Ga direct naar: Hoofdnavigatie
Ga direct naar: Inhoud
Filter op
Geen filters gevonden
Geen filters gevonden
Geen filters gevonden
Geen filters gevonden
Dagboek Bolle-Levie, Mirjam

De auteur, die gewerkt heeft bij het Comité Joodse Vluchtelingen, is secretaresse van de Joodse Raad in Amsterdam. Ze is zioniste. Haar toekomstige echtgenoot is in 1938 naar Palestina gegaan. Ze vertelt hoe de oorlog zich tot dan toe heeft ontwikkeld in Nederland. Café's, bioscopen, tram, trein en parken zijn voor joden verboden en joodse ambtenaren zijn ontslagen. Er zijn opstootjes met NSB'ers. Joden moeten naar werkkampen, een ster dragen, er zijn razzia's en er is een algemene evacuatie naar Amsterdam. De avondklok is ingesteld en er zijn transporten. Als medewerkster bij de JR heeft ze een vrijstelling, maar angst voor de toekomst blijft. Familie en vrienden rondom haar worden opgehaald. Er is clandestiene handel, het bevolkingsregister wordt opgeblazen en de artsen staken. Juni 1943 wordt ook zij opgepakt en met een groot transport in beestenwagens vervoerd naar Westerbork. Daar volgt registratie en moet ze haar persoonsbewijs inleveren. Ze heeft een Palestina-certificaat en zodoende een Sperre. Huisvesting is in barakken, ze slapen in bedden boven elkaar. De toiletten zijn smerig. In de barak wordt eten uitgedeeld en is een washok. Ze beschrijft de inrichting van het kamp en de dagindeling. Veel kennissen gaan op transport naar Polen. De verhouding tussen de Duitse en de Nederlandse joden is slecht. Ze werkt op de school, soms tijdelijk in de buitendienst. Ze gaat een keer met verlof naar Amsterdam. September 1943 gaat het gerucht dat het hele kamp opgeheven wordt, dus dat iedereen op transport zal gaan. Daarna zit ze te wachten. Een aangekondigde Palestina-uitwisseling gaat niet door. Joodse feestdagen worden in ere gehouden. Op 11 januari 1944 wordt ze met haar familie in een propvolle personentrein op transport gezet naar Bergen-Belsen (Celle). Hierbij komen ze langs Bremen, dat een puinhoop is. In Celle volgt weer registratie en moet ze haar geld afgeven.De enige wc in de vrouwenbarak is stuk. Ze moet vroeg opstaan. Het appel duurt lang, het werk is zwaar en er is veel ruzie om weinig eten. Er is vaak luchtalarm en er wordt gestolen. Er zijn Grieken, Afrikanen en Italianen. Ze werkt op school en vertelt de kinderen vrolijke toekomstverhalen en viert de joodse feestdagen met ze. Er komen en gaan transporten. De behandeling is streng, er zijn contrôles en inspecties. Haar functie is assistent-barakkenleidster. Ze leidt de orthodoxe paasviering. Tweede paasdag zijn er beschietingen tijdens een bombardement. Eind april 1944 verhuist ze naar een barak voor personen, die zullen worden uitgewisseld. Ze verstopt haar schriften, uit angst dat deze gevonden worden. Eind juni 1944 gaat ze met een uitwisselingstransport in een personentrein via de Balkan naar Palestina, waar ze tenslotte arriveren. Ze is vrij. N.B. De in Amsterdam en Westerbork geschreven brieven heeft de auteur laten verstoppen in een pakhuis in Amsterdam (de brieven zijn nooit verzonden). De dagboekbrieven van Mirjam Bolle zijn in 2003 in boekvorm verschenen met de titel: "Ik zal je beschrijven hoe een dag er hier uitziet", ISBN nr. 90-254-2693-x. Omwille van de leesbaarheid is ervoor gekozen de spelling van de brieven te moderniseren.

