Ga direct naar: Hoofdnavigatie
Ga direct naar: Inhoud
Duitse inval in Drenthe

Duitse inval in Drenthe

In de vroege morgen van vrijdag 10 mei 1940 vielen Duitse troepen Nederland binnen. De belangrijkste verdedigingslinie was de zogenaamde Q-linie die liep van Termunten (Groningen) tot De Krim nabij Coevorden. De belangrijkste taak van deze linie was om de Duitse opmars zoveel mogelijk te vertragen. Door de militaire overmacht werd de strijd al op 10 mei in het voordeel van de Duitsers beslecht.

Filter op
Geen filters gevonden
Geen filters gevonden
Geen filters gevonden
Geen filters gevonden
Amsterdam, gedenkteken aan de Amstel

Het gedenkteken aan de Amstel in Amsterdam is opgericht ter nagedachtenis aan de bijna honderd kinderen en drie verzorgers van het Joodse jongensweeshuis Megadlé Jethomiem. In maart 1943 werden zij door de bezetter op transport gezet naar het Poolse vernietigingskamp Sobibor. Niemand van hen heeft de Tweede Wereldoorlog overleefd. Op 4 november 1942 bracht de Duitse bezetter alle nog functionerende Joodse tehuizen in Nederland bestuurlijk onder bij de Joodse Vereniging voor Verpleging en Verzorging. Dit had tot gevolg dat er veel wees- en pleegkinderen naar Amsterdam werden overgebracht. Op 14 juli 1942 vond in het centrum van de stad en in Amsterdam-Zuid een razzia plaats. De dag daarop vertrokken vanuit Amsterdam de eerste treinen met Joden naar het doorgangskamp Westerbork in Drenthe. Toen een paar dagen later in het weeshuis de besmettelijke ziekte roodvonk werd geconstateerd, zag de leiding van het weeshuis een manier om de bezetter op afstand te houden. Aan de bezetter werd gemeld dat in het tehuis een ware epidemie was uitgebroken. Om de gevreesde deportatie van de kinderen te voorkomen, werd deze situatie met behulp van de dokter zo lang mogelijk gerekt. Ook als er geen roodvonk heerste, aarzelde directrice Saar Hamburger niet om bij gevaar een bordje met 'Roodvonk' op de deur te hangen. Op deze wijze wist zij talrijke keren de bezetter ervan te overtuigen dat de kinderen met rust gelaten moesten worden. Het bestuursnotulenboek van december 1942: 'Het bestuur houdt een oudejaarsbijeenkomst en de voorzitter wendt zich in zijn toespraak tot de directrice en zegt: "Zij heeft vanaf september niet minder dan 57 opvragingen der politie moeten doorstaan. Slechts in vijf gevallen had zij geen succes. Ik breng haar hulde voor haar zenuwslopend optreden en dat geldt ook voor mejuffrouw Bing en de heren Caneel en Cohen".' Op maart 1943 kwam de gevreesde inval. Een citaat uit aantekeningen bij de notulen van een vergadering van het weeshuisbestuur op die dag: 'Het gebouw werd omsingeld door de Duitse politie. De nog aanwezige ouders, die voor het laatst, zij het vanaf een afstand, hun kinderen wilden zien, werden door Amsterdamse agenten, die de omliggende straten hadden afgezet, teruggedrongen en door de Amsterdamse brandweer weggespoten.' De directrice mej. Saar Hamburger, de adjunct-directrice mej. E.R. Bing en oud-weeshuisbewoner Sam Kops, die kort daarvoor zijn examen als semi-arts had afgelegd, gingen vrijwillig met de kinderen mee. 's Avonds kwam de trein met kinderen en verzorgers aan in het doorgangskamp Westerbork. Van daaruit werden zij vervoerd naar het vernietigingskamp Sobibor in Oost-Polen, waar zij werden omgebracht. Ongeveer twintig jongens konden aan de deportatie ontvluchten. Op twee na zijn ze later toch opgepakt. 'Ze mochten van de autoriteiten levensmiddelenkaarten aanvragen en kregen de officiële belofte dat zij verder ongehinderd zouden worden gelaten,' aldus een notitie die bij de bestuursnotulen is gevoegd. 'Achteraf bleek dit slechts een slimmigheidje te zijn geweest om achter de adressen van de kinderen te komen.' Onthulling Het monument is onthuld op 7 december 1989.

