Ga direct naar: Hoofdnavigatie
Ga direct naar: Inhoud
Alle bronnen

Vereniging voor christelijk voorbereidend universitair onderwijs te Utrecht

1 januari 1631 - 1 januari 1971

Literatuur en geraadpleegde archieven - Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan van het Christelijk Gymnasium te Utrecht 1897-1907. [1907]. - Gedenkboek 1897-1937 Christelijk Gymnasium te Utrecht. [Utrecht 1937]. - Gedenkboek van het Christelijk Gymnasium 1897-1972. [Utrecht 1972]. - Schouten, F.G.W. e.a. Volventibus annis: 100 jaar Christelijk Gymnasium Utrecht, 1897-1997, [Utrecht 1997]. - rectorarchief van het Christelijk Gymnasium te Utrecht, 1899-1987. N.B. Het archief bevindt zich in Het Utrechts Archief. Het archief is nog niet geïnventariseerd en met name voor de periode vóór 1965 zeer onvolledig. - archieven van de schoolverenigingen van het Christelijk Gymnasium te Utrecht, 1870-1983, N.B. De archieven bevinden zich in Het Utrechts Archief en zijn toegankelijk aan de hand van een inventaris door A.B.R. du Croo de Vries (Utrecht 1988). Verantwoording van de inventarisatie De secretariaten van het bestuur en van het curatorium zijn als afzonderlijke archiefvormers te beschouwen en zijn als zodanig in de inventaris beschreven. Uit de series correspondentie zijn de lesroosters, de leerlingenlijsten, de rapporten, de overzichten van examens en dergelijke gelicht en afzonderlijk beschreven. Voor het gymnasium in Den Haag functioneerde in de periode 1908-1919 een eigen curatorium, waarvan de archivalia zich (vermoedelijk) bevinden in het archief van de Vereniging waaronder het voornoemde gymnasium na 1919 ressorteerde. Daarnaast zijn in het archief archivalia aangetroffen van de penningmeester en de administrateur. De archivalia van de penningmeester zijn niet afzonderlijk beschreven, maar opgenomen in het archief van het bestuur. In het geval van de administrateur betrof het voor een groot deel afschriften van stukken uit de archieven van het bestuur en van het curatorium, die na de inventarisatie vernietigd zijn. Als de stukken een aanvulling vormden op het bestuurs- en het curatoriumarchief, zijn ze daarin geïntegreerd. Daarnaast zijn in het archief de archivalia opgenomen van de Bouwcommissie voor het pand aan de Diaconessenstraat, van de Commissie voor het Suppletiefonds voor het Schoolgeld en van het Dr. A. Hengeveldfonds. Deze archivalia zijn als gedeponeerde archieven bij het Verenigingsarchief opgenomen (in het geval van het Dr. A. Hengeveldfonds betreft het slechts één stuk). Tenslotte is achteraan de inventaris als bijlage een lijst van secretarissen, penningmeesters en administrateurs toegevoegd. Zie voor lijsten van directeuren/bestuursleden en curatoren Volventibus annis: 100 jaar Christelijk Gymnasium Utrecht 1897-1997 door F.G.W. Schouten e.a. Indien in de beschrijvingen gesproken wordt over het gymnasium, dan wordt daarmee het gymnasium te Utrecht bedoeld. In het geval de stukken (ook) het gymnasium te Den Haag betreffen, dan wordt dit specifiek aangegeven. De omvang van het archief na opschoning is 7,5 m. Administrateurs 1901-1971 A. van der Hoeven B. Jansen, vanaf 1942 samen met H.M.J. Overeem H.M.J. Overeem G. de Kam Vereniging voor christelijk voorbereidend universitair onderwijs Aan het eind van de negentiende eeuw bestond er een behoefte aan gymnasia en Hogere Burgerscholen waar onderwijs gegeven werd met een christelijke inslag. Vanuit deze behoefte bracht de Confessionele Vereniging afdeling Utrecht op de jaarvergadering van haar hoofdbestuur in 1896 het voorstel in om in Utrecht tot de stichting van een christelijk gymnasium te komen. Onder meer door de inzet van B. van Meer, voorzitter van voornoemde afdeling, werd op 2 december van dat jaar in een buitengewone vergadering van het hoofdbestuur besloten tot de oprichting van een Vereniging voor Christelijk Voorbereidend Universitair Onderwijs, die als doelstelling had de oprichting en instandhouding van christelijke gymnasia in Nederland en zijn overzeese gebieden. De directeuren van de nieuwe vereniging waren L. de Geer (voorzitter), L.H.J.M. van Asch van Wijck, H. Malcomesius, J.E.N. Schimmelpenninck van der Oye van Hoevelaken en C.F.S. Rutgers. Op 7 september 1897 werd het eerste