Archief 830: Stichting Nederlandse Slachtoffers Japanse Vrouwenkampen 1. Bestuur 5- 89 Correspondentie met aanverwante organisaties
Met lit. opg. 189 p. : ill., foto's. ; 25 cm.
Archief 903: Slomp, F. Foto's (Oud-)verzetsman
Populaire muziek : een muzikale terugblik op de meidagen van '45 / door Joop van Houten
Voorstellen tot het oprichten van een stichting, die na de bevrijding de belangen moet behartigen van oud-illegale werkers en eventueel hun nagelaten betrekkingen. Voorstel tot het aanleggen van een register van illegale werkers. Voorstel tot het oprichten van een Inlichtingen- en voorlichtingsdienst ten behoeve van de overheid en de pers. Gestencild.
Wandplaat in kleur met in het midden de kaart van Nederland. Daarop de invasie der geallieerden, de kampen, de hongertochten, het gastvrije noorden, het wegvoeren van vee. In randen links, rechts, boven en onder voorstellingen met randschrift betreffende Duitse wandaden, lijden van de bevolking, verzet en bevrijding. Stichting 1940-1945. Heerengracht 597 Amsterdam.
Ten tijde van het bombardement woonde mevrouw Marcus aan de Schiedamseweg met haar ouders. Bij het bombardement stortte een deel van het huis in terwijl mevrouw Marcus met haar zusje onder de trap stond. Haar broers waren op dat moment onderweg van school naar huis. De hele familie heeft het overleefd, maar haar vader verloor al zijn handwerk en werd lusteloos. Na het bombardement is de familie eerst gaan kijken bij de grootouders. De wandeling tussen het puin naar de Willem Beukelszoonstraat heeft een sterke indruk achtergelaten. Na een tijdelijk onderkomen bij een oom in Rotterdam verhuisde het gezin naar het tuindorp De Vaan in Rotterdam-Zuid. Mevrouw Marcus heeft eind ’45 tot de bevrijding met haar zusje bij een dominee in Groningen gewoond.
Relaas van gevangenschap en bevrijding in de jaren '40-'45, waarin Gods hand nadrukkelijk wordt herkend. 187 p. : ill. ; 21 cm
Meneer is in Amsterdam geboren en heeft het begin van de oorlog in Scheveningen meegemaakt. In juni 1941 is hij met zijn vader, moeder, grotere broer en jongere zus naar de Gorzen in Schiedam verhuisd. Zijn vader zette daar een bakkerij op. Hij is drie keer uitgezonden naar een boerderij in Opeinde bij Drachten, de eerste twee keer tijdens de zomervakanties van 1942 en 1943. Tijdens de hongerwinter van 1944-'45 verbleef hij langere tijd bij dezelfde boer en boerin, van november '44 tot eind juni 1945. In dezelfde boerderij waren twee onderduikers en een moeder met drie kinderen, evacués uit Zuid-Limburg. Op het einde van de oorlog was ook een groepje Duitse militairen ingekwartierd. Hij beschrijft de uitzendingen als een mooie tijd in zijn leven.
Het monument 'Een Gestolde Herinnering' herinnert de inwoners van Middelburg aan het bombardement van 17 mei 1940, waarbij het centrum van de stad werd verwoest. Na het Duitse bombardement op Rotterdam (14 mei 1940) gaf Nederland zich over, met uitzondering van Zeeland. Deze provincie moest doorvechten op last van de naar Engeland uitgeweken Nederlandse regering. De Commandant van Zeeland was schout bij nacht H.J. van der Stad, wiens hoofdkwartier in Middelburg was gevestigd. Men hoopte met de hulp van Franse troepen nog stand te kunnen houden in Zuidwest-Nederland. De Franse soldaten trokken via België naar Zuid-Beveland, waar ze gezamenlijk met de aldaar gelegerde soldaten en restanten van het Nederlandse leger (de Peeldivisie) stand probeerden te houden. Maar de Zanddijkstelling bij het Kanaal door Zuid-Beveland kon niet behouden blijven. Ook de verdediging van de Sloedam hield geen stand. Op 17 mei 1940 werd Middelburg beschoten in de strijd tussen de Duitse bezetter en de Franse strijdkrachten. De beschietingen leidden tot de verwoesting van het centrum. Doordat de bevolking tijdig de stad had verlaten, waren er 'slechts' 22 mensenlevens te betreuren. De materiële schade was enorm. Meer dan 600 winkels en woningen waren vernield en de binnenstad was in een rokende puinhoop veranderd. N.B: er bestaat discussie over de vraag wie verantwoordelijk was voor het bombardement op Middelburg. Oprichting De oprichting van het gedenkteken was een initiatief van de 'Stichting Monumenten Walcheren 40-45'. Deze stichting slaagde erin om ter gelegenheid van de herdenkingen in 1990 (50 jaar uitbreken Tweede Wereldoorlog en 45 jaar bevrijding) de vreselijke gebeurtenissen op Walcheren blijvend in herinnering te brengen door de oprichting van vijf monumentale kunstwerken (in Vlissingen, Ritthem, Westkapelle, Veere en Middelburg). Onthulling Het monument is onthuld op 17 mei 1990 door Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana, precies vijftig jaar nadat Middelburg werd gebombardeerd.