Auteur
MirjamBolle-Levie
Organisatie
NIOD
Dagboeken
Bergen-Belsen
Joodsche Raad voor Amsterdam
Boek
Utrecht, verzetsmonument in de Transwijk

Het verzetsmonument in de Transwijk te Utrecht is opgericht ter nagedachtenis aan dertien Utrechtse verzetsmensen die in de strijd tegen de bezetter zijn omgekomen. Economiestudent Johannes Been was in de bezettingstijd ondergedoken. Als lid van een Knokploeg had hij de leiding over de wapentransporten van de Binnenlandse Strijdkrachten, District 8 (de provincie Utrecht). Tijdens de 123ste tocht is Been op 16 april 1945 in de Utrechtse wijk Zuilen bij een ontploffing omgekomen. Hermanus Adolphus Maria Benschop was lid van de sabotagetroepen van de Knokploeg in Utrecht. Tijdens de oorlog verschafte hij onderdak aan een jood en hield hij wapens in zijn huis verborgen. Op 27 februari 1945 werd Benschop in de Mauritsstraat gearresteerd. Negen dagen later werd hij gefusilleerd op het terrein van Fort De Bilt. Johan Brouwer riep in 1941 in verschillende kringen op tot actief verzet. Hij organiseerde een studentenverzetsbeweging en was de geestelijk vader van de Raad van Negen, een organisatie-comité van het studentenverzet. Ook was hij een geheim agent van de groep Dutihl, het bureau Inlichtingen in Londen. Brouwer was een van de initiatiefnemers van de aanslag op het bevolkingsregister in Amsterdam. Eind maart 1943 is hij in verband met deze aanslag door de bezetter gearresteerd. Na een proces werd hij op 1 juli 1943 in Bloemendaal gefusilleerd. Jonkheer mr. Robert de Brauw was tijdens de bezetting als student werkzaam in het verzet. In Engeland werd hij opgeleid tot geheim agent voor het bureau Inlichtingen van het Nederlandse ministerie van Oorlog. In augustus 1944 kwam hij voor een speciale opdracht terug naar Nederland. Als parachutist werd De Brauw bij Doorn uit het vliegtuig gedropt om zich aan te sluiten bij de spionagegroep 'Peggy'. Ruim twee maanden later werd hij in Leiden opgespoord en gearresteerd. Hij droeg een zender bij zich, waarmee hij radiografisch contact onderhield met Londen. De Brauw werd naar het concentratiekamp Neuengamme gedeporteerd. Op 4 mei 1945 werd het kamp door de bezetter ontruimd. Duizenden gevangenen werden per schip vervoerd. Het schip werd één dag voor de capitulatie door geallieerde vliegtuigen bij Lübeck tot zinken gebracht. De Brauw kwam hierbij om het leven. De student Willem Eggink heeft samen met anderen het illegale blad Slaet op den Trommele opgericht. Hij was tevens mede-oprichter van de Raad van Negen. Buitendien was hij redacteur van verscheidene dagbladen: Ons Volk , Sol Justitiae , De Geus en Het Parool . Door verraad van één van de leden van Het Parool werd Eggink gearresteerd en in het tweede Parool-proces tot zeven jaar dwangarbeid veroordeeld. Hij werd naar Hamelen getransporteerd, waar hij een maand voor de capitulatie om het leven kwam. Albert Ferdinant Krikke was mede-oprichter van de Ordedienst. Onder de schuilnaam Van Breukelen was hij districtscommandant van Utrecht Noordwest (de Vechtstreek). Op 22 november 1944 is hij samen met een aantal andere kopstukken van het verzet tijdens een vergadering in de Utrechtse Kamer van Koophandel gearresteerd door de bezetter. Krikke verbleef na de arrestatie in de kampen Neuengamme, Sandbostel en Rothenburg. Een aantal weken