Vervaardiger
Otto Treumann (ontwerp)
Organisatie
Nationaal Comité 4 en 5 mei
Sobibor
Monument
Ferwerd, 'As 't nedich is'

Het verzets- en oorlogsmonument 'As 't nedich is' in Ferwerd (gemeente Noardeast-Fryslân ) is opgericht als teken van verzet en strijd voor vrijheid. Met het gedenkteken worden tevens achttien medeburgers herdacht die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn omgekomen. De namen van de achttien slachtoffers luiden: Joeke Andrae, Sijbren Jan Boersma, Oebele Brandsma, Johannes Doornbos, Gerardus Willem Hendrik Esselink, Albertus Roelof Gerritsen, Johannes Greidanus, Jacob Hofman, Tjisse Kalverda, Ds. Rienk Hendrik Kuipers, Theunis Looijenga, Fokke Sierksma, Pieter Jan Smit, Willem Valk, Johannes Wassenaar, Klaas Westra, Johannes Wildeboer en Gerrit Zeemans. Joeke Andrae werd geboren op 18 maart 1919 in Ferwert. De landarbeider woonde bij zijn ouders aan de zeedijk onder Ferwerd. Tijdens een razzia werden de joodse onderduikers bij het gezin Andrae niet gevonden. Toch werden vader en zoon gearresteerd toen de bezetter een gedeelte van een machinegeweer ontdekten. Dit wapen was afkomstig van een neergeschoten Brits vliegtuig. Andrae sr. werd na enige dagen weer vrijgelaten, maar Joeke werd op 26 mei 1944 in Utrecht doodgeschoten op beschuldiging van verboden wapenbezit. Sijbren Jan Boersma werd geboren op 5 augustus 1920 in Hallum. Gedurende de Tweede Wereldoorlog was hij lid van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten. Tijdens het opstellen van een groepsfoto van oud-leden van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten in Ferwerd ging een vuurwapen af, waardoor Boersma ernstig werd verwond. Hij stierf in het ziekenhuis van Nijmegen op 21 juli 1945 en werd begraven op de N.H. begraafplaats in Hallum. Oebele Brandsma werd geboren op 25 april 1923 in Ferwerd. Om aan de arbeidsinzet in Duitsland te ontkomen, sliep hij 's nachts met andere onderduikers in een bewoonbaar gemaakt hok op de tuinderij waar hij hovenier was. Op 16 mei 1944 werd Brandsma gearresteerd tijdens een grootschalige razzia en naar de Leeuwarden gevangenis gebracht. Na een week werd hij op transport gezet naar kamp Amersfoort en vandaar via het Duitse eiland Nordeney naar Helgoland. Hier werd hij tewerkgesteld bij de bouw van bunkers en andere verdedigingswerken. Op 18 maart 1945 werd hij via Cuxhaven naar Stade vervoerd, waar vele medegevangenen de benen namen. Brandsma was te ziek om te vluchten en stierf hier door ondervoeding op 12 augustus 1945. Hij werd begraven op het Nederlands Ereveld te Lübeck. Johannes Doornbos werd geboren op 30 december 1921 in Blija. Ook Doornbos werd dodelijk getroffen tijdens de bijeenkomst op 24 april 1945 van de groep oud-leden van de N.B.S. Hij werd begraven op de N.H. begraafplaats in Blija. Tevens is in dit dorp een straat naar hem vernoemd. Gerardus Willem Hendrik Esselink, zoon van de burgemeester van Ferwerderadeel, werd geboren op 27 februari 1921 in Adorp (Groningen). Zijn illegale werk bestond uit het verspreiden van het blad Vrij Nederland. Ook heeft hij zich bezig gehouden met het vervalsen van persoonsbewijzen. Esselink werd gearresteerd op 28 juni 1944 in de trein bij Arnhem en naar het concentratiekamp Neuengamme gebracht. Daarna werd hij op transport gesteld naar Versen, waar hij op 26 december 1944 door uitputting stierf. Hij werd begraven op het Ereveld Loenen. Albertus Roelof Gerritsen werd geboren op 28 juni 1918 in Hallum. De 27-jarige metaalbewerker van de firma F.K. Oreel werd als dwangarbeider naar Duitsland gestuurd. Hij stierf aan bloedvergiftiging op 30 april 1945 in Merseburg. Johannes Greidanus werd geboren op 15 april 1924 in Westernijkerk. De boerenzoon woonde op Leliastate onder Marrum. Toen hij in oktober 1943 op het bouwland bij de zeedijk ploegde, werd hij door twee groepen van de bezetter in de gaten gehouden. Toen hij met zijn familie om