Ga direct naar: Hoofdnavigatie
Ga direct naar: Inhoud
Alle bronnen

Zoals reeds eerder vermeld, zijn deze stukken in 1898 weer terug in Megen. Had Megen in 1898 nog een goed raadhuis en archiefbewaarplaats, dertig jaar later is de situatie radikaal veranderd. Het raadhuis maakt deel uit van het gymnasium der paters Franciscanen, wier kapel de bovenste verdieping van het gebouw vormt. De begane grond is geheel ingenomen door het brandspuithuis en een kolenhok. Uitbreiding van dit raadhuis is uitgesloten, terwijl niet alleen de archiefbewaring, maar ook de administratie daaraan behoefte heeft. De archivalia zijn, afgezien van een slechte kast in het brandspuithuis, waarin bijlagen der rekeningen en het distributiearchief, in de kasten der secretarie geborgen. Elke voorziening tegen brandgevaar ontbreekt. Maar nieuwbouwplannen zijn in de maak. Donderdag 9 december 1948 bezoekt de rijksarchivaris Megen, met als gevolg een vernietigend rapport. Werkelijk niets deugt: in een rek achter in de bewaarplaats liggen 10 meter oud en nieuw archief door elkaar; in een dubbel rek nieuw- en registratuurarchief ook door elkaar; op zolder nog circa 10 meter archief. De rijksarchivaris adviseert de mogelijkheden van een gemeenschappelijke regeling te bezien, zodat eindelijk orde komt in de archieven. Burgemeester Van den Acker heeft hier wel oren naar, zeker omdat de gekozen oplossing het jongste maatje ter secretarie de registratuur bij te laten houden, geen soelaas biedt. Steeds wordt met lapmiddelen, bijv. hulp van een registrator uit Oss, een redelijk toegankelijk archief verkregen. De raad benoemt zijn eerste ambtenaar, de secretaris en stelt zijn instructie vast. Verder benoemt de raad een gemeenteontvanger. Zijn taak is in de gemeentewet nauwkeurig omschreven. Ook diens instructie wordt door de raad vastgesteld. De gemeentewet van 1851 vormt, zij het met talrijke wijzigingen, nog steeds de grondslag voor de samenstelling van het plaatselijk bestuur. Het gemeentebestuur werd nu gevormd door een gemeenteschout-welke tot 1821 burgemeester werd genoemd-en een gemeenteraad, die werden geassisteerd door een secretaris. Uit de raad werden door Gedeputeerde Staten twee personen gecommitteerd tot het verrichten van met name in het Reglement genoemde werkzaamheden. Deze twee gecommitteerden werden assessoren genoemd en traden samen met de schout als dagelijks bestuur der gemeente op. Historisch overzicht : Megen is gelegen op een zandopduiking in het rivierkleigebied aan de Brabantse zijde van de Maas. Gezien enkele archeologische vondsten ter plaatse was er al sprake van bewoning voor de komst van de Romeinen. De plaatsnaam "Meginum" werd voor het eerst vermeld in 721-722. In de 12e eeuw komt de naam Megen opnieuw en sindsdien regelmatig voor in bronnen. In 1139 wordt gesproken van een kerk te Megen en in 1145 is voor het eerst sprake van het Graafschap Megen. Het Graafschap Megen, dat tot 1800 zou blijven bestaan, omvatte de kernen Megen, Haren en Teeffelen. Het grondgebied ter plaatse van Megen werd bij hoog water aan drie zijden door de Maas ingesloten en bij erg hoog water ook aan de vierde zijde, als de Beerse Overlaat werd benut. Deze Overlaat zorgde tot de Maaskanalisatie in de 20e eeuw voor de afvoer over land van overtollig Maaswater. De vrij geïsoleerde ligging van Megen was uit strategisch oogpunt gunstig voor de bouw in de 12e eeuw van een grafelijke burcht direct ten westen van de nederzetting. Onder invloed van deze burcht lijkt de verdere ontwikkeling van Megen tot stadje te hebben plaatsgevonden. Zo is het voorzien van vier toegangspoorten en waarschijnlijk ook een ommuring. Megen kreeg stadsrechten en had tevens het muntrecht. Ondanks haar ligging aan de Maas is de handel nooit belangrijk geweest voor Megen. De slechte bevaarbaarheid van de Maas en de moeilijke verbindingen over land zijn hier mede debet aan. De burgemeester werd benoemd door de koning en maakte ambtshalve