Het monument 'Sporen die bleven' in Heide (gemeente Venray) herinnert aan de reeks razzia's in oktober en november 1944, waarbij de bezetter meer dan 3.000 jongens en mannen heeft opgepakt om gedwongen tewerk te stellen in de Duitse oorlogsindustrie. Van hen kwamen 13 personen uit Heide. Een van hen, Helm Voesten, overleefde de oorlog niet. In de ochtend van 17 oktober 1944 werden dertien inwoners van Heide tijdens een razzia door de bezetter opgepakt om tewerkgesteld te worden in Duitsland. Een van hen was Helm Voesten. Hij weigerde mee te gaan en werd ter plekke neergeschoten. Hij is gestorven aan zijn verwondingen. De overige twaalf mannen zijn na de bevrijding weer teruggekeerd naar Heide. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog waren vrijwel alle Duitse jongens en mannen ingelijfd in het leger. Daarom nam de bezetter in de herfst van 1944 de beslissing om ruim 3.000 jongens en mannen uit het gebied tussen Maas en Peel in Limburg verplicht tewerk te stellen in fabrieken, aan spoorwegen en op boerenbedrijven in Duitsland. Op zondag 8 oktober vond de eerste en grootste razzia plaats. Hierbij werden 2.000 jongens en mannen met geweld bijeengedreven en gearresteerd. Tijdens de kleinere razzia’s die volgden in de weken daarop zijn nog eens ruim 1.000 mannelijke inwoners uit het gebied tussen Maas en Peel opgepakt. De situatie van de meeste dwangarbeiders was slecht: erbarmelijke huisvesting, honger, kou en slechte hygiëne. Daarnaast leefden zij in grote onzekerheid over hun eigen leven en dat van hun achtergebleven familieleden, en heerste er een permanente angst voor geallieerde bombardementen op de fabrieken waarin ze tewerkgesteld waren. Na de bevrijding, ruim een half jaar later, bleek dat 120 dwangarbeiders hun tewerkstelling niet overleefd hadden. De rest keerde, vaak geestelijk en fysiek gebroken, naar huis. De razzia’s van oktober en november 1944 zijn de geschiedenis ingegaan als de Grote Kerkrazzia, omdat een groot deel van de mannen op zondagochtend 8 oktober werden opgepakt toen zij na afloop van de mis hun kerk verlieten. Ook zij die in de weken daarop door de bezetter van hun bed werden gelicht of van de straat werden gehaald behoren tot de groep slachtoffers van de Grote Kerkrazzia. Ter herinnering aan deze gebeurtenis en om erkenning van het leed dat de ruim 3.000 gedeporteerden werd aangedaan, is in 45 dorpen in Noord- en Midden-Limburg een monumentenreeks (bestaande uit plaquettes en twee monumenten) opgericht. Deze gebeurtenis is na de bevrijding namelijk een stuk vergeten oorlogstragedie geworden. Oprichting Aanleiding voor oprichting was de herdenking van 60 jaar bevrijding en 60 jaar deportatie. De oprichting van de monumentenreeks was een initiatief van de Stichting Deportatie oktober 1944 Noord- en Midden-Limburg.