na de bevrijding overleed hij aan de gevolgen van uitputting en mishandeling. Leendert Johannes Lans was aangesloten bij het verzet in de Landelijke Organisatie. Tijdens de geallieerde opmars in Zuid-Nederland zorgde hij samen met Wolter Heukels ('Ome Jan') voor illegale telefoonverbindingen van bezet naar bevrijd gebied. Op 16 oktober 1944 werden beide verzetsmannen gearresteerd en opgesloten in de gevangenis aan de Weteringenschans in Amsterdam. Als vergelding op een bomaanslag op de Utrechtse machinefabriek Jaffa werd Lans samen met Heukels op 22 januari 1945 op het fabrieksterrein gefusilleerd. Petrus Johannes Loman was vanaf eind 1940 chef van de plaatselijke inlichtingendienst van de Ordedienst. Onder de schuilnaam Mol onderhield hij via een eigen illegale zender rechtstreeks contact met Engeland en de verzetsbeweging in België. Loman was buitengewoon actief in het verzet en verrichte veel spionagewerk. Op 4 augustus 1943 werd hij gearresteerd en na verloop van tijd gedeporteerd naar het vernietigingskamp Lade, ten noorden van Hannover. Op 28 februari 1945 is Loman in dit kamp omgekomen. Nikolaas Anthonius Gerardus van Spanje was een van de eerste verzetsmannen in Utrecht. Aanvankelijk werkte hij in een eigen groep, Van der Wal-Van Spanje. Vervolgens sloot hij zich aan bij de Ordedienst. Op 1 september 1941 werd Van Spanje gearresteerd. Op 3 mei 1943 is hij in Sachenhausen gefusilleerd. Nicolaas Alexander Stempels was al voor de bezetting actief tegen het nationaal-socialisme. In opdracht van de regering onderzocht hij de activiteiten van de N.S.B. In de oorlogsjaren had hij een aandeel in de totstandkoming van het illegale blaadje Slaet op den Trommele . Ook deed hij veel spionagewerk en was hij aangesloten bij de Belgische verzetsbeweging Luc. Op 19 september 1942 werd Stempels gearresteerd. Na een proces van elf maanden werd hij in fort Rhijnauwen op 9 oktober 1943 gefusilleerd. Klaas Postma sloot zich in het begin van de oorlog aan bij de Oranje Vrijbuiters en werd leider van hun knokploeg die sabotagewerkzaamheden verrichte. Als gevolg van verraad werd Postma met 18 andere medewerkers op 28 augustus 1943 gearresteerd. Op 29 februari 1944 werd hij op de Waalsdorpervlakte gefusilleerd. Frederik H. Wanninkhof was een van de oprichters van de Ordedienst. Hij gaf leiding bij het opsporen van wapens die door de Nederlandse militairen achtergelaten waren. In het voorjaar van 1941 nam hij de leiding van de Ordedienst op zich. Op 8 april 1942 werd Wanninkhof gearresteerd en naar de gevangenis in Scheveningen gebracht. Op 11 mei 1942 overleed hij in Amersfoort door uitputting. Veertien dagen later werden 72 van zijn medewerkers gefusilleerd. Gerrit Westdijk werd in oktober 1943 districtsleider van de Landelijke Organisatie. Op 22 november 1943 is hij gearresteerd bij een overval van de Sicherheitsdienst op de Kamer van Koophandel in Utrecht. Op het terrein van de koning Willem III-kazerne in Apeldoorn is Westdijk op 2 december 1943 samen met twaalf andere verzetsmannen en een Amerikaanse soldaat gefusilleerd. Onthulling Een model van het monument is onthuld op 4 mei 1960 door burgemeester jhr. mr. C. J. A. de Ranitz. Op 17 februari 1961 is het daadwerkelijke monument geplaatst. In de Transwijk zijn dertien straten vernoemd naar de omgekomen verzetsmannen.

