De Nederlandse Joodse gedeporteerden van Transport XX
Het verhaal van het 20ste konvooi, dat op 19 april 1943 de Dossinkazerne in Mechelen verlaat, is ongetwijfeld een van de beroemdste verhalen over de Jodendeportatie: dit transport van Joodse gedeporteerden wordt aangevallen door het verzet met als doel de gedeporteerden te bevrijden.
Persoonsbewijs van Louis Micheels, Nederlandse overlevende van Transport XX.
Gevaarlijke operatie
Drie studiegenoten, Youra (Georges) Livschitz, Robert Maistriau en Jean Franklemon, organiseren de verzetsactie zonder hulp. Gezien het gevaarlijke karakter van de operatie wil geen enkele ervaren verzetsstrijder zich ermee bemoeien, behalve door hen te voorzien van een klein kaliber pistool. Tussen Boortmeerbeek en Wespelaar slagen de studenten erin de trein te stoppen. Niets verloopt daarna volgens plan.
Verraad
De gevolgen van de heldhaftige acties van de drie jonge mannen zijn ernstig. Youra Livschitz wordt verraden en valt op 26 juni 1943 in handen van de Sipo-SD. Hij wordt ter dood veroordeeld en op 17 februari 1944 doodgeschoten als een “terroristische gijzelaar”. Jean Franklemon, gearresteerd op 4 augustus 1944, zit gevangen in Breendonk en de gevangenis van Sint-Gillis. Hij wordt gedeporteerd naar de concentratiekampen Sonnenburg en Sachsenhausen, maar overleeft. Robert Maistriau sluit zich aan bij de Groupe G, een netwerk gespecialiseerd in sabotage. Hij wordt op 20 maart 1944 gevangen genomen in Sint-Gillis en Breendonk voordat hij in mei 1944 naar Buchenwald wordt gedeporteerd. In 1949 is hij door Yad Vashem geëerd als “Rechtvaardige onder de Volkeren”.
Een wagon bevrijd
De drie jongemannen hadden niet verwacht dat de escorte van transport XX versterking zou hebben. Voor het eerst zitten Duitsers van de Schutzpolizei vooraan in de trein. Youra Livschitz worstelt een tijdje met de bewakers maar moet opgeven. Jean Franklemon wordt aangevallen door een van de Duitsers van de Schutzpolizei, en staat machteloos. Ook hij vlucht. De bewakers openen het vuur en Robert Maistriau slaagt erin om de deuren van één enkele wagon open te krijgen. Hij bevrijdt zeventien mensen, onder wie Chaja Anisfeld. In haar dagboek beschrijft ze de gebeurtenis:
“De trein stopte en we hoorden een stem buiten roepen: Kameraden, ik doe de deur open... en de deur kraakte open. Mensen begonnen uit de trein te springen... en ik ook. Beter dood dan verder reizen, dacht ik. Ik sprong de trap af, voelde noch inspanning noch vermoeidheid en nadat ik het spoor was overgestoken, wierp ik mezelf op mijn knieën op de grond. Op handen en knieën kroop ik over het gras, zolang ik maar weg kon komen van die verdomde trein, die nog steeds stilstond. Overal om me heen werd geschoten, heel dichtbij, dus ik lag plat op mijn buik op de grond te wachten tot de trein die zoveel leed en ongeluk vervoerde weer in beweging kwam...”.

Jonas Polak
Amsterdam, 12 januari 1918 - locatie onbekend, datum onbekend
Gevangen in de Dossinkazerne in Mechelen
Getransporteerd naar Auschwitz-Birkenau
Nederlanders op transport XX
Op transport XX zitten naast Belgische Joden ook 109 Nederlandse Joden. Een van hen is de 25 jarige Jonas Polak. Hij komt op 19 juli 1942 illegaal België binnen om aan de vervolging in Amsterdam te ontsnappen en duikt onder. Op 13 maart 1943 wordt Jonas in Edegem gearresteerd, samen met Sophia en Karin Bremer, een jonge moeder en haar tweejarig dochtertje, ook Nederlanders. Zijn valse identiteitskaart op naam van De Poorter beschermt Jonas niet. Ze gaan allemaal naar de gevangenis van Wilrijk voordat ze op 19 maart worden overgebracht naar Kazerne Dossin. Jonas wordt geregistreerd op Transportlijst XX, onder nummer 1235. Ook Sophia en Karin gaan mee op het transport.
Type goederenwagon gebruikt voor de Jodendeportatie.
Ontsnapping
Het lukt Jonas om te ontsnappen van het transport, maar op een andere manier dan de mensen die uit de geopende deur van de goederenwagen kunnen springen. In de wagon waarin Jonas zich bevindt is gereedschap verstopt, hiermee kunnen planken verwijderd worden. Jonas ontsnapt met een deel van de gedeporteerden uit zijn wagon. Maar dit lukt Sophia en Karin niet. De moeder en dochter worden direct na aankomst in Birkenau vergast.