tafel zat om thee te drinken, werd de boerderij omsingeld. Johannes en zijn broer Jacobus moesten op de fiets mee naar het gemeentehuis in Ferwerd. Jacob mocht terug naar huis, maar Johannes werd naar het Huis van Bewaring in Leeuwarden gebracht en na vier dagen op transport gesteld naar kamp Amersfoort, waar hij tot maart 1944 verbleef. Nadien werd hij naar Duitsland gestuurd. Na verblijf in een aantal kampen, werd hij ziek en opgenomen in een kliniek in Halberstadt. Op 8 april 1945 werd de stad door de geallieerden gebombardeerd. Toen ook de kliniek werd getroffen, lag Johannes twee dagen ernstig gewond onder het puin. Op 5 juni 1945 stierf hij in het Salvator ziekenhuis. Greidanus werd begraven op de N.H. begraafplaats in Marrum. Jacob Hofman werd geboren op 11 mei 1924 in Hallum. De landarbeider woonde in Vijfhuizen. Op 23 oktober 1943 werden tijdens een dansavond in de boerderij van Pier Jippes te Hallumerhoek 29 jongemannen gearresteerd. Hofman werd naar Amersfoort gebracht en tewerkgesteld op vliegveld Soesterberg. Op 8 maart 1944 raakte hij ernstig gewond toen het vliegveld werd gebombardeerd. Diezelfde dag stierf hij in het Sint Elisabeth ziekenhuis. Hofman werd begraven op de N.H. begraafplaats in Hallum. Tjisse Kalverda werd geboren op 5 februari 1923 in Ferwerd. De 21-jarige banketbakker werd op 21 juni 1944 tijdens een razzia gearresteerd en overgebracht naar Drenthe. Via kamp Amersfoort kwam hij terecht in Neuengamme. Op 31 december 1944 moesten twaalf gevangenen even buiten het kamp zes graven delven. Daarna werden ze willekeurig op een rij gezet en genummerd van 1 tot 12. De even nummers moesten voor de graven gaan staan en werden ter plaatse gedood. Kalverda was de laatste van de rij; hij had nummer 12. De zes andere gevangenen keerden terug naar het kamp. Ds. Rienk Hendrik Kuipers werd geboren op 14 januari 1905 in Den Haag. Op zondag 5 februari 1945 merkte een passerende patrouille van de bezetter bij het uitgaan van de Gereformeerde kerk te Wanswerd aan de Streek (thans Birdaard), dat enkele jongens weer terug gingen in de kerk. Zij stelden een onderzoek in en vonden enkele radiotoestellen die ingeleverd hadden moeten worden. Ds. Kuipers, één van de leidende figuren van de Landelijke Organisatie voor hulp aan Onderduikers in die streek, werd medeverantwoordelijk gesteld voor dit vergrijp. Hij werd gevangen genomen en kwam via Groningen terecht in het concentratiekamp Neuengamme. Kort voor de geallieerden kwamen, werd Kuipers met de andere gevangenen overgebracht naar Lübeck. Daar overleed hij op 28 april 1945. Bekend is geworden dat hij tijdens zijn gevangenschap veel lotgenoten tot steun is geweest. Zijn stoffelijke overschot is op 27 augustus 1959 herbegraven op het Ereveld Loenen. De straat bij de kerk waar de overval plaatsvond, is naar de dominee vernoemd. Theunis Looijenga werd geboren op 13 augustus 1916 in Marrum. Op 19 januari 1944 deed de bezetter een inval in het huis van zijn ouders nabij de zeedijk onder Westernijkerk. Er werd gezocht naar onderduikers. Looijenga probeerde tevergeefs te vluchten. De 27-jarige boerenzoon werd op het erf, in het bijzijn van zijn ouders, doodgeschoten. Hij werd begraven op de N.H. begraafplaats in Marrum. Fokke Sierksma werd geboren op 3 februari 1924 in Lichtaard. Hij werd op 28 november 1943 op weg naar zijn werk door de bezetter gearresteerd. In het gemeentehuis van Ferwerd kwam zijn gewaarschuwde moeder bij hem, die door emoties overmand bewusteloos in elkaar zakte. De bezetter liet hen gaan en Fokke dook onder. Na enige tijd ging hij naar zijn werkgever Meekma terug, waar hij in april 1944 tijdens het ploegen voor de tweede maal werd gearresteerd. Wederom werd hij vrijgelaten, omdat hij beloofde zich te melden voor de arbeidsinzet. Maar weer dook hij onder. Twee weken later werd hij op zijn onderduikadres alsnog opgepakt en naar Dokkum gebracht. Hij zou naar