader en moeder werden opgepakt en kwamen terecht in de kazerne van Dordrecht en meneer werd ondergebracht in een voormalig schoolgebouw in Dordrecht, waar allerlei NSB-kinderen van jong tot oud werden opgevangen. Volgens meneer was er niet echt sprake van heropvoeding, maar eerder van opvang. Meneer heeft zeer weinig goede herinneringen aan het elf maanden lange verblijf in het tehuis. Omdat hij zich moeilijk kon conformeren aan de leefregels van het tehuis, had hij regelmatig straf. Specifiek door één leidster werd hij regelmatig geconfronteerd met de politieke keuze van zijn vader en moest hij strafregels over Hitler schrijven. Toen zijn moeder vrijkwam verhuisde meneer van het tehuis naar een familielid. In die periode startte hij met een ambachtsopleiding, maar omdat hij lange tijd geen onderwijs meer had genoten, kon hij niet meekomen. Uiteindelijk kwam meneer, evenals zijn vader, terecht in de scheepvaart. Naar eigen zeggen is meneer regelmatig zijn baan kwijtgeraakt door zijn verleden. Het was voor hem erg moeilijk een stabiel leven op te bouwen. Dit heeft hem erg dwars gezeten en kreeg later psychische klachten en een drankprobleem. Ook nu nog is meneer teleurgesteld in zijn vader en de Nederlandse samenleving, maar probeert op verschillende terreinen (bijvoorbeeld vrijwilligerswerk) zijn steentje bij te dragen.

Vervaardiger
Cogis
Datum
1931
Oral history
Nationale Jeugdstorm
Collaboratie
Getuigen Verhalen, Heropvoeding jeugdige politieke delinquenten in kindertehuizen 1944-1951, interview 08
Audio

Meneer is geboren in 1925 . Zijn vader was van huis uit elektricien maar werd in de loop van de tijd kunstschilder. In het begin van de bezetting werden zijn schilderijen opgekocht en verscheept naar Duitsland, en werden zijn vader en stiefmoeder lid van de Nationaal Socialistische Beweging. Alle vier de kinderen uit het gezin werden lid van de Nationale Jeugdstorm. Na afronding van een beroepsopleiding solliciteerde meneer op 15-jarige leeftijd vrijwillig bij de Waffen-SS. Meneer kwam door de selectie, zijn vader ondertekende en vervolgens moest hij wachten tot hij 16 jaar werd. In de tussenliggende periode werkte meneer in het kader van de Oogsthulp op boerderijen in Duitsland. Vanaf januari tot en met mei 1942 volgde hij in Graz de SS-opleiding. Daarna werd hij naar het Oostfront gestuurd. In eerste instantie werd hij ingezet in de loopgraven, maar toen hij gewond raakte en in een kazerne moest herstellen, leerde hij auto- en motorrijden. Bij terugkomst werd hij ingedeeld bij de regimentstaf. Meneer is betrokken geweest bij het uitschakelen van het Russisch regiment dat net onder Moskou lag en volledig omsingeld was. Vandaar is hij via Leningrad, Schwerina , Ludwigslust in Neuengamme beland, waar hij in mei 1945 werd uitgeleverd aan de Engelsen. Terug in Nederland werd hij in kamp Vught opgesloten. Hij werd daar tewerkgesteld bij de Canadezen om munitiekisten te maken. Door pater van Kilsdonk is hij later met leeftijdsgenoten in een aparte jeugdbarak geplaatst. Daarna werd hij voor korte tijd naar een jongerenkamp in Standdaarbuiten overgebracht en vervolgens naar Villa Pierson in Baarn. Hij werd daar tewerkgesteld bij een drukkerij in Amersfoort waardoor hij het drukkersvak leerde. De leiding in Baarn bestond voor een groot gedeelte uit mensen uit het voormalige Nederlands-Indie en die geen benul hadden hoe om te gaan met de jongeren. Meneer vond dat er behoorlijk wat vrijheid was voor de jongeren, al waren er uiteraard bepaalde huisregels. In het weekenden mocht hij naar huis. In januari 1947 verliet hij het huis in Baarn en ging hij terug naar zijn ouders.