Dwangarbeid
De Nederlandse Joden Ima Van Esso en Louis Micheels, respectievelijk 25 en 22 jaar oud, voldoen aan deze voorwaarden. Op 23 oktober 1942 worden ze verraden door hun chauffeur en gearresteerd tijdens hun poging om naar Zwitserland te vluchten. Ze zitten bijna 3 maanden opgesloten in de gevangenis van Sint-Gillis voordat ze op 18 januari 1943 worden overgeplaatst naar de Dossinkazerne. Ingeschreven op de transportlijst onder de nummers 33 en 34 maken ze samen de zware reis. Aan het einde van het selectieproces stuurt de SS Louis en Ima naar de groep dwangarbeiders. Na de selectie wordt het koppel gescheiden. Louis Micheels krijgt het nummer 117.641 getatoeëerd, Ima Van Esso het nummer 42.626.
Selectie in Auschwitz
Transport XX komt op 22 april 1943 aan bij de oude Judenrampe, in open terrein, halverwege Auschwitz en Birkenau. Hier vindt de selectie plaats, zodra de gedeporteerden uit de trein stappen. De SS sturen 871 Joodse mannen, vrouwen en kinderen, die ongeschikt worden bevonden om te werken, onmiddellijk de dood in. Slechts 521 gedeporteerden worden geselecteerd voor werk in het concentratiekampcomplex. De meesten van hen zijn tussen de 15 en 50 jaar oud. Van de 109 Nederlandse gedeporteerden vallen er slechts 47 in deze categorie.
Proefkonijn
Alle "werkbekwame" vrouwen uit Transport XX gaan naar het sinistere Block X van Auschwitz, waar pseudo-medische experimenten worden uitgevoerd. Ima, een tandartsassistente, wordt niet gebruikt als menselijk proefkonijn maar assisteert de artsen als verpleegster. Ze wordt gedwongen deel te nemen aan sterilisaties, fenolinjecties, enz.
Ook Louis is medisch geschoold en werkt onder andere in Block X. Louis en Ima houden van tijd tot tijd contact en het lukt zelfs om elkaar af en toe te ontmoeten.
Vrouwenorkest
Wanneer ze maar kan, helpt Ima haar medegevangenen. Als ze Alma Rosé herkent, de beroemde violiste en nicht van Gustave Mahler, met wie Ima ooit fluit heeft gespeeld in Nederland, gebruikt ze haar invloed om Alma Rosé uit Blok X te krijgen. Alma Rosé sluit zich aan bij het Auschwitz Vrouwenorkest, wat tijdelijk haar leven redt. De muzikante sterft in Birkenau in de nacht van 4 op 5 april 1944.
Story 22 of 70 Stories of Auschwitz: Louis Micheels | USC Shoah Foundation
Story 22 of 70 Stories of Auschwitz: Louis Micheels | USC Shoah Foundation
Dodenmarsen
Wanneer het Auschwitz-Birkenau complex in januari 1944 wordt ontruimd, beginnen duizenden gevangenen aan de moorddadige dodenmarsen. Na drie dagen marcheren in de kou, met bevroren voeten, komt Ima aan in Ravensbrück. Het concentratiekamp is totaal gedesorganiseerd en overbevolkt. De evacués slapen soms in tenten of op de grond voor de barakken. Ziekte en uitputting eisen hun tol. De doden stapelen zich op. Ima's reis is nog niet voorbij. Van Ravensbrück wordt ze overgeplaatst naar Malchow, waar de vrouwen worden ingezet voor het maken van wapens en munitie. In 1945 wordt Ima Van Esso rechtstreeks naar Nederland gerepatrieerd.
In januari 1945 neemt Louis Micheels ook deel aan een dodenmars van Auschwitz naar Gross-Rosen en vervolgens naar Dachau. Daar wordt hij eind april 1945 vrijgelaten. Louis is gerepatrieerd naar Nederland via Mannheim.
De wegen van Ima en Louis scheiden na de bevrijding: Louis emigreert naar de VS en trouwt daar, Ima blijft in Nederland en trouwt in Haarlem.
Ima Spanjaard (1920-2006), radioportret uit 1999
Ima Spanjaard (1920-2006), radioportret uit 1999
Overlevingskansen
Het overlevingspercentage van Transport XX is relatief hoog vergeleken met het gemiddelde van konvooien die vertrokken uit de Dossinkazerne. Er zijn 151 overlevenden, meer dan tien procent van de gedeporteerden op 19 april 1943. Het overlevingspercentage voor alle konvooien die Mechelen verlaten ligt onder de vijf procent. Voor de Nederlandse Joden op Transport XX ligt dit anders, slechts vier van de 109 overleven: Ima van Esso, Louis Micheels, David Kropveld en Marie Bloemgarten.