de gevangenis van Leeuwarden worden gebracht, maar een Landwachter liet hem vrij. Sierksma dook onder bij de familie Meekma, waar hij tijdens een razzia op 21 augustus 1944 voor de vierde maal werd opgepakt. Via Leeuwarden en Amersfoort kwam hij terecht in het concentratiekamp Neuengamme, waar hij op 12 december 1944 stierf. Pieter Jan Smit werd geboren op 4 augustus 1920 in Marrum. De 22-jarige metaalbewerker van de firma F.K. Oreel werd in het voorjaar van 1943 als dwangarbeider naar Duitsland gestuurd. Twee maal heeft Smit geweigerd 's zondags te werken in de fabriek te Spergau. Op 24 december 1943 kwam het bericht uit Duitsland dat Smit op 30 augustus in Spergau-Merseburg was overleden. Na de oorlog werd hij herbegraven op de N.H. begraafplaats in Hallum. Willem Valk werd geboren op 17 juni 1924 in Marrum. De landarbeider kreeg tijdens de bezetting een oproep om zich te melden voor de arbeidsinzet. De verzetsbeweging in zijn dorp bood hem een onderduikadres aan, maar zijn vader vertrouwde het niet. Valk vertrok naar Kümmer bij Hannover. Toen hij met de trein naar huis probeerde te komen werd hij opgepakt en geinterneerd in het Arbeitserziehungslager Flughaven Essen-Mulheim. Hier stierf hij op 12 september 1943 als gevolg van difterie. Valk werd begraven op het Hauptfriedhof in Mülheim. Johannes Wassenaar werd geboren op 25 december 1924 in Lichtaard. Hij dook onder in het voorjaar van 1942 in de Trijnwouden, omdat zijn ouders bezwaar hadden tegen de arbeidsdienst waarvoor hij was opgeroepen. Als spoedig moest hij een nieuw adres zoeken, omdat zijn gastvrouw mensen had verteld dat zij een onderduiker in huis had. Toen Wassenaar bij zijn ouders op bezoek was, nadat hij een nieuw adres had gevonden, werd hij gearresteerd. Wasenaar stierf in Neuengamme op 17 december 1944. Klaas Westra werd geboren op 5 december 1891 in Anjum. Hij was opperwachtmeester bij de politie. Omdat Westra actief was in het verzet, heeft de Sicherheitsdienst op 27 oktober 1943 een inval in zijn huis te Wanswerd aan de Streek gedaan. Westra was niet thuis, omdat hij dienst deed in het 'Judendurchgangslager' in Westerbork. In zijn plaats werden zijn vrouw en twee kinderen gearresteerd, die na verloop van tijd weer behouden terugkeerden. De volgende dag werd Westra in Westerbork gevangen genomen en op 10 december overgebracht naar kamp Vught. Op 24 mei 1944 werd hij op transport gesteld naar het Beierse concentratiekamp Dachau. Het laatste bericht van Westra uit Duitsland dateert van 10 september 1944. Hij stierf op 20 februari 1945. Johannes Wildeboer werd geboren op 12 september 1908 in Eindhoven. Hij was hoofd van de Christelijke ULO in Ferwert. Tijdens de bezetting was Wildeboer lid van de Landelijke Organisatie voor hulp aan Onderduikers. Daarnaast had hij een groot aandeel in allerlei facetten van het illegale werk. Wildeboer werd op 19 november 1943 door verraad gearresteerd. Hij heeft een jaar doorgebracht in kamp Vught en het kommando Oraniënburg van het concentratiekamp Sachsenhausen. Vervolgens werd hij naar Neuengamme getransporteerd, waar hij op 19 december 1944 stierf. In Ferwert is een straat naar Wildeboer vernoemd. Gerrit Zeemans werd geboren op 3 mei 1885 in Marrum. Op 7 augustus 1943 werd om vier uur in de morgen een grootschalige razzia gehouden. De 58-jarige brandstoffenhandelaar had wat zijn leeftijd betrof niets te vrezen. Wel was hij in het bezit van een halve zijde spek, die bij een huiszoeking zeker gevonden zou worden. Om dit te voorkomen bracht hij het spek op een platje. De bezetter, die waarschijnlijk vermoedde dat iemand een vluchtpoging waagde, schoot Zeemans neer. Hij overleed dezelfde dag in het Diaconessenhuis aan zijn verwondingen en werd begraven op de N.H. begraafplaats in Marrum. Onthulling Het monument is onthuld op 4 mei 1956 door de heer A. Hellema (voorzitter van de Commissie gedenkteken 1940-1945 Ferwerderadiel).