gymnasium van de Vereniging geopend aan de Breedstraat 44 te Utrecht. In 1900 verhuisde het gymnasium naar de Boothstraat 2, waarna in 1901 de eerste rector werd aangesteld in de persoon van E. Bessem. Het tweede gymnasium van de Vereniging werd in 1908 geopend te Den Haag aan de Daendelsstraat 38. De weinig rooskleurige financiële situatie waarin de Vereniging feitelijk al vanaf haar oprichting verkeerde, leidde er toe dat ruim tien jaar later, in 1919, besloten werd het Haags gymnasium te verzelfstandigen. Het gymnasium, thans Sorghvliet genaamd, is vanaf die tijd verder gegaan onder een eigen vereniging. Naar aanleiding van de financiële moeilijkheden werd in de algemene vergadering in mei 1920 benadrukt dat het niet waarschijnlijk was dat het vanuit de Vereniging in de toekomst nog eens tot de oprichting van een tweede gymnasium zou komen. In het verlengde hiervan lag het besluit om het aantal directeuren en curatoren te verminderen door het laten samenvallen van deze functies. De huisvesting van het gymnasium aan de Boothstraat bleek na een aantal jaren ontoereikend. Het gebouw werd in 1922 ingrijpend verbouwd, maar dit bleek niet voldoende zodat het op 1 januari 1932 tot een verhuizing kwam naar de Diaconnessenstraat 1. De hierop volgende jaren onder de rectoren A. Hengeveld (1920-1941) en H.C. Weiland (1941-1966) verliepen relatief rustig, zelfs de periode van de Duitse bezetting. In de jaren zestig deed zich vervolgens een crisis voor, vergelijkbaar met die in 1919. De invoering van de nieuwe wet op het voortgezet onderwijs (de Mammoetwet) en het teruglopende aantal leerlingen brachten het voortbestaan van het gymnasium in gevaar. Er werd door de Vereniging contact gezocht met de Vereniging voor Christelijk Voorbereidend Hoger en Middelbaar Onderwijs, waaronder het Reformatorisch College Blaucapel en het Christelijk Lyceum ressorteerden, om de mogelijkheden van een fusie te bekijken. De fusie vond uiteindelijk plaats op 1 januari 1971 en de Vereniging ging op in de nieuwe Vereniging voor Christelijk Voortgezet Onderwijs. De Vereniging werd vormgegeven door haar leden. De leden begunstigden de Vereniging financieel en kwamen jaarlijks samen in de algemene ledenvergadering. Uit de leden werd een college van zeven directeuren (directorium), vanaf 1920 het bestuur, gekozen. De taken van dit college lagen op het gebied van het beheer van de eigendommen, zoals het onroerend goed en de geldmiddelen, benoeming en ontslag van de curatoren en het personeel van het gymnasium en de organisatie van het onderwijs in het algemeen. Voor de verwerving van geldmiddelen was het bestuur met name afhankelijk van de verstrekking van rijkssubsidie, de inning van schoolgeld en de begunstigingen uit schenkingen. Wat de subsidiëring door het Rijk betreft, moest periodiek een aanwijzing tot gymnasium in de zin van de Hoger Onderwijswet worden verkregen en dienden jaarlijks begrotingen en overzichten van uitgaven naar het Ministerie van Onderwijs te worden ingezonden. Ter financiële ondersteuning stonden de Vereniging in het land correspondenten en agenten ter beschikking. Ter ondersteuning van de uitvoering van de taken van het bestuur waren een secretaris, een penningmeester en een administrateur aangesteld. Laatstgenoemde was met name verantwoordelijk voor de inning van schoolgelden en de bezoldiging van het personeel. Het college van directeuren benoemde tot 1920 vijf curatoren die niet tot het bestuur behoorden. De taken van het curatorium betroffen onder meer advisering en ondersteuning bij de benoeming van leraren en de praktische zorg voor het onderwijs, zoals de organisatie van de lessen, de toelating en bevordering van leerlingen en het toezicht op examens. In de algemene ledenvergadering van mei 1920 werd, onder meer naar aanleiding van de verzelfstandiging van het Haagse gymnasium, besloten om de functies van directeuren en de curatoren in dezelfde personen te verenigen en aldus het aantal betrokken personen te reduceren. Secretarissen van het curatorium 1897-1932 B. van Meer P.A. Lens J.H. van Asch van Wijck J.L.A. Martens van Sevenhoven Secretarissen van het directorium c.q. bestuur 1897-1932 H. Malcomesius P.A. Lens B. van Meer J. Schokking C.J.G. Bredius