Vervaardiger
Cogis
Datum
1925
SS
Oral history
Kamp Vught
Getuigen Verhalen, Heropvoeding jeugdige politieke delinquenten in kindertehuizen 1944-1951, interview 06
Audio

Mevrouw is geboren in 1924. Haar vader was zelfstandig elektricien en kreeg het door de economische crisis van de jaren ’30 én zijn lidmaatschap van de Nationaal Socialistische Beweging zwaar. Uiteindelijk ging haar vader failliet en leefde het gezin van de bedeling. Om geld te verdienen werkte mevrouw in verschillende gezinnen als huishoudster en bracht daarnaast de NSB-krant Voor Volk en Vaderland rond. Mevrouw werd lid van de Nationale Jeugdstorm en bewaart hier goede herinneringen aan. Er werden veel activiteiten voor jongeren georganiseerd en er werd veel gezongen, waar mevrouw erg van hield. Haar oudere broer ging een (para-)opleiding in Duitsland volgen, werd naar het Oostfront gestuurd en sneuvelde. Direct na de Duitse inval in mei 1940 werd haar vader opgepakt en bleef vier dagen vastzitten omdat hij een misdadiger zou zijn. Dit heeft diepe indruk op mevrouw gemaakt en ze begreep niet wat haar vader verkeerd had gedaan. Met Dolle Dinsdag (september 1944) vluchtte mevrouw, samen met haar moeder en oudere zus, via Westerbork naar Duitsland. Daar werkte ze op een boerderij. Haar zus werd hier ziek en overleed. Toen zij in 1945 terugkwamen in Nederland belandde zij samen met haar moeder in Westerbork en moest ze bij een boer werken. Hun haar werd heel kort geknipt. Vervolgens werden zij doorgestuurd naar Weesp in afwachting van hun verhoor. Daar werd haar en andere jonge meisjes verzocht om de aanwezigen te vermaken met zang en dergelijke. Na hun verhoor werd moeder overgebracht naar een gevangenis en ging mevrouw naar een opvoedingshuis in Zandvoort. Daar heeft zij goede herinneringen aan: er was veel vrijheid, ze hoefden weinig te doen, ze moesten christelijke liedjes leren zingen, ze konden gaan wandelden. Zij heeft dit niet als heropvoeding ervaren. Op verzoek van haar broer mocht zij op 11 oktober 1946 naar huis om haar verjaardag te vieren. In hun huis woonden haar oom en tante. Vervolgens werd zij op 24 oktober 1946 vrijgelaten, en kreeg als 22-jarige een toezichthoudster aangewezen. Via deze toezichthoudster kreeg zij werk als huishoudster bij een wantrouwige dame en vervolgens bij de burgemeester van Bussum. Dat was een fijne werkplek, maar zij had te weinig vrije tijd om met haar toekomstige partner op te trekken en kreeg vervolgens een andere werkplek bij een verloskundige. Daar heeft zij gewerkt tot aan haar huwelijk. De toezichthoudster vroeg haar regelmatig naar hoe het ging. Haar partner heeft zij ontmoet via haar broer; hij zat net als haar broer in een heropvoedingskamp. Kort na haar vrijlating kwam haar moeder ook vrij en een jaar later haar vader en woonde het gezin weer bij elkaar, zij het heel klein behuisd bij oom en tante. Haar vader heeft nooit verteld over zijn ervaringen.

Vervaardiger
Cogis
Datum
1924
Nationale Jeugdstorm
Dolle Dinsdag
Volk en Vaderland
Getuigen Verhalen, Heropvoeding jeugdige politieke delinquenten in kindertehuizen 1944-1951, interview 03
Audio