Vervaardiger
L.A. de Vries (inbeitelen van tekst)
Organisatie
Nationaal Comité 4 en 5 mei
SD
Kamer van Koophandel
Neuengamme
Monument
Zwolle, monument in het Carolus Clusius College

Het monument in het Carolus Clusius College te Zwolle is opgericht ter nagedachtenis aan de leerlingen van het college die door oorlogshandelingen om het leven zijn gekomen. Het Carolus Clusius College heette ten tijde van de Tweede Wereldoorlog het Christelijk Lyceum, daarvoor het Rijks HBS. De namen van de negen slachtoffers luiden: Adrianus van Apeldoorn, Gerrit J. van Apeldoorn, Gezinus M. de Bruin, Wicher Dam, Coenraad Dijkstra, Herman J. Fernhout, Hendrikus Hulst, Almita Kaan en Jan W. Mobach. Adrianus van Apeldoorn is geboren op 13 oktober 1921 te Heerde. Hij was de jongste uit een gezin van vier kinderen. Hij had nog een zus en twee broers. Adrianus was sportief, speelde onder andere als eerste trommelslager bij de muziekvereniging in Heerde, hij had een vrolijk en open karakter. Zijn familie ervoer hem als een eerlijk en rechtvaardig persoon, die weigerde onrecht te aanvaarden. Ad ging na de lagere school in Heerde en Apeldoorn naar het Christelijk Lyceum in Zwolle. Hier werd hij voorzitter van de Zwolse Lyceïsten Bond en speelde mee in toneelstukken. Toen Ad in de examenklas zat, vroeg de wiskundedocent, een NSB’er, of hij een pakje sigaretten voor hem wilde halen. Dit weigerde Ad en vervolgens werd hij van school gestuurd. Na veel moeite, mede door bemiddeling van enkele docenten, werd hij weer toegelaten op school. Na zijn examen in 1941 ging Adriaan naar Utrecht om daar tandheelkunde te gaan studeren. Daar hield hij zich al gauw bezig met verzetswerk, zoals het stelen van persoonsbewijzen, het verzorgen van onderduikers en bonnen- en lectuurverspreiding. Na de weigering van de oproep om in Duitsland te werken en het niet ondertekenen van de loyaliteitsverklaring in 1943, besloot Ad om onder te duiken. Dit deed hij ondermeer in Hollandscheveld, in Sleen, bij zijn zwager en zus, en in Wapenveld. In de zomer van 1944 kwam hij terug in Heerde en verrichte meteen diensten in Binnenlandse Strijdkrachten-verband onder leiding van zijn broer H.A. van Apeldoorn. Ook hier dook hij onder, vanwege veiligheidsredenen. Ad bleef zich ferm inzetten voor het verzet. Als hij vermoedde dat er een klusje te klaren viel, dan fietste hij daar naartoe, desnoods door de afzettingen van de landwachters heen. Zo ook op de 13e van april. Hij werd bij een inval van Duitse parachutisten neergeschoten. Volgens ooggetuigen leefde hij nog toen een aantal burgers als represaille werden gefusilleerd. Omstanders moesten hem bij de neergeschoten mensen in een kuil leggen. Door een salvo is hij alsnog doodgeschoten. Vier dagen later, Heerde was die dag bevrijd door de geallieerden, werden de twaalf gevallenen opgegraven en geïdentificeerd aan hun kleding. Gerrit Jan Herman van Apeldoorn is geboren op 25 november 1922 te Heerde. Hij was de tweede uit een gezin van vier kinderen. Hij had verder alleen nog drie zussen. Herman was een sportieve jongen en volgde muzieklessen in Zwolle, mondharmonica en piano. Herman zat op de lagere school in Heerde. Vervolgens ging Herman naar het Christelijk Lyceum in Zwolle. Nadat hij in 1942 examen gedaan had, ging hij naar de M.T.S. in Dordrecht. Dit