deel uit van de raad. De assessoren werden nu voortaan benoemd door de gouverneur. De secretaris werd nu niet meer door Gedeputeerde Staten benoemd, maar door de koning. In 1840 wordt overgegaan tot een reorganisatie van de districten; van zeven worden het er nu vier. Megen komt te behoren tot het eerste arrondissement, tweede kanton. Commissaris van het arrondissement werd H. de Quay. Precies 10 jaar heeft deze situatie geduurd, want per 1 januari 1850 werden de districten opgeheven. Deze opheffing kwam voort uit de invoering van de gemeentewet. Deze wet, vereist door de grondwet van 1848, verscheen op 29 juni 1851 en trad dezelfde dag in werking. Het Graafschap Megen kende een grote mate van vrijheid voor de katholieke godsdienst. Het gebied was namelijk niet door Staatse troepen bezet geweest en ging later evenmin tot de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden behoren. Deze situatie had tot gevolg dat enkele katholieke instellingen zich te Megen vestigden. In de Patersstraat werd in 1648 met de bouw van het Minderbroedersklooster en een daarbij behorende kerk begonnen. Buiten Megen werden in 1715 de St. Annakapel en in 1748 de Kapel van de Zeven Weeën gebouwd. In 1721 vestigden de zusters Clarissen zich op het voormalig kasteelterrein. Volgens een beschrijving uit 1846 telde Megen destijds 113 huizen en 800 inwoners, De meeste inwoners vonden hun bestaan in de landbouw. Tevens waren er twee bierbrouwerijen, een leerlooierij en een korenmolen. Veel moeilijker te accepteren was het feit dat de stukken zich zouden bevinden in kisten met de vermelding "Archieven en papieren van onderscheiden gemeentens 's Lands van Ravenstein". Dit was burgemeester J. Loeffen al in 1815 een doorn in het oog. Toch kreeg hij het op korte termijn niet voor elkaar 'zijn' archiefbescheiden apart te plaatsen. In 1866 verhuizen de oude charters en meest belangrijke stukken naar de Griffie van het Provinciaal bestuur van Noord-Brabant. Voor de inventarisatie is het inventarisschema gevolgd, dat vermeld staat in de bijlage van de circulaire van de Minister van Binnenlandse Zaken van 28 december 1949, nr. 31327: "Algemeene regels voor de verzorging van de gemeente-archieven van na 1813". De gemeentewet bepaalde, dat in elke gemeente het gemeentebestuur uit een raad, een burgemeester en een college van burgemeester en wethouders bestaat. Aan het hoofd van de gemeente staat een raad, aanvankelijk gekozen voor een periode van zes jaar door de ingezetenen, met een beperking tot de censuskiezers. Om de twee jaar treedt één derde der leden af. Sedert de grondwet van 1917 echter worden de leden gekozen via evenredige vertegenwoordiging en voor de tijd van vier jaar met gelijktijdige aftreding. De burgemeester wordt benoemd door de koning voor een periode van zes jaar. De wethouders worden door de raad uit hun midden gekozen. Zij zijn met de burgemeester verantwoordelijk voor het dagelijks bestuur van de gemeente en uitvoering van zaken. Verantwoording van de inventarisatie : In 1974 komt gereed de inventaris van het oud-administratief archief van de gemeente Megen, Haren en Macharen 1373-1820 van de hand van F. Breure. In hoofdstuk III: Ordening en beschrijving van het archief geeft deze aan, waarom de caesuur is gelegd in 1820, namelijk de vorming van de huidige gemeente. Genoemd jaar is dan ook het beginjaar voor deze inventarisatie. Als eindjaar is genomen 1948. In tegenstelling tot vele andere gemeenten is in Megen niet duidelijk aan te geven wanneer de Basis-archiefcode van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is ingevoerd. Uit een verslag van de districtsregistrator van het Centraal Adviesbureau voor Organisatie, Documentatie, Registratuur en Personeelsbeheer (ODRP) uit dit jaar blijkt dat herordening van de archieven noodzakelijk is. Hij zal daar gaarne bij behulpzaam zijn. Verondersteld mag worden dat na deze constatering en met behulp van het Registratuurbureau