Meneer, geboren in 1928, groeide op in een gezin met vader, moeder en drie zussen. Vader verloor zijn baan bij een joodse werkgever die joodse vluchtelingen uit Duitsland opnam en werk bood. Dit betekende werkeloosheid en in toenemende mate armoe. Vader is toen lid geworden van de NSB omdat dit een betere toekomst beloofde. Meneer is uit eigen keuze lid geworden van de Jeugdstorm en bewaart hier goede herinneringen aan. Hij heeft voor zover hij zich kan herinneren geen negatieve ervaringen op school of met vrienden gehad als gevolg van het NSB lidmaatschap van zijn vader en zijn lidmaatschap van de Jeugdstorm. Meneer meent dat leraren hem soms betere cijfers gaven door deze achtergrond. Zijn moeder was het niet eens met vaders keuze. Op Dolle Dinsdag is moeder met zoon en jongste dochter geëvacueerd. Zij kwamen terecht in Westerbork. Daar werden alle jongens apart gezet. Zijn moeder en zus werden verder getransporteerd naar Duitsland. De jongens werden van kamp naar kamp gestuurd, terwijl de druk om dienst te nemen in het Duitse leger opgevoerd werd. Meneer wilde dit niet en heeft zijn verzet een tijd volgehouden, totdat het voorstel kwam om bij de luchtafweer te gaan werken. Vervolgens is hij met een groep jongens (rond de 16 jaar) naar Graz gestuurd voor de opleiding. Meneer heeft geen SS-bloedgroep teken op zijn arm omdat hij op moment van tatoeëren ziek was. Meneer ontdekte in Graz dat hij toch in het leger moest, hij kreeg uniform en een geweer uit de Eerste Wereldoorlog, zonder munitie, en werd richting het Oostfront gestuurd. Onderweg kwam het bericht dat de oorlog was afgelopen. Meneer wist niet waar hij was, is gaan lopen en kwam uiteindelijk in de Amerikaanse zone terecht. Hier werd hij krijgsgevangen gemaakt en vervolgens op transport (in een veewagen) naar Amersfoort gezet. In Amersfoort werd hij geïnterneerd en daarna doorgestuurd naar een tehuis in Rotterdam – waar weet hij niet meer. Na zijn in vrijheidstelling heeft meneer nog voor enkele maanden een voogd toegewezen gekregen, bij wie hij zich af en toe moest melden. Meneer weet zich weinig concrete details te herinneren en kijkt terug op die periode als ‘’krankzinnig en bizar’’. Toen hij vrij kwam richtte hij zich op het opbouwen van een nieuw leven en carrière. Meneer is zich niet bewust van het feit dat hij last had van zijn achtergrond bij bijvoorbeeld sollicitaties. Hij mocht de eerste jaren niet stemmen, maar dat vond hij geen probleem. Meneer wil nu uitzoeken waarom zijn vader geliquideerd is aan het einde van de oorlog. Zijn kinderen weten niets van deze geschiedenis en mogen dat ook in de toekomst niet. Hij heeft alles diep weggestopt.

Vervaardiger
Cogis
Datum
1935
Kamp Westerbork
SS
Oral history
Getuigen Verhalen, Heropvoeding jeugdige politieke delinquenten in kindertehuizen 1944-1951, interview 04
Audio

Meneer werd geboren in 1927 in de kop van Noord-Holland. Zijn vader werkte bij een instantie die zeekaarten maakte op basis van metingen langs de kust en voer zodoende op een schip. Het huis waarin meneer, met ouders en twee jongere zusters, woonde stond op grondgebied van Defensie. Door het gevaar voor bombardementen tijdens de bezetting sliep het gezin ’s nachts permanent in een bunker in het dorp. Halverwege de bezetting verhuisde het gezin naar Friesland, waar zijn moeder – die van Duitse afkomst was – via de bezettingsmacht aan een woning was gekomen. De ouders van meneer waren geen lid van de NSB en meneer werd ook geen lid van de Jeugdstorm. Wel is hij, samen met een zuster, tijdens de bezetting met een kinderuitzending op vakantie geweest in Duitsland. Omdat zijn moeder goed Duits sprak en ook een vriendschappelijke houding aannam ten opzichte van de in Nederland zijnde Duitse militairen, had zij wel contact met de bezettingsmacht. In het tweede deel van de bezetting meldde meneer zich vrijwillig bij de Hemaf in Hengelo, waar hij een korte opleiding genoot, en vervolgens werd ingezet op treinen die goederen vanuit de Twentse industrie naar particulieren in het Duitse Rijk vervoerde. Meneer heeft verschillende bombardementen in deze periode meegemaakt. Naar eigen zeggen was hij hiervoor niet bang, het was voor hem vooral een avontuur. Toen de Geallieerden steeds verder naar het noorden van Nederland oprukten, kwam meneer uiteindelijk in de buurt van Assen terecht. Op zijn weg naar huis werd hij opgepakt door de Binnenlands Strijdkrachten en in een schoolgebouw ondergebracht. Via onder andere Groningen, Gelderland, Calais en Brussel kwam meneer, samen met Nederlandse SS-ers, terecht in gevangenis Fort Erfprins in Den Helder. Dat ervoer meneer als een soort gevangenis. Omdat hij werd bestempeld als een Jeugdige Politieke Delinquent kwam hij vervolgens terecht in een instelling van Bureau Bijzondere Jeugdzorg: De Knobbel in Beekbergen. Na Fort Erfprins was zijn verblijf in De Knobbel een verademing. Zijn zes maandenlange verblijf daar was volgens hem gericht op het laten integreren van de jongens in de samenleving. Er werd overdag gewerkt in de bossen en ’s avonds werden muziek- en toneelvoorstellingen georganiseerd of lezingen. Meneer bewaart goede herinneringen aan de jongens en aan de zogenoemde Kampmoeder. Meneer is van mening dat de heropvoeding voor hem niet nodig was, maar begreep wel dat dit het beleid was voor jongeren zoals hij. Na zijn vrijlating in 1946 werd meneer tot 1949 onder toezicht gesteld van een voogd. Hij mocht 10 jaar niet stemmen, geen ambtenaar worden en niet in militaire dienst. De thuissituatie was na vrijlating drastisch gewijzigd: zijn moeder zat nog gevangen omdat ze veroordeeld was vanwege heulen met de bezetter en het huis en hun spullen waren afgenomen. Meneer had geen moeite om een baan te vinden en kwam in eerste instantie aan het werk in het bankwezen. Meneer had geen zichtbare moeite zijn verhaal te vertellen ondanks dat hij zijn verhaal nog nauwelijks heeft verteld aan anderen.

