Ga direct naar: Hoofdnavigatie
Ga direct naar: Inhoud
Alle bronnen

Brief en gedicht van Antoon Jeuken aan familie, 8 mei 1940

Brief en gedicht van Antoon Jeuken aan familie, 8 mei 1940 geschreven te Berlicum tijdens mobilisatie Gedicht 'Moeder' Antoon Jeuken (12 januari 1916 geboren te Nijmegen) was dienstplichtig soldaat in het 17e Regiment Infanterie en was vanaf 27 augustus 1939 tot de capitulatie gemobiliseerd. Tijdens zijn mobilisatie schreef hij brieven aan zijn familie. Na de capitulatie was hij werkzaam als onderwijzer. 20 juni 1943 verloofde hij zich met Tiny Middendorp. 10 juli 1943 werden oud-gemobiliseerden opgeroepen voor krijgsgevangenschap en door Antoon Jeuken onder. In die tijd schreef hij 2 brieven die zogenaamd uit Duitsland kwamen om mensen te overtuigen dat hij in krijgsgevangenschap was gegaan. In december 1943 wist hij zo in Bergen legaal benoemd te worden tot distributieambtenaar. In die tijd schreef hij vele brieven aan zijn verloofde. In augustus 1944 door hij opnieuw onder, deze maal in Castenray onder de valse naam Piet Jansen. Vanuit hier kwam hij in contact met Amerikanen bij de luchtlandingen te Son en 24 augustus 1944 trad hij in dienst bij de Stoottroepen reg nr 0100037. 26 juli 1945 huwde hij Tiny Middendorp en 5 augustus 1945 ontving hij eervol ontslag uit de Stoottroepen op eigen verzoek. Inhoud Te Velde. 8 mei 1940. Lieve Moeder, Speciaal een brief aan U alléén gericht van mij, dat gebeurt zelfs niet bij Uw verjaardag. Toch heeft dat z’n reden, want op Moederdag, a.s. Zondag, staat Moeder in het centrum van onze belangstelling en moet daarin ook staan. Zaterdag toen de Greve sprak over de Moederdag riep hij in mij wakker een hele reeks van herinneringen, welke mij zijn bijgebleven van mijn prilste jeugd. Dit zijn nog alleen maar feiten, die ik mij kan herinneren en die ik zelf heb meegemaakt, maar er is nog veel meer, wat ik niet weet of slechts kan vermoeden. Van harte feliciteer ik U bij gelegenheid van Moederdag 1940, met alles wat U in uw moederleven hebt bereikt en aan verdiensten voor de Hemel hebt gewonnen. Ik feliciteer U met Uw elftal, waarvan er één in de hemel en één in het klooster is en waarvan ik er ook één mag zijn. Steeds meer kom ik tot het besef, en dagelijks wordt dit besef gestaafd, dat het een groot voorrecht is er één te zijn uit een groot gezin en nog wel de oudste. Het grote gezin eist offers, moeite, werk, pijn en lijden, doch dat alles valt weg bij de wetenschap, dat men mensen gevormd heeft, niet voor het aardse leven, maar vooral voor het hemels leven. Niets liever zou ik willen later, dan zelf in Uw voetsporen te mogen treden. De consequenties doorzie ik goed, doch ook dat kan me niet afschrikken. Als ik persoonlijk tegenover U gestaan had, als Zoon tegenover Moeder, en U mondeling gefeliciteerd had met deze herdenking, had ik dat alles misschien niet zo kunnen zeggen. De tijden brengen echter mee, dat zoiets wel gezegd moet worden. Zonder bang of buitengewoon zenuwachtig te zijn, behoeven we elkaar niet te verbloemen, dat de voorzorgsmaatregelen welke de regering nu genomen heeft van veel verder strekkende aard zijn, als toen ze voorheen waren. We moeten rekening houden met de mogelijkheid – doch geloof me Moeder, m’n eerste gedachte in het leven was aan U en als God het zo wil, m’n laatste gedachte zal ook aan U en Maria zijn. Dit zal geen afscheidsbrief zijn voor altijd, maar toch moet het me van het hart, dat ik U ontzettend dankbaar ben, voor alles wat U voor mij geweest bent en gedaan hebt. Ik wil