Ga direct naar: Hoofdnavigatie
Ga direct naar: Inhoud
Alle bronnen

Archief van de gemeente Heiloo, 1928-1950

1928 - 1950

Bereik en inhoud Oorspronkelijke inleidingen en bijlagen Geschiedenis van de bestuurlijke organisatie Het grondgebied van de huidige gemeente Heiloo omvat grofweg het gebied van de oude ambachten Heiloo en Oesdom. De grens tussen deze twee ambachten liep ter hoogte van de Obrechtslaan of Obriglaan (de huidige Pastoor van Muyenweg en Stationsweg). Beide ambachten maakten van oudsher deel uit van het baljuwschap Kennemerland dat zelf weer een onderdeel was van het graafschap Holland. In 1408 werden Heiloo en Oesdom door graaf Willem VI verkocht aan Willem van Coulster en aldus onder één ambachtsheer verenigd. Driekwart eeuw later, in 1483, werden ook de dorpsbesturen van Heiloo en Oesdom samengevoegd. Deze samenvoeging had slechts een tijdelijk karakter maar werd in 1509 door de toenmalige landsheer keizer Maximiliaan definitief verklaard. 1 Heiloo en Oesdom, nu in feite één ambachtsheerlijkheid, telden de volgende publieke ambtenaren; 1 schout, 5 schepenen, 2 waarsmannen, 2 schotvangers, 2 tot 3 kerkmeesters en 2 armenvoogden. De schout werd aangesteld door de ambachtsheer voor onbepaalde tijd. Hij kon echter pas als schout werkzaam zijn nadat zijn benoeming door de baljuw was bekrachtigd. Ook de overige functionarissen binnen de ambachtsheerlijkheid werden door de ambachtsheer benoemd, maar slechts voor de periode van één jaar. De schout stelde daartoe jaarlijks een lijst met dubbeltallen op waaruit de heer een keuze maakte. 2 De schout stond aan het hoofd van het ambachtsbestuur. Hij handhaafde het overheidsgezag en regelde de lokale rechtspraak. Zijn jurisdictie beperkte zich tot civiele zaken en de lichte- of boetstraffelijke overtredingen. De rechtspraak aangaande zware- of lijfstraffelijke overtredingen was voorbehouden aan de baljuw met zijn leenmannen. De rechtspraak zelf was in handen van het college van schepenen, de schepenbank. De schout zorgde dat de vonnissen ten uitvoer werden gebracht. De waterstaatszorg vormde een belangrijk onderdeel van de taak van het ambachtsbestuur. De waterstaatsaangelegenheden werden grotendeels afgehandeld door de waarsmannen. De schout fungeerde binnen zijn ressort als dijkgraaf. De waarsmannen waren verder belast met de financiële administratie van het ambacht. Veelal functioneerden zij ook als schotvanger (belastinggaarder). De zorg voor de financiering van de instandhouding van de kerk te Heiloo en de voortgang van de plaatselijke eredienst was de taak van de kerkmeesters. De armenvoogden tenslotte waren belast met het verstrekken van onderstand aan behoeftigen die geen beroep konden doen op bijstand door kerk of familie. Zij beheerden ook de armengoederen. De hierboven beschreven organisatie bleef vrijwel onveranderd bestaan tot het einde van de 18e eeuw. Na het uitroepen van de Bataafsche Republiek in 1795 werden er vele veranderingen op bestuurlijk gebied doorgevoerd. Er vond een centralisering van het overheidsgezag plaats en een landelijke uniformering van de overheidsorganisatie. Verschillende bestuurlijke instellingen werden opgeheven. Bij de Staatsregeling van mei 1798 werd het grondgebied van de republiek verdeeld in departementen, ringen en gemeenten. Voor het eerst werd hier de term "gemeente" in staatkundige zin gebruikt. Omdat over de omvang van de gemeenten nog niets nader werd bepaald werd er voorlopig uitgegaan van de bestaande dorpen en steden. Verschillende onderdelen van de inrichting van het gemeentebestuur werden pas in 1800 in een reglement verder uitgewerkt. De oude heerlijkheden met bijbehorende heerlijke rechten werden met de Staatsregeling vervallen verklaard. Het gemeentebestuur werd voortaan gekozen door de stembevoegde burgers van de gemeente, de grondvergadering. Het gemeentebestuur benoemde zelf uit zijn midden een voorzitter die als schout fungeerde. Het departementaal bestuur moest tenslotte het gekozen bestuur goed- of afkeuren. Elk jaar trad één derde van het gemeentebestuur af. De Staatsregeling bepaalde verder dat de plaatselijke schepenbanken nog slechts voluntaire zaken mochten behandelen. Alle criminele zaken werden op departementaal niveau behandeld. Een belangrijk punt dat in het reglement van 1800 aan de orde kwam was de gemeentelijke taak op waterstaatkundig gebied. In het reglement werd gesteld dat de tot dan toe gebruikelijke vereniging van burgerlijk- en waterschapsbestuur zoveel mogelijke ongedaan moest worden gemaakt. De scheiding van beide takken van beheer zou echter pas na de invoering van de Gemeentewet van 1851 geheel verwezenlijkt worden. Al bij een decreet van de Nationale Vergadering van 3 augustus 1796 was de scheiding van