Vervaardiger
Cogis
Datum
1927
Nationale Jeugdstorm
Fort Erfprins
Germaansche SS
Getuigen Verhalen, Heropvoeding jeugdige politieke delinquenten in kindertehuizen 1944-1951, interview 10
Audio

Meneer is geboren in 1928. Zijn vader werd net voor de bezetting werkeloos en het gezin leefde sindsdien in grote armoe. De hoop op een beter leven voor het gezin deed vader in het begin van de bezetting besluiten om lid te worden van de NSB. In 1942 verbleef meneer voor drie maanden in Linz bij een gezin. Eén van de jongens daar was piloot en meneer werd enthousiast om ook piloot te worden. In 1943 werd hij lid van de Jeugdstorm. Er werden leuke activiteiten georganiseerd en hij vond het leuk om met leeftijdsgenoten om te gaan. Meneer heeft zijn opleiding afgebroken om zich bij de Landdienst aan te sluiten, waarvoor hij binnen de Jeugdstorm werd gerekruteerd. Op Kasteel Assumburg werd hij getraind tot Wehrboer, volgde het Wehrsportkamp en werd vervolgens naar West Pruisen gestuurd om daar te werken bij boeren en om Duits te leren. Omdat hij wilde vechten tegen het bolsjewisme heeft hij zich in 1944 aangemeld bij de Waffen SS en volgde in de Elzas hiervoor een opleiding. Omdat het front daar al genaderd was, werd hij nog voor het afronden van zijn opleiding ingezet aan het front. Dit was een zware tijd met veel ontberingen. Hij raakte zwaargewond en werd voor behandeling naar Köthen (tussen Leipzig en Magdenburg) overgebracht. In die tijd waren er veel zware bombardementen, onder andere op het nabij gelegen Dresden. Op 3 maart 1945 is meneer ontslagen uit het ziekenhuis en is er met veel moeite in geslaagd weer bij zijn oude regiment terug te komen. Daar heerste een onaangename en onrustige sfeer. Na de capitulatie wilde hij voorkomen dat hij door de Russen gevangen genomen zou worden en vluchtte naar de Ems en is uiteindelijk in de Amerikaanse zone terechtgekomen. Hij werd daar verhoord door twee Nederlandse officieren en samen met wat andere jongeren werd hij apart gezet in een jongerenkamp. Onder bewaking van Amerikaanse soldaten is meneer uiteindelijk naar Nederland getransporteerd. In Amersfoort werden zij opgewacht door de Binnenlandse Strijdkrachten. Hij werd kaal geschoren en kreeg twee witte stippen op zijn broek en op zijn rug (waaraan men SS’ers kon herkennen). Eind 1945 werd meneer overgeplaatst naar het kamp Sparjebird in Friesland. Voor hem was dit geen zware tijd: overdag werkte hij op het land en ’s avonds werden de jongens soms vermaakt met optredens. Na ongeveer een jaar mocht hij onder bepaalde voorwaarden naar huis; zijn staatsburgerschap werd hem niet ontnomen, wel zijn stemrecht. Zijn voogd was een dominee. Deze toezichthouder zorgde ervoor dat meneer werk kreeg.