J.H. van Asch van Wijck C.J.G. Bredius C. den Besten Penningmeesters 1897-1971 L.H.J.M. van Asch van Wijck A.G.E. van Asch van Wijck J.L.A. Martens van Sevenhoven J. Snoep Secretarissen van het bestuur en het curatorium 1932-1971 A.G.E. van Asch van Wijck J. Snoep Het archief De Vereniging had twee secretariaten, één voor het bestuur en één voor het curatorium. De archieven van het bestuur en het curatorium zijn tot 1932 op basis van het seriestelsel en na 1932 op basis van het dossierstelsel gevormd. De archiefvorming tot 1932 bestaat hoofdzakelijk uit de aanleg van een serie notulen en twee series (chronologische) correspondentie. De notulenserie bestaat uit verslagen van bestuursvergaderingen, aangevuld met verslagen van algemene ledenvergaderingen en van vergaderingen met het curatorium. De bestuurscorrespondentie werd tot 1911 doorlopend genummerd (nrs. 1-1120), waarna vervolgens tot 1915 registratuurkenmerken ontbreken. In 1916 werd een registratie ingevoerd op basis van de behandeling van de stukken in de vergaderingen. De registratie bestond uit het gebruik van een hoofdzakelijk alfabetische rangschikking, te herleiden tot de vergadering waarin de behandeling had plaatsgevonden. In de periode 1920-1922 ontbreken registratuurkenmerken. Op een gedeelte van de correspondentie is een register aanwezig. Voor de correspondentie van de curatoren werden in de perioden 1897-1905 en 1912-1922 de stukken voor elke nieuwe cursus doorlopend genummerd. Tussen 1905 en 1912 en na 1922 ontbreken registratuurkenmerken. Vanaf 1932 zijn de functies van secretaris van het bestuur en van het curatorium in handen van dezelfde persoon, met als gevolg dat de series correspondentie, met name vanaf 1945, geïntegreerd worden. De serie correspondentie van het curatorium vormde vanaf die tijd een onderdeel van de serie correspondentie van het bestuur. Bovendien werden er nu een afzonderlijke serie ingekomen stukken en een afzonderlijke serie minuten van uitgaande stukken gevormd. In de periode 1940-1945 is geen algemene serie correspondentie gevormd, maar werden de stukken verzameld in een dossier betreffende oorlog en bezetting. De serie correspondentie van 1957 is niet aangetroffen. De enige stukken die hiervan bewaard gebleven zijn, zijn de afschriften die gemaakt zijn ten behoeve van de administrateur. De correspondentie is vanaf 1932 doorlopend genummerd. Deze registratie is vanaf die tijd gehandhaafd, maar werd in 1945 door de nieuwe secretaris enigszins gewijzigd. Het oplopende nummer werd vanaf die tijd gevolgd door de letter A (voor minuten) of B (voor ingekomen stukken) en door een jaarnummer (bijvoorbeeld 3673 A 7 of 1902 B 7 voor stukken opgemaakt en ontvangen in 1951). In 1932 is, tijdens het secretariaat van A.G.E. van Asch van Wijck, tevens een begin gemaakt met de dossiervorming als leidraad voor de archiefvorming. De dossiers werden tot 1945 gemerkt met een letteraanduiding conform hun inhoud, bijvoorbeeld dossier D (diverse), dossier G.O. (gebouw en onderhoud), dossier K (kelders), dossier S (subsidiëring) en het al eerder gememoreerde dossier O (oorlog en bezetting). De dossiervorming is tot 1971 voortgezet. Het archief is in 1991 door de Vereniging voor Christelijk Voortgezet Onderwijs in bewaring gegeven aan het voormalige Gemeentearchief Utrecht. Bij overdracht bedroeg de omvang van het archief 10,5 m. De stukken waren beperkt toegankelijk door middel van een dozenlijst die ten behoeve van de overdracht door de archiefvormer was samengesteld. Vereniging voor christelijk voorbereidend universitair onderwijs te Utrecht

Collectie
  • Archieven Utrecht
Type
  • archief
Identificatienummer van Het Utrechts Archief
  • 1138
Trefwoorden
  • Onderwijs en Wetenschap
Disclaimer over kwetsend taalgebruik

Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer

Ontvang onze nieuwsbrief
Tweewekelijks geven we je een overzicht van de meest interessante en relevante onderwerpen, artikelen en bronnen van dit moment.
Ministerie van volksgezondheid, welzijn en sportVFonds
Contact

Vijzelstraat 32
1017 HL Amsterdam

info@oorlogsbronnen.nlPers en media
Deze website is bekroond met:Deze website is bekroond met 3 DIA awardsDeze website is bekroond met 4 Lovie awards