Kornelis Hofman was zestien jaar en werkte in de melkfabriek in Bedum toen hij in april 1944 samen met vele anderen werd opgepakt als wraakneming van de Duitsers, omdat NSB-man Keijer vermoord was door de ondergrondse. Hij kwam in kamp Amersfoort terecht en werd van daaruit doorgestuurd naar een kamp bij Böhlen bij Leipzig. Hij vertelt over het leven in de kampen en de bevrijding. 00:02:25 Joden in Middelstum 00:10:37 Brug Westerwijtwerd opgeblazen 00:16:45 Werken in de melkfabriek 00:18:23 Moord op Keijer: wraakneming 00:19:18 Dood van gebroeders Gootjes en liefdesaffaire Gootjes 00:22:48 April-meistaking 00:29:50 Duitsers pakken KH samen met andere werknemers op. Naar het politiebureau in Groningen, daarna naar kamp Amersfoort 00:35:20 Tijdens strafexercitie knijpt KH ertussen uit 00:40:49 Kleding, werkzaamheden, appel en sportactiviteiten in kamp Amersfoort 00:48:40 Eten in kamp in Duitsland (gevraagd wordt naar Amersfoort) 00:52:37 Naar Duitsland, Böhlen/Lippendorf. 00:54:23 Corveeër bij kameroudste 'Kappi' 00:59:17 Werken in de bruinkoolfabriek bij Böhlen 01:04:16 Bombardementen in Duitsland; schuilkelders, contact met Duitsers; Bewegingsvrijheid buiten het kamp 01:10:35 Kerstmaaltijd bij KH's baas in de fabriek 01:13:47 Bevrijding op komst; opgepakt door Duitse Hilfpolizei 01:21:43 Bevrijding door Amerikaanse tanks 1:28:04 Moeten Amerikanen meehelpen bij Oldenburg; thuiskomst
Rob Pogge Bank (2009) was een houten bank die lijkt te zijn gemaakt van dikke oude boeken. De bank was geplaatst op het speelterrein van de zgn. Witte School en was ter herinnering aan Rob Pogge. Arnhemmer Rob Pogge (1936-2009) was jarenlang voorzitter van het bestuur van het Arnhemse Oorlogsmuseum 40-45 en als zodanig ook organisator van de Polar Bears mars (mars ter herinnering aan de bevrijding). Hij heeft zich ook erg ingezet voor de herbouw van de Witte School na de grote brand in 2006. De houten bank heeft de weersinvloeden niet kunnen weerstaan en was eind 2021 dermate slecht dat het is verwijderd.
Is boerenzoon, duikt onder voor de Arbeitseinsatz, wordt verraden en komt 4 weken in het Oranjehotel terecht (cel 381). Gevolgd door ongeveer 5 weken verblijf in Kamp Amersfoort, zonder ooit buiten het kamp te komen (nr. 4495, barak 4, Entlassungsschein d.d. (3/2/44). “ .... kots, snot, stront, ja, dat is Amersfoort, hoor. “ Vertelt over ontvangst, dagelijks bestaan, gang van zaken, mishandeling joodse gevangene, Kotälla, honger, organiseren, appèl, schieten vanuit wachttoren. Wordt op 03-02-1944 naar Duitsland gestuurd, komt bij boer terecht, vanaf september ingezet bij puinruimen na bombardementen, tankgracht graven, verblijft onderwijl in barakken (Willich – Anrath,) en gevangenis (Krefeld). Begin maart ´45 door Amerikanen bevrijd. Werkt een dag of tien voor de plaatselijke Amerikaanse commandant, gaat bij aftocht terug naar de boer tot thuiskomst, per Canadese vrachtauto, in Harmelen op 20 mei ´45. Vindt dat hij relatief weinig beleefd heeft vergeleken bij anderen. Heeft nadien ook weinig naweeën ondervonden, dankt dit aan zijn, indertijd, jeugdige kracht en incasseringsvermogen en, na de oorlog, aan het harde werken (“Jochie, niet zeuren, je bent er toch nog.”).