Vervaardiger
Cogis
Datum
1928
Oral history
Kamp Amersfoort
Krijgsgevangen
Getuigen Verhalen, Heropvoeding jeugdige politieke delinquenten in kindertehuizen 1944-1951, interview 01
Audio

Jeugd: Pa, ma, twee dochters (mevrouw was de jongste), eigen slijterij, allen werkten hard in het bedrijf, hadden alles wat zij nodig hadden ook tijdens de oorlog. Pa was nationaal socialist en lid van de NSB geworden voor de oorlog, was niet politiek actief. Mevrouw mocht doorleren (Mulo). Zij heeft nooit last gehad van het lidmaatschap van haar vader. Pa heeft via Duitse luchtmachtofficieren informatie doorgespeeld over razzia’s naar het verzet en heeft een joods echtpaar in huis gehad (ondergedoken). Er werd reclame gemaakt door Nederland voor verpleegstersopleiding in het buitenland via het Croix Rouge Genève in verband met een tekort aan verpleegsters. Mevrouw heeft zich aangemeld (ca. 17 jaar), wilde graag verpleegster worden en naar het buitenland. Heeft de opleiding gedaan in Lochau en St. Wolfgang. Aansluitend heeft zij gewerkt in diverse ziekenhuizen, afhankelijk van waar zij naar toe gestuurd werd. Uiteindelijk is zij beland in Praag en heeft daar langere tijd gewerkt, eerst in een ziekenhuis, daarna in een barakkenkamp. Vervolgens is zij met een convooi van 1000 soldaten naar het front gestuurd en heeft daar gezorgd voor lichtgewonde jonge Duitse soldaten. Het ging haar aan het hart, dat deze jonge mensen eigenlijk alleen maar naar huis verlangden. Het verpleegwerk heeft zij met hart en ziel gedaan en heeft er geen spijt van gehad. Toen de Russen dichterbij kwamen is zij gevlucht en beland in Linz; gewerkt in het ziekenhuis aldaar en in het lazaret. Vandaar is zij gevlucht naar de Amerikanen en heeft bij hen gewerkt in het 117 evacuation hospital tot zij gesommeerd werd naar Nederland te komen. Dit is in de periode mei 1945 tot februari 1946. 'In die tijd deed je als jong meisje wat je werd opgedragen', dus ging zij naar Nederland. Na een reis van 3 weken in een goederentrein is zij via Eindhoven eerst in het opvangkamp in Weesp gekomen. Daar moest zij schroeven uitzoeken. Men vond haar te jong voor dit kamp en zij werd doorgestuurd naar de Van Eeghenstraat in Amsterdam, waar zij kort woonde met ca. 8 andere meisjes. De meisjes spraken niet met elkaar over hun verleden, zij deden niets. Vandaar werd zij naar Zandvoort gestuurd waar zij ca. 2 maanden heeft gewoond met ca. 10 meisjes en een zeer welwillende directrice. Zij kregen naailes en wandelden veel op het strand (het was zomer). In deze periode heeft zij haar moeder voor het eerst weer gezien. Na 2 maanden mocht zij naar huis, kreeg een mentor die haar snel een kantoorbaan bezorgde met een Joodse baas, die wist van haar verleden en daar geen probleem mee had. Zij heeft nooit enige problemen als gevolg van haar verleden of haar vaders NSB lidmaatschap ervaren op haar werk, in haar oude woonplaats waar zij weer terugkeerde, met oude vrienden en bekenden. Alleen toen zij met haar man wilde emigreren naar Australië kreeg zij geen toestemming in verband met haar verleden. Haar vader heeft in een kamp gezeten; heeft zijn staatsburgerschap en het stemrecht behouden. Hij voelde zich onterecht beschuldigd en heeft in 1956 zelfmoord gepleegd. Mevrouw wil graag rehabilitatie voor haar vader. Mevrouw heeft ieder jaar grote moeite met 4 en 5 mei en kan dit zelf niet verklaren, omdat zij vindt dat zij niets verkeerd heeft gedaan met het verplegen van gewonde soldaten.

