'Zittend, van links naar rechts: P.J.M. Thijssen, kapitein. In 1926 bij de politie ontslagen inzake een zedendelict.

'Zittend, van links naar rechts: P.J.M. Thijssen, kapitein. In 1926 bij de politie ontslagen inzake een zedendelict. Verkoopt sigaren te Haarlem en Amsterdam. Komt in 1940 als Insp. 1e klas bij de politie te Utrecht. maakt zich berucht door Jodenvervolging, inbeslagname van voorraden, waarvan hij zich een groot deel toeëigent. Kerlen, overste, hoofd ..... politie, gewezen officier N.O.Z. leger. Geen gegevens bekend. Grootheest, Kap. te Amsterdam. Handelt vóór 1940 veel met joden. Wordt hun ergste vervolger. Te Amsterdam in 1942 ontslagen inzake herhaalde dronkenschap. Drie maanden verpleegd in krankzinnigengesticht te Den Dolder. Daarop losgelaten op ..... publiek. Staande, van links naar rechts, de brigadiers (allen bevorderd nà 1940) J. Smorenburg, N. de Jong, W.J. Arendsen, J. van Tricht en G.J.M. Cleef. De z.g. politieke dienst, werkzaam op de beruchte kamer 14.' De Duitsers wilden het Nederlandse politieapparaat volledig in hun greep krijgen. Een ingrijpende reorganisatie naar Duits model werd uitgevoerd. De korpsen van gemeentepolitie, rijkspolitie en grenspolitie werden samengevoegd tot staatspolitie en rechtstreeks onder Duits bevel geplaatst. Een sterke militarisering was het gevolg. Om de nazificatie van het politiekorps te vervolmaken werd in Schalkhaar een speciale politieschool opgericht, waar politieagenten een opleiding kregen in SS-stijl.