vond hij een stuk minder leuk dan verwacht en in 1943 ging Herman weer terug naar Heerde. Hij ging als laborant voor zeepfabriek ‘De Klok’ werken, een bedrijf waarvan zijn vader deels eigenaar was. Doordat hij een Ausweis kreeg van de fabriek, hoefde hij niet onder te duiken voor de arbeitseinsatz. Herman was lid van de Ordedienst, later van de Raad van Verzet en de Binnenlandse Strijdkrachten te Heerde. Op 11 april werd hij ingedeeld bij een droppingploeg die opereerde in de omgeving van Barneveld. Hij had de taak Engelse militairen en hun voertuigen te gidsen naar Heerde en Epe, ter verdediging van de Klementbrug en Vemderbrug. Deze dropping ging niet goed. De voertuigen kwamen goed aan de grond, maar helaas hadden zich Duitsers verzameld bij de droppingszone. Hierom zijn de manschappen niet afgeworpen. Herman wist, samen met Johan Middelbeek uit Apeldoorn te ontsnappen uit het droppinggebied in de omgeving van Barneveld. Samen zijn zij door de bossen, die zwaar bewaakt werden door de Duitsers, naar Apeldoorn gegaan. Dicht bij Amersfoort werden zij aangehouden door Duitsers, die hen overbrachten naar een villa om ze daar te ondervragen. Herman werd na verloop van tijd vrijgelaten, maar Johan Middelbeek moest blijven, omdat hij geen persoonsbewijs kon laten zien. Een uur later werd ook Johan Middelbeek vrijgelaten. Nadat hij hiervan was teruggekeerd, is hij de avond van 12 april naar de Klementbrug gegaan, om samen met zijn vrienden de brug te bewaken. Hij vond dat het zijn plicht was om nogmaals actief te zijn bij zijn verzetsgroep. Tijdens een vuurgevecht met de Duitsers is hij vrijwel meteen doodgeschoten. Herman van Apeldoorn en Ad van Apeldoorn werd samen met hun commandant Bé van Dijk herbegraven op de begraafplaats aan de Mr. Nijhoffstraat te Heerde. Hendrikus Hulst is geboren op 22 februari 1925 te Elburg. Henk legde in 1942 op het Christelijk Lyceum examen af in HBS-A. Op het moment van overlijden was zijn beroep boekhouder. Henk zat bij Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO) Elburg/Doornspijk en was actief verspreider van Strijdend Nederland. Zijn uitgangspunt was: 'Ik strijd voor een heilige zaak waarvoor God mij geroepen heeft. Moest ik dat vroeger zonder wapens doen, thans heeft God mij die wapens gegeven en ik moet gaan’. Henk vond al snel dat er gestreden moest worden tegen het Nationaalsocialisme. Ondanks het verbod van thuis hield hij zich al gauw bezig met gevaarlijke verzetswerken. Hij was voor geen enkel gevaar bang, het enige doel dat hij zag was: ‘Strijden voor de goede zaak voor God, Nederland, en Oranje’. Niemand heeft hier ooit wat van gemerkt, aangezien hij het met ernstige voorzichtigheid deed. Zo is hij bezorger geweest van Strijdend Nederland en heeft tijden lang het illegale krantje vanuit Kampen naar Elburg gebracht. Deze dingen werden altijd geheim gehouden voor zijn eigen familie. Binnen de LO-ploeg stond Henk bekend om zijn kundigheid en later ook op het gebied van wapens. Ook bestudeerde hij al maanden de Engelse taal, om hiermee als verbindingsofficier van dienst te zijn. Mede hierom werd hij met de NSB’ers uitgenodigd voor belangrijke opdrachten. Zo ook voor de actie bij de Klementbrug, waar ook hij is doodgeschoten door de Duitsers. Jan Willem Mobach is geboren op 22 oktober 1924 