Werd in Wijk aan Zee geboren in een gezin van 5 kinderen waarvan hij de jongste was. Wilde van jongs af aan banketbakker worden, deed ervaring op in IJmond. Als vergelding voor de moord op 2 NSB’ers, wordt hij op 18 jarige leeftijd bij een razzia op 16 april 1944 opgepakt en naar Kamp Amersfoort gebracht als gijzelaar met nog 400 anderen uit Beverwijk en omstreken. Na 6 maanden op transport naar Duitsland, in werkkampen Mitleben, Zeusen, Scharfstadt en Amersdorf. Kampen in Duitsland waren verschrikkelijk, heeft veel vrienden verloren. Wordt in april 1945 door de Amerikanen bevrijd en komt na een aansterkingsperiode in juli 1945 weer thuis. Na de oorlog hervat hij zijn beroep als banketbakker, trouwt en krijgt kinderen. Praat nooit met ouders over kampervaringen, pas later met zijn kinderen. Rond zijn 57e jaar beginnen gezondheidsproblemen gecombineerd met post traumatische stress klachten. Moet stoppen met werken. Krijgt na veel moeite een uitkering van stichting 40-45 op grond van zijn kampervaringen. Is terug geweest op voormalige kampplaatsen en is zeer voorkomend door ontvangen, heeft ervaren dat de meeste Duitsers goede mensen zijn. Hij koestert geen wrok meer.
Het monument 'Sporen die bleven' in Heel (gemeente Maasgouw) herinnert aan de reeks razzia's in oktober en november 1944, waarbij de bezetter meer dan 3.000 jongens en mannen heeft opgepakt om gedwongen tewerk te stellen in de Duitse oorlogsindustrie. Van hen kwamen 43 personen uit Heel. Een van hen overleefde de oorlog niet. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog waren vrijwel alle Duitse jongens en mannen ingelijfd in het leger. Daarom nam de bezetter in de herfst van 1944 de beslissing om ruim 3.000 jongens en mannen uit het gebied tussen Maas en Peel in Limburg verplicht tewerk te stellen in fabrieken, aan spoorwegen en op boerenbedrijven in Duitsland. Op zondag 8 oktober vond de eerste en grootste razzia plaats. Hierbij werden 2.000 jongens en mannen met geweld bijeengedreven en gearresteerd. Tijdens de kleinere razzia’s die volgden in de weken daarop zijn nog eens ruim 1.000 mannelijke inwoners uit het gebied tussen Maas en Peel opgepakt. De situatie van de meeste dwangarbeiders was slecht: erbarmelijke huisvesting, honger, kou en slechte hygiëne. Daarnaast leefden zij in grote onzekerheid over hun eigen leven en dat van hun achtergebleven familieleden, en heerste er een permanente angst voor geallieerde bombardementen op de fabrieken waarin ze tewerkgesteld waren. Na de bevrijding, ruim een half jaar later, bleek dat 120 dwangarbeiders hun tewerkstelling niet overleefd hadden. De rest keerde, vaak geestelijk en fysiek gebroken, naar huis. De razzia’s van oktober en november 1944 zijn de geschiedenis ingegaan als de Grote Kerkrazzia, omdat een groot deel van de mannen op zondagochtend 8 oktober werden opgepakt toen zij na afloop van de mis hun kerk verlieten. Ook zij die in de weken daarop door de bezetter van hun bed werden gelicht of van de straat werden gehaald behoren tot de groep slachtoffers van de Grote Kerkrazzia. Ter herinnering aan deze gebeurtenis en om erkenning van het leed dat de ruim 3.000 gedeporteerden werd aangedaan, is in 45 dorpen in Noord- en Midden-Limburg een monumentenreeks (bestaande uit plaquettes en twee monumenten) opgericht. Deze gebeurtenis is na de bevrijding namelijk een stuk vergeten oorlogstragedie geworden. Oprichting Aanleiding voor oprichting was de herdenking van 60 jaar bevrijding en 60 jaar deportatie. De oprichting van de monumentenreeks was een initiatief van de Stichting Deportatie oktober 1944 Noord- en Midden-Limburg.