Vervaardiger
Jan van Luyn (1916)
Organisatie
Nationaal Comité 4 en 5 mei
Vrij Nederland
SD
Sachsenhausen
Monument
(0765-01) N.V. Maatschappij De Nieuwe Haagsche
Archief

Periode 1945-1973 (1974): Na afloop van de oorlog kwam het oude bestuur op 1 juli 1945 voor het eerst weer bij elkaar. Op 25 oktober 1945 werd een nieuw bestuur gevormd. De opheffing van de jeugdherberg op 1 april 1942 werd bij besluit van de Raad van Rechtsherstel in 1946 ongedaan verklaard. De raad van toezicht en advies werd op 31 oktober 1946 opnieuw geïnstalleerd, waarbij tot vertegenwoordiger van de gemeente `s Gravenhage F. Bekink, tot voorzitter prof. van Poelje en tot derde lid F. Robertson werden benoemd Zie inv.nr. 84 . Alle drie personen hebben tot in de jaren zestig zitting gehad. De jeugdherberg "De Zeemeeuw" werd in ontredderde toestand aangetroffen en had inmiddels een andere bestemming gekregen, zodat naar een ander gebouw moest worden omgezien. Nadat een korte tijd het buiten "Overvoorde" als nieuw onderdak was overwogen, stelde de gemeente met ingang van 1 januari 1947 tegen een huur van f 3.000 per jaar het herenhuis "Ockenburgh" in Loosduinen ter beschikking Al bij de beraadslagingen op 15 december 1931 (handelingen, blz. 1315-1316) stelde het raadslid Tj. Mobach voor om Ockenburgh tot kampeerterrein te bestemmen . Al op 6 juli 1946 had de stichting de hoenderenloods tot tijdelijke jeugdherberg ingericht (het zogenaamde "kippenhok"). Het huis zelf was geheel onbewoonbaar. Het had in de oorlogsjaren als basis voor de V 1 en V 2 raketten dienst gedaan. De herberg werd bij toerbeurt door bestuursleden geleid, totdat op 1 mei 1947 de nieuwe ouders H.A. Bruijn en W.J. Bruijn Jansson hun intrede deden. Op 24 mei 1947 kon reeds een deel van het herenhuis geopend worden, waarna op 23 januari 1948 de eerste steenlegging voor een aanbouw volgde en op 15 juni 1949 de geheel gerestaureerde jeugdherberg "Ockenburgh" geopend kon worden Zie inv.nr. 93 . Met veel elan werden acties ondernomen om voor de opbouw gelden bijeen te krijgen. Particulieren en instellingen werden benaderd, er werd een prijsvraag uitgeschreven en er werd een prikkaarten en bouwsteenactie onder de schooljeugd ondernomen. De Haagsche Vereeniging voor Jeugd herbergen en de Nederlandse Jeugdherberg Centrale verleenden financiële steun en de gemeente 's-Gravenhage gaf in totaal f 13.000 aan subsidie. Het aantal overnachtingen steeg van ca. 730 in 1946 en 11.300 in 1948 tot 28.000 30.000 in 1955 1962. De jeugdherberg voldeed niet meer aan de behoefte en een aan de tijd aangepaste inrichting werd noodzakelijk. In 1962 werd voor het eerst een plan geopperd om er een vleugel aan toe te voegen. Er kwam daarna een bouwproject tot stand, dat in 1966 1974 in drie fasen werd voltooid. De herberg werd van binnen gemoderniseerd en de vleugel werd aangebouwd door het architectenbureau F. van Klingeren in Amsterdam. De gelden van het Noordwijkse jeugdhuis, aangegroeid tot f 25.000 die door de gemeente waren belegd, werden hiervoor beschikbaar gesteld. Voor de nieuwbouw verleende de gemeente 's Gravenhage een krediet van f 4.000.000. De opening van de nieuwbouw vond in 1974 plaats Zie inv.nr. 123 . In verband met de nieuwe wet op de stichtingen werden de statuten in 1959 en het huishoudelijk reglement in 1960 gewijzigd. De statuten werden daarbij tevens aangepast aan veranderingen, die in de praktijk waren gegroeid. Na de oorlog waren namelijk verschillende verenigingen, die in het bestuur een vertegenwoordiging hadden, opgeheven of van naam