Vervaardiger
Cogis
Datum
1942
Oostfront
Collaboratie
Oral history
Getuigen Verhalen, Heropvoeding jeugdige politieke delinquenten in kindertehuizen 1944-1951, interview 05
Audio

Meneer is geboren in 1929 in Amsterdam in een gereformeerd gezin met in totaal 6 kinderen. Vader werkte bij een verzekeringsmaatschappij en werd in een vroeg stadium van de Nationaal-Socialistische Beweging en vervulde in de partij de functie van blokleider. Tijdens zijn vroege jeugd verhuisde het gezin naar Haarlem, waar meneer samen met zijn broers lid werd van de Nationale Jeugdstorm. Tijdens het marcheren in uniform van huis naar het gebouw van de Jeugdstorm werden ze regelmatig uitgescholden en geïntimideerd door leeftijdsgenoten. Dat was voor meneer de eerste angstige kennismaking met negatieve reacties op zijn afkomst. Het gezin was fanatiek met de politieke ideologie van de NSB, zo namen vader en moeder hun kinderen mee naar partijbijeenkomsten in Lunteren en op tafel lag naast de Bijbel Mein Kampf van Hitler. Tijdens de bezetting ging meneer mee met een kinderreis naar Duitsland. Zijn wekenlange verblijf in een gezin in Baden Württemberg ervoer meneer als heel prettig. Rond Dolle Dinsdag (5 september 1944) voelde hij zich in Nederland steeds meer unheimisch en besloot samen met een oudere broer (een andere broer was al naar het Oostfront vertrokken) te vertrekken naar het gastgezin in Duitsland. Onderweg in de trein werd duidelijk dat alle jonge jongens, afhankelijk van hun leeftijd, op de één of andere manier werden ingezet in de Duitse oorlogsmachinerie. Zijn oudere broer ging naar Graz in de toenmalige Ostmark (Oostenrijk) en zou een opleiding tot SS-soldaat krijgen. Het was ook de bedoeling dat meneer ondersteunende arbeid voor de Duitsers zou verrichtten, maar enigszins aan zijn lot overlatend vertrok hij naar het voormalige gastgezin van zijn broer in de Ostmark. Daar heeft hij ongeveer een jaar als landarbeider gewerkt. Ondanks dat het front steeds meer in de buurt kwam, heeft meneer daar weinig meegemaakt van echte oorlogshandelingen. Na de capitulatie van Duitsland werd meneer – samen met andere Nederlanders die in Duitsland hadden verbleven, waaronder een telg uit de familie Rost van Tonningen – onder leiding van de Amerikanen via België teruggebracht naar Nederland. De eerste opvang was in een klooster in Baexem (Limburg). Dit was een opvang voor – in de herinnering van meneer – ongeveer 100 jongens en meisjes van zijn eigen leeftijd. Van de twee weken dat meneer hier verbleef kan hij zich herinneren dat hij samen met andere jongens munitie opruimde en tot ontsteking bracht. Er was weinig te eten omdat de paters een groot deel van de voedselleveranties voor zichzelf hielden. Toen dit geconstateerd werd door de overkoepelende instantie werd het tehuis opgeheven en ging meneer voor korte tijd naar Hilversum. Daar werd hij opgehaald door zijn oom en kon hij – tijdens de periode dat zijn ouders gevangen zaten – bij hem wonen. Dit pleeggezin had niet de functie meneer te heropvoeden. Hij kreeg ook geen toezichthouder aangewezen. In 1948 vertrok meneer in militaire dienst naar Nederlands-Indië. Ondanks dat meneer zeer trots is op zijn afkomst en opvoeding heeft hij zijn familiegeschiedenis niet vaak prijsgegeven. Hij vond het moeilijk verkering te hebben met meisjes die – zoals hij het zelf omschrijft – ‘van de andere kant’ zijn. Uiteindelijk is hij getrouwd met een vrouw uit Oostenrijk. Ook tijdens zijn werkzame en sociale leven na de bezetting vertelde hij niet over zijn achtergrond. Meneer vind het moeilijk om zijn positieve herinneringen aan Duitsland en de Duitsers te rijmen met de algemeen aanvaarde feiten over en gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog.

Vervaardiger
Cogis
Datum
1929
Oral history
SS
Oostfront
Ontvang onze nieuwsbrief
Tweewekelijks geven we je een overzicht van de meest interessante en relevante onderwerpen, artikelen en bronnen van dit moment.
Ministerie van volksgezondheid, welzijn en sportVFonds
Contact

Vijzelstraat 32
1017 HL Amsterdam

info@oorlogsbronnen.nlPers en media
Deze website is bekroond met:Deze website is bekroond met 3 DIA awardsDeze website is bekroond met 4 Lovie awards