van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten in 1949 een begin gemaakt is met een zgn 'planarchief volgens de eerder genoemde Basis-archiefcode. Het onderhavige archief had oorspronkelijk een omvang van 44 strekkende meter. Na schoning en herordening resteert nu nog 29 strekkende meter, De voor vernietiging in aanmerking komende bescheiden werden afgezonderd en zijn na opmaking van de verklaring van vernietiging versnipperd. Bij de selectie is de "Lijst van voor vernietiging in aanmerking komende stukken in gemeente-archieven" gehanteerd. Brabants Historisch Informatie Centrum In 1983 kwam van de hand van drs. H.G.J. Buijks, streekarchivaris, gereed een "Voorlopige lijst van bescheiden, aanwezig in het nieuw archief (c. 1811-c. 1935) van de gemeente Megen". Het betrof hier de eerste 83 nummers. In de loop van genoemd jaar zou de rest volgen. Met behulp van deze lijst was genoemd archiefbestanddeel voor het eerst echt toegankelijk. In 1941 kan de administratie een nieuw raadhuis betrekken. Ook het archiefdepot kan worden ingericht. De heer A.R.M. Mommers, commies ter provinciale griffie, maakt tenminste met de secretaris een afspraak om enige dagen aan het archief te komen werken tot inrichting van de nieuwe archiefbewaarplaats. Secretaris J. v.d. Hurk bericht hem, dat hij welkom is, maar dat hij er wel rekening mee moet houden, dat het nieuwe raadhuis nog niet is verwarmd en dat het vochtig wordt, "De kolen zijn vandaag echter besteld en mogelijk komt er dus nog verandering", schrijft Van den Hurk op 10 oktober 1941. Aanwijzingen voor de gebruiker : Verwijzing naar archiefstukken uit dit archief geschiedt door (volledig): Brabants Historisch Informatie Centrum, toegangsnummer 7357 Gemeentebestuur Megen, Haren en Macharen, 1817-1948 , inv.nr. ... (verkort): BHIC, 7357 Gemeentebestuur Megen c.a. 1817-1948 , inv.nr. ... Het nieuw archief blijft in Megen. Ook daar wordt niet aan gewerkt. Het enige wat gebeurt is het op orde stellen van de stukken c.q. portefeuilles. Zo was de situatie bij aanvang van de inventarisatie: uiterlijk een mooi archief, de dozen keurig op een rij, maar ontoegankelijk. Tot de invoering van de Gemeentewet in 1851 had het archief een zeer verouderd aanzien. Het was wel genummerd, maar minder ordelijk, en het was ondoelmatig geplaatst. De, volgens het gemeentebestuur, belangrijkste stukken berustten bij de arrondissementsrechtbank te Nijmegen. Dit kon de gemeente nog wel verteren, want men vertrouwde erop dat de stukken door de zorg van de hogere regering in hun eigen archief terug zouden keren. Doordat archiefverzorger J. van den Hurk tevens als secretaris-penningmeester van de drie burgerlijke armbesturen functioneerde, heeft vermenging van archieven plaatsgevonden. Stukken welke duidelijke kenmerken vertoonden, dat zij behoorden tot het archief van een armbestuur werden gelicht en geplaatst daar waar zij thuishoorden. Nadat het archief weer 'op de basis' was teruggekeerd werden de normale inventarisatie-werkzaamheden weer hervat. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog, in 1581, werd het kasteel wegens onachtzaamheid van de Spaanse bezetters door brand verwoest. Hetzelfde jaar werd Megen door de Staatse troepen overvallen en in brand gestoken. Verschillende huizen, alsmede de St. Servatiuskerk zijn toen verloren gegaan. Vermoedelijk zijn toen ook de vier toegangspoorten en de stadsmuren verwoest. De gevangentoren van de oostelijke toegangspoort is blijven staan. Het kasteel en de toegangspoorten zijn niet meer herbouwd. Ook het oud archief wordt in 1941 onder handen genomen. Pater mr. H.P.A. de Kok wordt aangesteld als archivaris en belast met ordenings- en beschrijvingswerkzaamheden. In 1946 komt hij tot een eerste proeve van een inventaris. Tot een definitieve komt het echter niet. Burgemeester Van den Acker heeft intussen ook zijn zin gekregen. Megen is aangesloten bij een Streekarchivariaat en de aangestelde archivaris