veranderd. Buitendien waren de contacten naar buiten veel meer verschoven van particuliere instellingen naar de gemeente. Relaties waren tot stand gekomen met de Haagse Jeugdactie, de Stichting Haagse Jeugdverblijven en de gemeentelijke commissie Loosduinen, waarvan reeds vanaf 1952 een vertegenwoordiger in het bestuur zitting had. Het contact met de Haagsche Vereeniging voor Jeugdherbergen, die de laatste jaren een slapend bestaan leidde, werd beëindigd. In overeenstemming hiermee bepaalden de nieuwe statuten, dat de aanwijzing van bestuursleden voortaan door de commissie Loosduinen (twee leden), de Nederlandse Jeugdherberg Centrale, de Haagse afdeling van de Nederlandse Reisvereniging en de Haagse Jeugdactie (ieder één lid) zou geschieden. De naam van de raad van toezicht en advies, waarvan bij reglementswijziging in 1955 het aantal leden was uitgebreid tot vijf, werd veranderd in de raad van bijstand en advies. Met uitzondering van de vertegenwoordiger van de gemeente 's Gravenhage werden de leden van deze raad nu aangewezen door het bestuur Zie inv.nrs. 80 en 82 . Ockenburgh werd door de gemeente 's Gravenhage aan de stichting verhuurd. Per 1 januari 1966 bracht de gemeente het beheer en het huurbeleid onder bij de Stichting Haagse Jeugdverblijven, waarmee reeds jaren een goed contact bestond. De herbergouders Bruijn werden in 1948 opgevolgd door het echtpaar Sj. Bakker en M. Bakker Kroonen, dat tot 1973 de jeugdherberg heeft geleid Voor de levensloop van Sj. Bakker, zie bijlage III . Zij werden bijgestaan door assistenten. Veelal werd door een van hun kinderen de assistentenfunctie vervuld. Ook bestuursleden wel in de vakantieperioden. Na 1960 werd de behoefte aan veranderingen in de bezetting en het beleid steeds dringender. Ook de stichting werd geconfronteerd met de ontwikkelingen, waarvoor de Nederlandse Jeugdherberg Centrale kwam te staan. Het groeiend aantal overnachtingen In 1973 was het aantal overnachtingen 41.500 en de nieuwbouw maakten een reorganisatie, waarbij naar een zakelijker aanpak met behoud van de Jeugdherberggedachte werd gezocht, noodzakelijk. Er werden huishoudkundigen aangesteld en in 1972 werd een zakelijk leider benoemd. De opvolger van het echtpaar Bakker, R.B.J. Stijntjes, werd in 1973 tot directeur benoemd. Verder ging de jeugdherberg ook steeds meer als conferentiecentrum fungeren. Ten opzichte van de Nederlandse Jeugdherberg Centrale stond de Haagse Jeugdherberg Stichting na 1945 als een zelfstandige stichting met eigen financiële verantwoordelijkheid. Wel werd in 1947 een overeenkomst gesloten, waarbij werd vastgelegd, dat de stichting de jeugdherberg ten laste en ten gunste van de Centrale aan de hand van een door haar goedgekeurde begroting zou gaan exploiteren en 5% van de inkomsten uit overnachtigingen, maaltijden en dranken aan de Centrale moest afstaan. De salarissen, tarieven voor overnachtingen en verstrekkingen, huisregels en de maaltijden werden op die van de Centrale afgestemd.

Vervaardiger
R.W. Spork (1989), K. Hanemaaijer (2006)
Datum
1 januari 1843 - 1 januari 1971
Organisatie
Haags Gemeentearchief
ANWB
Collecties
Defensie
Ontvang onze nieuwsbrief
Tweewekelijks geven we je een overzicht van de meest interessante en relevante onderwerpen, artikelen en bronnen van dit moment.
Ministerie van volksgezondheid, welzijn en sportVFonds
Contact

Herengracht 380
1016 CJ
Amsterdam

020 52 33 87 0info@oorlogsbronnen.nlPers en media
Deze website is bekroond met:Deze website is bekroond met 3 DIA awardsDeze website is bekroond met 4 Lovie awards