Vader natuurlijk niet uitsluiten, want zonder Vader had u dit alles ook niet kunnen doen – maar ’t is nu speciaal Moederdag. Als ik slechts enkele dingetjes noemen mag, wat U voor me gedaan hebt tijdens mijn ziekte, kan alleen Moeder maar doen – de zorg voor mijn zielenheil, zelfs nu nog de raadgevingen tijdens mijn verkering en het medevoelen in mijn soldatenleven. Nog dagelijks maak ik vreselijke dingen mee op het gebied van moraal en zedelijkheid, te erg om in een brief te schrijven, maar ik beloof U Moedertje ik zal m’n best doen om te blijven: Uw jongen en te trachten beter te worden, als vóór de mobilisatie. Maria, onze Koningin en Moeder, zal me helpen op voorspraak van Uw aller gebed en dat van mij. Ik meende nu op Moederdag eens iets anders te moeten doen dan gewoon en iets te geven, niet van geldelijke waarde, doch ik heb getracht door geestelijke inspanning nog iets te bereiken, waarmee ik U kan plezieren. Het gedichtje, wat ik hierbij insluit is voor U. Ik heb getracht daarin te vertolken iets van m’n gevoelens ten opzichte van het moederschap, wat oorspronkelijk bestaat in lichamelijke en geestelijke verzorging, doch dat naarmate een kind groter wordt al langer hoe meer wordt een geestelijke verzorging. Moeder, help U me bidden, dat ik dezelfde gedachten mag behouden ten aanzien van het huwelijk en dat ik ook eens een vrouw mag bezitten, waarvan ik kan zeggen: ze is net m’n Moeder. Ontvang vele en hartelijke groeten uit Berlicum, waar we nog steeds gekantonneerd zijn, voor Vader, broers en zusjes, doch vooral voor Uw zelf met een hartelijke kus, van mij, Uw zeer liefhebbende zoon, Antoon Mobilisatie 1940 Moederdag Moeder. Aan mijn lief Moedertje, Een wezentje, zielig en klein, Ligt in het wiegje verstoken; Zie zijn oogjes en handjes fijn, Oogjes, nog door geen droefheid gebroken. Moederke buigt zich over de kleine En fluistert het woordekens toe. Woord’kens, zo schoon en zo reine, Nimmer wordt zij er van moe. Trapp’len doen de rose voetjes, Verzek’ren ons blijheid en levenslust. Moeder kust Haar kindje zoetjes En ziet blij en heel gerust. Moederke, weet Gij, wat Gij bezitten mag? Weet Gij, wat God’s liefde u schonk? Het grootst’en schoonst van al Zijn pracht, Dat zijn weerga nimmer vond. Menigmaal heb ik U, Moeder, zien staan Bij de wieg, waarin een broertje of zusje lag. Nimmer zag ik U daarvan henengaan, Of op Uw gelaat…. was een lach. Zelfs nu wij groot zijn en sterk, Gaan wij zo graag naar ons Moederke toe. Ondanks zorgen, pijn of werk, Voor uw kind’ren zijt Gij nimmer moe. Nog immer staat Moeders’ hart voor ons open En ziet Haar oog ons begrijpend aan. ‘k En weet niet, wat ik zou willen kopen Om niet met ledige handen te staan. Neen, Moeder, Uw liefde is niet te betalen, Zelfs niet met het duurst’op deez aard. Door liefde alléén wil ík mijn dank bepalen En’k bid, dat God U nog lange spaart. Uw liefhebbende zoon, Antoon Moederdag 1940.

Collectie
  • Schriftelijke bronnen
Type
  • brief
  • Schriftelijke bronnen
Identificatienummer van Vrijheidsmuseum
  • 5.3.22261
Disclaimer over kwetsend taalgebruik

Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer

Ontvang onze nieuwsbrief
Tweewekelijks geven we je een overzicht van de meest interessante en relevante onderwerpen, artikelen en bronnen van dit moment.
Ministerie van volksgezondheid, welzijn en sportVFonds
Contact

Vijzelstraat 32
1017 HL Amsterdam

info@oorlogsbronnen.nlPers en media
Deze website is bekroond met:Deze website is bekroond met 3 DIA awardsDeze website is bekroond met 4 Lovie awards