te Keboemen, Nederlands-Indië. Hij is door zijn ouders, Tjebbe en Klasina Mobach, evangelisch opgevoed. Jan Willem deed in 1942 eindexamen en is daarna medicijnen gaan studeren bij de Vrij Universiteit in Amsterdam. Dat deed hij samen met zijn broer. Ze raakten daar allebei betrokken bij verzetsactiviteiten. Er wordt gesuggereerd dat beiden gearresteerd zijn tijdens een studentenfeest en in smoking zijn afgevoerd naar het politiebureau. Op 25 mei 1944 kwamen zij in kamp Amersfoort. Door hun studie waren zij daar als arts en ziekenverzorger, om het lijden van hun medekampbewoners te verlichten. Op 10 oktober 1944 zijn zij op transport gezet richting kamp Neuengamme. Jan Willem is overleden aan darmontsteking, op 9 december 1944 om 00.30 uur. Zijn broer heeft kamp Neuengamme overleefd. Gezinus Marie de Bruin (roepnaam Boy) is geboren op 4 september 1921 te Zwolle. Boy deed in 1939 eindexamen op het Christelijk Lyceum voor HBS-A. Daarna is hij naar Amsterdam gegaan om daar te gaan studeren. Hij kwam al snel in contact met het studentenverzet daar. Hij was lid van de studentencontactgroep ‘De Geus’. Dit was een illegaal blaadje, gemaakt door en voor studenten. Verder hielp Boy vooral joden onder te duiken en hielp hij, samen met anderen, gearresteerde verzetsstrijders te ontsnappen. Waarschijnlijk is hij gearresteerd, nadat hij door iemand uit eigen kring hem verraden had. Hij werd op 26 augustus 1944 gearresteerd in Amsterdam. Hij wordt eerst gevangen gezet in het Huis van Bewaring in Amsterdam. Vervolgens wordt Boy op 29 augustus 1944 geregistreerd in kamp Amersfoort. De opgegeven reden van zijn arrestatie is het ontduiken van de Arbeitseinsatz. Hij vertrekt samen met 1150 andere gevangenen op 8 september 1944 met een transport naar kamp Neuengamme Waarschijnlijk is Boy al snel op transport gezet naar het buitencommando Dalum. Op 25-03-1945 wordt het kamp geëvacueerd en wordt hij weer naar kamp Neuengamme getransporteerd. Van daaruit is Boy opnieuw op transport gesteld, nu naar het buitenkamp Sandbostel. Hij is waarschijnlijk op 08-04-1945 daar naartoe vertrokken. Hij staat op een lijst van de aanwezige gevangenen in kamp Sandbostel, die dateert van 24-04-1945. Omdat Boy de Bruin nooit is teruggekeerd en er geen gegevens op het Informatiebureau aanwezig zijn die in strijd zijn met de verklaringen van de representanten heeft men aangenomen dat G.M. de Bruin is overleden tijdens of vlak na het transport van Neuengamme naar Sandbostel en op zijn vroegst op 08-04-1945 en op zijn laatst 24-04-1945. Als overlijdensdatum wordt dan ook 24-04-1945 als juist aangenomen. Coenraad Dijkstra is geboren op 1 juni 1924. Hij volgde op het Christelijk Lyceum het gymnasium, maar werd in de vierde klas niet bevorderd en is van school gegaan. Hij is gaan werken als administrateur bij Van Gend en Loos, maar toen hij door dat bedrijf naar Duitsland gezonden dreigde te worden, dook hij in 1943 onder. In november van dat jaar is hij actief geworden bij de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers uit godsdienstige en vaderlandslievende principes. Coenraad werkte onder de schuilnaam Dick ten Klooster. Waarschijnlijk was hij betrokken bij pilotenhulp en maakte hij deel uit van de van de groep van Johannes Post. Ook was hij medewerker van rayonleider