Het monument 'Sporen die bleven' in Lottum (gemeente Horst aan de Maas) herinnert aan de reeks razzia's in oktober en november 1944, waarbij de bezetter meer dan 3.000 jongens en mannen heeft opgepakt om gedwongen tewerk te stellen in de Duitse oorlogsindustrie. Van hen kwamen 21 personen uit Lottem. Allen keerden terug naar huis. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog waren vrijwel alle Duitse jongens en mannen ingelijfd in het leger. Daarom nam de bezetter in de herfst van 1944 de beslissing om ruim 3.000 jongens en mannen uit het gebied tussen Maas en Peel in Limburg verplicht tewerk te stellen in fabrieken, aan spoorwegen en op boerenbedrijven in Duitsland. Op zondag 8 oktober vond de eerste en grootste razzia plaats. Hierbij werden 2.000 jongens en mannen met geweld bijeengedreven en gearresteerd. Tijdens de kleinere razzia’s die volgden in de weken daarop zijn nog eens ruim 1.000 mannelijke inwoners uit het gebied tussen Maas en Peel opgepakt. De situatie van de meeste dwangarbeiders was slecht: erbarmelijke huisvesting, honger, kou en slechte hygiëne. Daarnaast leefden zij in grote onzekerheid over hun eigen leven en dat van hun achtergebleven familieleden, en heerste er een permanente angst voor geallieerde bombardementen op de fabrieken waarin ze tewerkgesteld waren. Na de bevrijding, ruim een half jaar later, bleek dat 120 dwangarbeiders hun tewerkstelling niet overleefd hadden. De rest keerde, vaak geestelijk en fysiek gebroken, naar huis. De razzia’s van oktober en november 1944 zijn de geschiedenis ingegaan als de Grote Kerkrazzia, omdat een groot deel van de mannen op zondagochtend 8 oktober werden opgepakt toen zij na afloop van de mis hun kerk verlieten. Ook zij die in de weken daarop door de bezetter van hun bed werden gelicht of van de straat werden gehaald behoren tot de groep slachtoffers van de Grote Kerkrazzia. Ter herinnering aan deze gebeurtenis en om erkenning van het leed dat de ruim 3.000 gedeporteerden werd aangedaan, is in 45 dorpen in Noord- en Midden-Limburg een monumentenreeks (bestaande uit plaquettes en twee monumenten) opgericht. Deze gebeurtenis is na de bevrijding namelijk een stuk vergeten oorlogstragedie geworden. Oprichting Aanleiding voor oprichting was de herdenking van 60 jaar bevrijding en 60 jaar deportatie. De oprichting van de monumentenreeks was een initiatief van de Stichting Deportatie oktober 1944 Noord- en Midden-Limburg.
Het monument 'Sporen die bleven' in Beringe (gemeente Helden) herinnert aan de reeks razzia's in oktober en november 1944, waarbij de bezetter meer dan 3.000 jongens en mannen heeft opgepakt om gedwongen tewerk te stellen in de Duitse oorlogsindustrie. Van hen kwamen 119 personen uit Beringe, 17 van hen hebben de oorlog niet overleefd. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog waren vrijwel alle Duitse jongens en mannen ingelijfd in het leger. Daarom nam de bezetter in de herfst van 1944 de beslissing om ruim 3.000 jongens en mannen uit het gebied tussen Maas en Peel in Limburg verplicht te werk te stellen in fabrieken, aan spoorwegen en op boerenbedrijven in Duitsland. Op zondag 8 oktober vond de eerste en grootste razzia plaats. Hierbij werden 2.000 jongens en mannen met geweld bijeengedreven en gearresteerd. Tijdens de kleinere razzia’s die volgden in de weken daarop zijn nog eens ruim 1.000 mannelijke inwoners uit het gebied tussen Maas en Peel opgepakt. De situatie van de meeste dwangarbeiders was slecht: erbarmelijke huisvesting, honger, kou en slechte hygiëne. Daarnaast leefden zij in grote onzekerheid over hun eigen leven en dat van hun achtergebleven familieleden, en heerste er een permanente angst voor geallieerde bombardementen op de fabrieken waarin ze tewerkgesteld waren. Na de bevrijding, ruim een half jaar later, bleek dat 120 dwangarbeiders hun tewerkstelling niet overleefd hadden. De rest keerde, vaak geestelijk en fysiek gebroken, naar huis. De razzia’s van oktober en november 1944 zijn de geschiedenis ingegaan als de Grote Kerkrazzia, omdat een groot deel van de mannen op zondagochtend 8 oktober werden opgepakt toen zij na afloop van de mis hun kerk verlieten. Ook zij die in de weken daarop door de bezetter van hun bed werden gelicht of van de straat werden gehaald behoren tot de groep slachtoffers van de Grote Kerkrazzia. Ter herinnering aan deze gebeurtenis en om erkenning van het leed dat de ruim 3.000 gedeporteerden werd aangedaan, is in 45 dorpen in Noord- en Midden-Limburg een monumentenreeks (bestaande uit plaquettes en twee monumenten) opgericht. Deze gebeurtenis is na de bevrijding een stuk vergeten oorlogstragedie geworden. Oprichting Aanleiding voor oprichting was de herdenking van 60 jaar bevrijding en 60 jaar deportatie. De oprichting van de monumentenreeks was een initiatief van de Stichting Deportatie oktober 1944 Noord- en Midden-Limburg.