heeft eindelijk enige orde aangebracht in het oud archief. In 1966 is er een scheiding tussen het archief voor en na 1814 en tussen die van Stad en Land van Megen. Aan beschrijven van de stukken is men nog niet toegekomen. Dit laat nog op zich wachten, zodat burgemeester Bus dit werk in 1968 uitbesteedt aan het Rijksarchief. Daar is een volontair die bereid is het oud archief te ordenen. Tijdens de periode dat het Megens archief uithuizig was-in verband met verbouw van het gemeentehuis Verbleef dit tijdelijk in Geffen-werd hoofdzakelijk gewerkt aan de scheiding secretarie-archief-archief Burgerlijke Armbesturen. De gemeenteschout werd door de koning benoemd, de raadsleden en de secretaris de eerste keer rechtstreeks door Gedeputeerde Staten en daarna op voordracht van de schout en de raad uit een opgave van een dubbeltal. De districtsschout verleende hierbij zijn bemiddeling. De gemeenteraad in Megen telde 7 leden, inclusief de schout en beide assessoren. In 1966 verbouwt men het raadhuis. Ook de bewaarplaats krijgt uitbreiding. Middels een doorbraak worden de politiecellen bij het archief getrokken, Dit is noodzakelijk, aangezien op zolder nog nieuw archief ligt. Dit kan nu overgebracht worden. Het jaar 1820 bracht voor Megen een belangrijke verandering. Bij KB van 25 september 1820 werden de gemeenten Megen, Haren en Macharen samengevoegd, zodat de huidige gemeente ontstond. Per 1 januari 1989 telde Megen 3.033 inwoners. Het archief : "Een goed gebouwd raadhuis" vult het gemeentebestuur van Megen in op een staat van inlichtingen van de Rijksarchivaris in Noord-Brabant dd 17 october 1898 als waarborg dat regeling en inventarisatie van het archief bewaard blijven, Dezelfde staat vermeldt tevens dat er een "uitstekende bewaarplaats" aanwezig is. Beide gegevens zijn correct. In 1894 is te Megen een raadhuis gebouwd en in hetzelfde jaar is het archief "geordend, verzorgd en beschreven." Het Verslag van de Rijksarchivaris Gemeente Archieven over 1898 geeft een indicatie van hoe dat dan gebeurd is; namelijk "zonder scheiding van oud- en nieuw-, en ten dele zeer globaal." De inventaris levert dan ook geen volledig beeld van het archief. Toch was dit al een verbetering ten opzichte van vroegere jaren, Wijziging in de bestuursorganisatie bracht het KB van 23 juli 1825. Vastgesteld werd een nieuw "Reglement op het bestuur ten plattelande in de provincie Noord-Brabant". Het bestuur was volgens dit reglement in iedere plattelandsgemeente samengesteld uit een burgemeester, twee assessoren en een gemeenteraad. Bestuurlijke organisatie De Grondwet van 1815 vereiste reglementen voor de organisatie van het plaatselijk bestuur. Er werd onderscheid gemaakt tussen steden en gemeenten ten plattelande. Het in 1820 vastgestelde Reglement van Bestuur voor het platteland in de provincie Noord-Brabant voldeed aan genoemde eis. Ingevolge dit reglement werd Noord-Brabant verdeeld in zeven districts-ambten. Aan het hoofd van zo'n district kwam een districtsschout. Hij werd benoemd door de koning en had het toezicht op het bestuur van het platteland in zijn district en het oppertoezicht over de administratie van de gemeenten, die onder hem ressorteerden. Megen ging behoren tot het district Boxmeer, waarvan Fr. de Kessietre van Havre districtsschout was.

Collectie
  • Archieven BHIC
Type
  • Archief
Identificatienummer van Brabants Historisch Informatie Centrum
  • 7357
Trefwoorden
  • Algemeen bestuur en Politiek
Disclaimer over kwetsend taalgebruik

Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer

Ontvang onze nieuwsbrief
Tweewekelijks geven we je een overzicht van de meest interessante en relevante onderwerpen, artikelen en bronnen van dit moment.
Ministerie van volksgezondheid, welzijn en sportVFonds
Contact

Vijzelstraat 32
1017 HL Amsterdam

info@oorlogsbronnen.nlPers en media
Deze website is bekroond met:Deze website is bekroond met 3 DIA awardsDeze website is bekroond met 4 Lovie awards