Noord-Westhoek. Uiteindelijk zat Coenraad ondergedoken in Nijverdal en bezocht van hieruit af en toe zijn ouders in Zwolle. Op 11 juli 1944 is hij gearresteerd, toen hij samen met andere verzetslieden in een auto richting Zwolle reed. Hij werd vastgezet in het Huis van Bewaring te Arnhem, waarschijnlijk heeft hij hier gezeten totdat hij naar kamp Amersfoort werd gestuurd. Op 29 augustus 1944 is hij in kamp Amersfoort geregistreerd. De opgegeven reden van arrestatie is het ontduiken van de Arbeitseinsatz. Op 8 september 1944 is hij op transport gezet naar kamp Neuengamme. Waarschijnlijk is Coenraad met een van de eerste transporten naar Husum-Schwesing gebracht. In dit kamp is hij op 10 november 1944, om 07.25 ’s ochtends aan de gevolgen van bloedvergiftiging overleden. Op 12 november 1944 is hij begraven op het Ostfriedhof van Husum. Herman Jacob Fernhout is geboren op 17 maart 1925 te Zeist. Hij was de zoon van de toenmalige rector van het Christelijk Lyceum. Het was een in zichzelf gekeerde en gevoelige jongen, met grote muzikale, creatieve en kunstzinnige aanleg. Hij organiseerde als scholier al huisconcerten, waar hij zelf Chopin vertolkte. In 1944 doet Herman examen in Gymnasium. In eerste instantie wordt hij afgekeurd om voor de Duitsers te werken in de Arbeitseinsatz. Uiteindelijk is hij door een landwachter alsnog opgepakt. Deze landwachter vond hem wel geschikt voor de tewerkstelling in Duitsland. Op 26 augustus 1944 komt Herman aan in kamp Amersfoort.De opgegeven reden van zijn gevangenschap is het weigeren te werken in Duitsland. Op 8 september wordt Herman op transport gesteld naar kamp Neuengamme, Duitsland. Daar komt hij midden september aan. Hij is waarschijnlijk met een van de eerste transporten naar het buitenkamp Hamburg-Hammerbrook/Spaldingstrae vervoerd. Volgens de officiële overlijdensakte is Herman hier op 3 februari 1945 om 9 uur ’s ochtends overleden aan de gevolgen van darmontsteking, Hij is begraven op de begraafplaats Hamburg-Ohlsdorf in Hamburg. Wicher Dam is geboren op 8 december 1919 te (ambt) Hardenberg. Hij had een broer Klaas Dam. De familie Dam is protestants opgevoed. Wicher ging naar het Christelijk Lyceum en volgde de opleiding HBS-A. In 1940 deed hij met goed gevolg eindexamen. Daarna ging hij theologie studeren. Naast zijn studie was hij ook plaatsvervangend leider van het distributiekantoor van Den Ham. In 1943 werd hij lid van de Twentse knokploegen. Op 29 november 1943 heeft Wicher deelgenomen aan een overval op het arbeidsbureau van Ommen. In januari 1944 heeft hij de auto van de burgemeester van Den Ham overvallen. Er hebben meerdere overvallen plaatsgevonden, maar daarvan is onbekend of Wicher Dam daarbij een rol heeft gespeeld. Daarna besluit hij onder te duiken in Lemele. Jan Seigers neemt Wicher Dam op in zijn woning. In juni 1944 sluit de Twentse knokploeg zich aan bij de landelijke organisatie. Op 28 juni 1944 overvalt Jan Seigers samen met Wicher Dam, Dick Ruiter, Jan Ekkel en Kees Metz het Nederlandse Arbeidsdienst-kamp bij Heemse-Hardenberg. Wat het hun oplevert is een Philips radiotoestel, aanwezige sleutels, 20 colbertkostuums, 20 paar burgerschoenen, overhemden, onderkleding, vorken en messen, partij dienstsokken, enkele dekens en uniformstukken van de Nederlandse Arbeidsdienst en een