Het monument 'Sporen die bleven' in Veulen (gemeente Venray) herinnert aan de reeks razzia's in oktober en november 1944, waarbij de bezetter meer dan 3.000 jongens en mannen heeft opgepakt om gedwongen tewerk te stellen in de Duitse oorlogsindustrie. Van hen kwamen veertien personen uit Veulen. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog waren vrijwel alle Duitse jongens en mannen ingelijfd in het leger. Daarom nam de bezetter in de herfst van 1944 de beslissing om ruim 3.000 jongens en mannen uit het gebied tussen Maas en Peel in Limburg verplicht tewerk te stellen in fabrieken, aan spoorwegen en op boerenbedrijven in Duitsland. Op zondag 8 oktober vond de eerste en grootste razzia plaats. Hierbij werden 2.000 jongens en mannen met geweld bijeengedreven en gearresteerd. Tijdens de kleinere razzia’s die volgden in de weken daarop zijn nog eens ruim 1.000 mannelijke inwoners uit het gebied tussen Maas en Peel opgepakt. De situatie van de meeste dwangarbeiders was slecht: erbarmelijke huisvesting, honger, kou en slechte hygiëne. Daarnaast leefden zij in grote onzekerheid over hun eigen leven en dat van hun achtergebleven familieleden, en heerste er een permanente angst voor geallieerde bombardementen op de fabrieken waarin ze tewerkgesteld waren. Na de bevrijding, ruim een half jaar later, bleek dat 120 dwangarbeiders hun tewerkstelling niet overleefd hadden. De rest keerde, vaak geestelijk en fysiek gebroken, naar huis. De razzia’s van oktober en november 1944 zijn de geschiedenis ingegaan als de Grote Kerkrazzia, omdat een groot deel van de mannen op zondagochtend 8 oktober werden opgepakt toen zij na afloop van de mis hun kerk verlieten. Ook zij die in de weken daarop door de bezetter van hun bed werden gelicht of van de straat werden gehaald behoren tot de groep slachtoffers van de Grote Kerkrazzia. Ter herinnering aan deze gebeurtenis en om erkenning van het leed dat de ruim 3.000 gedeporteerden werd aangedaan, is in 45 dorpen in Noord- en Midden-Limburg een monumentenreeks (bestaande uit plaquettes en twee monumenten) opgericht. Deze gebeurtenis is na de bevrijding namelijk een stuk vergeten oorlogstragedie geworden. Oprichting Aanleiding voor oprichting was de herdenking van 60 jaar bevrijding en 60 jaar deportatie. De oprichting van de monumentenreeks was een initiatief van de Stichting Deportatie oktober 1944 Noord- en Midden-Limburg. Onthulling De plaquette is onthuld op 3 oktober 2004.
Het monument 'Sporen die bleven' in Beegden (gemeente Maasgouw) herinnert aan de reeks razzia's in oktober en november 1944, waarbij de bezetter meer dan 3.000 jongens en mannen heeft opgepakt om gedwongen tewerk te stellen in de Duitse oorlogsindustrie. Van hen kwamen 108 personen uit Beegden. Vijf van hen hebben de oorlog niet overleefd. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog waren vrijwel alle Duitse jongens en mannen ingelijfd in het leger. Daarom nam de bezetter in de herfst van 1944 de beslissing om ruim 3.000 jongens en mannen uit het gebied tussen Maas en Peel in Limburg verplicht te werk te stellen in fabrieken, aan spoorwegen en op boerenbedrijven in Duitsland. Op zondag 8 oktober vond de eerste en grootste razzia plaats. Hierbij werden 2.000 jongens en mannen met geweld bijeengedreven en gearresteerd. Tijdens de kleinere razzia’s die volgden in de weken daarop zijn nog eens ruim 1.000 mannelijke inwoners uit het gebied tussen Maas en Peel opgepakt. De situatie van de meeste dwangarbeiders was slecht: erbarmelijke huisvesting, honger, kou en slechte hygiëne. Daarnaast leefden zij in grote onzekerheid over hun eigen leven en dat van hun achtergebleven familieleden, en heerste er een permanente angst voor geallieerde bombardementen op de fabrieken waarin ze tewerkgesteld waren. Na de bevrijding, ruim een half jaar later, bleek dat ruim honderd dwangarbeiders hun tewerkstelling niet overleefd hadden. De rest keerde, vaak geestelijk en fysiek gebroken, naar huis. De razzia’s van oktober en november 1944 zijn de geschiedenis ingegaan als de Grote Kerkrazzia, omdat een groot deel van de mannen op zondagochtend 8 oktober werden opgepakt toen zij na afloop van de mis hun kerk verlieten. Ook zij die in de weken daarop door de bezetter van hun bed werden gelicht of van de straat werden gehaald behoren tot de groep slachtoffers van de Grote Kerkrazzia. Ter herinnering aan deze gebeurtenis en om erkenning van het leed dat de ruim 3.000 gedeporteerden werd aangedaan, is in 45 dorpen in Noord- en Midden-Limburg een monumentenreeks (bestaande uit plaquettes en twee monumenten) opgericht. Deze gebeurtenis is na de bevrijding een stuk vergeten oorlogstragedie geworden. Oprichting De oprichting van de monumentenreeks was een initiatief van de Stichting Deportatie oktober 1944 Noord- en Midden-Limburg. Aanleiding voor oprichting was de herdenking van 60 jaar bevrijding en 60 jaar deportatie.
Het monument 'Sporen die bleven' in Baexem (gemeente Leudal) herinnert aan de reeks razzia's in oktober en november 1944, waarbij de bezetter meer dan 3.000 jongens en mannen heeft opgepakt om gedwongen tewerk te stellen in de Duitse oorlogsindustrie. Van hen kwamen 46 personen uit Baexem. Zij keerden allen weer naar huis. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog waren vrijwel alle Duitse jongens en mannen ingelijfd in het leger. Daarom nam de bezetter in de herfst van 1944 de beslissing om ruim 3.000 jongens en mannen uit het gebied tussen Maas en Peel in Limburg verplicht te werk te stellen in fabrieken, aan spoorwegen en op boerenbedrijven in Duitsland. Op zondag 8 oktober vond de eerste en grootste razzia plaats. Hierbij werden 2.000 jongens en mannen met geweld bijeengedreven en gearresteerd. Tijdens de kleinere razzia’s die volgden in de weken daarop zijn nog eens ruim 1.000 mannelijke inwoners uit het gebied tussen Maas en Peel opgepakt. De situatie van de meeste dwangarbeiders was slecht: erbarmelijke huisvesting, honger, kou en slechte hygiëne. Daarnaast leefden zij in grote onzekerheid over hun eigen leven en dat van hun achtergebleven familieleden, en heerste er een permanente angst voor geallieerde bombardementen op de fabrieken waarin ze tewerkgesteld waren. Na de bevrijding, ruim een half jaar later, bleek dat ruim honderd dwangarbeiders hun tewerkstelling niet overleefd hadden. De rest keerde, vaak geestelijk en fysiek gebroken, naar huis. De razzia’s van oktober en november 1944 zijn de geschiedenis ingegaan als de Grote Kerkrazzia, omdat een groot deel van de mannen op zondagochtend 8 oktober werden opgepakt toen zij na afloop van de mis hun kerk verlieten. Ook zij die in de weken daarop door de bezetter van hun bed werden gelicht of van de straat werden gehaald behoren tot de groep slachtoffers van de Grote Kerkrazzia. Ter herinnering aan deze gebeurtenis en om erkenning van het leed dat de ruim 3.000 gedeporteerden werd aangedaan, is in 45 dorpen in Noord- en Midden-Limburg een monumentenreeks (bestaande uit plaquettes en twee monumenten) opgericht. Deze gebeurtenis is na de bevrijding een stuk vergeten oorlogstragedie geworden. Oprichting De oprichting van de monumentenreeks was een initiatief van de Stichting Deportatie oktober 1944 Noord- en Midden-Limburg. Aanleiding voor oprichting was de herdenking van 60 jaar bevrijding en 60 jaar deportatie.
Herengracht 380 1016 CJ Amsterdam