zak met trompetten. ‘Op 29 juni 1944 zijn er veel geallieerde bommenwerpers in de lucht. Bij Vroomshoop maakt een grote Amerikaanse bommenwerper, een Boeing Fortress (vliegende vesting) een noodlanding. De “Pride of Chekalis”. De bemanning heeft het vliegtuig al voor deze landing verlaten met parachutes. Mogelijk hebben Jan Seigers, Wicher Dam en Ge Jansen deze parachutes zien zweven. Vlakbij het kamp Junne worden ze gearresteerd door Duitse mariniers. De 3 “illegalen” worden overgebracht naar kamp Junne, waar ze de nacht doorbrengen.’ Ze worden in Ommen verhoord. Daarna belandden ze in de Koepelgevangenis van Arnhem en van daar in het concentratiekamp Vught. Op 22 juli 1944 zit Wicher in de ziekenboeg. Hij wordt hier behandel voor schurft. Rond Dolle Dinsdag, 5 september 1944, gaan ze op weg naar hun voorlopige eindbestemming, het concentratiekamp Sachsenhausen. Gerard Jansen, “de Lange Hollander”, overleed hier. Jan Seigers is nog in verscheidene kampen geweest, in totaal 13, maar is als laatste in kamp Sachsenhausen. Hier overleeft hij de dodenmarsen van Sachsenhausen naar Lübeck, waar hij door het Russische leger wordt bevrijdt. Wicher Dam blijft achter in Sachsenhausen. Hij maakt de bevrijding van Sachsenhausen nog mee, maar hij was ziek. Hij had tuberculose. En overleed hieraan op 29 mei 1945. Almita Kaan is op 10-05-1921 in Tampice, Mexico geboren. In 1940 heeft ze haar eindexamen op het Christelijk Lyceum gehaald. Hierna is ze waarschijnlijk de opleiding tot verpleegkundige gaan volgen. Haar vader zat zonder beroep en haar moeder was hoofdonderwijzeres. In 1941 is ze naar Zwitserland gevlucht en heeft hier een tijd vastgezeten. Tegen het einde van 1943 is ze weer in Nederland opgedoken. Wat er in die tussentijd is gebeurd en waar ze gezeten heeft kan niet met zekerheid gezegd worden. Op 26 januari 1944 neemt Almita waarschijnlijk een overdosis van het slaapmiddel feronal in, waar ze op 27 januari 1944 aan overlijdt. Oprichting De gedenksteen was een initiatief van de Zwolsche Lyceïsten Bond. ‘Alles gaat practisch weer zijn gewone gang op het Zwolse Lyceum’, schreef de Bond in de eerste schoolkrant na de bevrijding, ‘Het lijkt alles weer gewoon en we denken er bijna niet meer aan, dat er jaren zijn geweest, waarin we niet zomaar onze eigen school konden binnengaan, jaren, waarin de jongens van de hogere klassen niet het huis uit konden.’ Sterker nog, ‘wij vergeten zelfs maar al te gauw, dat er leerlingen van ons Lyceum zijn geweest, die door de Duitsers ter dood zijn gebracht, die hun leven gaven voor onze vrijheid.’ Leerlingen en oud-leerlingen brachten het geld bijeen voor de plaquette, die nu al zestig jaar herinnert aan de gesneuvelde lyceïsten. Onthulling Het monument in het Carolus Clucius College in Zwolle werd onthuld in november 1945.

Organisatie
Nationaal Comité 4 en 5 mei
Arbeidsinzet
Stalag X-B
Philips
Monument
Ontvang onze nieuwsbrief
Tweewekelijks geven we je een overzicht van de meest interessante en relevante onderwerpen, artikelen en bronnen van dit moment.
Ministerie van volksgezondheid, welzijn en sportVFonds
Contact

Herengracht 380
1016 CJ
Amsterdam

020 52 33 87 0info@oorlogsbronnen.nlPers en media
Deze website is bekroond met:Deze website is bekroond met 3 DIA awardsDeze website is bekroond met 4 Lovie awards