kerk en staat afkondigd. De bevoorrechte positie die de gereformeerde kerk als staatskerk had bezeten werd hiermee in principe afgeschaft. Als uitvloeisel hiervan werd bij de Staatsregeling van 1798 bepaald dat de overheidssubsidie aan de voormalige staatskerk werd beëindigd. De zorg voor kerk en eredienst was hiermee geen overheidstaak meer. De zorg voor de armen die geen aanspraak konden maken op bijstand door kerkelijke- of particuliere instellingen van weldadigheid bleef een taak van het gemeentebestuur. Deze stelde hiertoe armenvoogden aan. De benaming "armenvoogden" bleef nog lang gehandhaafd maar werd in de loop van de 19e eeuw vervangen door de term "armbestuur". Een volgende ingrijpende verandering vond plaats nadat in 1810 de Bataafse Republiek was ingelijfd bij het Franse keizerrijk. Er werd besloten om het nieuwe stuk Frans grondgebied opnieuw een andere bestuurlijke indeling te geven. Het Hollandse gebied werd opgedeeld in departementen, arrondissementen en gemeenten. Bij de nieuwe indeling diende de gemeenten minimaal 500 inwoners te krijgen. Dit betekende dat er diverse gemeenten moesten worden samengevoegd. Om de limiet van 500 inwoners te halen werd Heiloo met Limmen verenigd. De nieuwe bestuurlijke indeling werd op 21 oktober 1811 bij Keizerlijk decreet vastgesteld en op 1 januari 1812 ingevoerd. 3 Heiloo en Limmen werden vanaf dat tijdstip bestuurd door een maire, bijgestaan door een adjunct maire en een gemeenteraad van 10 leden. De maire en de adjunct maire werden benoemd door het hoofd van het departement, de prefect. De gemeenteraadsleden, nog steeds gekozen door de stembevoegde burgers, kozen uit hun midden de gemeentesecretaris. Met de inlijving bij Frankrijk werd ook de Franse rechterlijke organisatie overgenomen. Het land werd verdeeld in een beperkt aantal gerechtelijke arrondissementen en deze weer in kantons. De justitiële taak werd nu geheel uit handen van het plaatselijke bestuur genomen en de schepenbanken werden derhalve opgeheven. Een ander gevolg van de inlijving was de invoering van de burgerlijke stand zoals Frankrijk die al sinds 1792 kende. De maire of zijn adjunct werd belast met de uitvoering van de werkzaamheden van de burgerlijke stand. De ontworsteling aan de Franse overheersing in 1813 bracht ook weer de nodige veranderingen met zich mee. Al in 1814 werd besloten om de gemeenten zo veel mogelijk de grenzen te geven van de oude heerlijkheden. Dit besluit was een logisch gevolg van het gedeeltelijke herstel van de oude heerlijke rechten, met name het recht op voordracht van de bestuurders van gemeenten en polders. Heiloo en Limmen werden daarom van elkaar gescheiden. De definitieve afscheiding vond plaats bij resolutie van Staten van Holland van 16 december 1817 nr.56. 4 Bij K.B. van 9 oktober 1816 nr.104, werd het "Reglement van bestuur voor het platteland der provincie Holland" vastgesteld. Hierin werd bepaald dat aan het hoofd van een gemeente wederom een schout kwam te staan. Deze werd benoemd door de Koning, in het geval van een heerlijkheid op voordracht van de heer. De gemeenteraad moest bestaan uit drie tot zeven personen die gekozen werden door een kiescollege. In het voorjaar van 1817 werden de schouten van de plattelandsgemeenten benoemd en werd bepaald dat de nieuw benoemde plaatselijke besturen in functie zouden treden op 1 mei. Het gemeentebestuur van Heiloo dat op 1 mei aantrad bestond uit een schout, een secretaris, twee assesoren (wethouders) en drie raadsleden. 5 Bij K.B. van 23 juli 1825 nr.132 werden er nieuwe reglementen vastgesteld voor het bestuur van plattelandsgemeenten. De schout, van nu af aan burgemeester geheten, en de twee assessoren traden elke zes jaar af waarna ze konden worden herbenoemd. De raadsleden hadden voor het leven zitting. De als gevolg van de grondwetsherziening van 1848 tot stand gekomen Gemeentewet 1851, voorzag de gemeentebesturen van een grotere zelfstandigheid ten opzichte van de rijksoverheid. De raadsleden werden nu ook aan periodieke aftreding onderworpen en gekozen door middel van rechtstreekse verkiezingen. De benoeming van de burgemeester bleef voorbehouden aan de Koning. Het heerlijke recht betreffende de voordracht van personen in openbare betrekkingen werd afgeschaft. De titel assessor werd vervangen door wethouder. De Gemeentewet 1851 is later nog vele malen gewijzigd, maar de samenstelling van het gemeentebestuur en haar rechten en plichten bleef grotendeels hetzelfde. De ruimere bevoegdheden die het gemeentebestuur nu kreeg zorgden voor een sterke uitbreiding van de secretariewerkzaamheden zodat ook de omvang van het archief nu veel sneller toenam. De omvang maar ook de verscheidenheid van de secretarie-werkzaamheden leidden tot een toename van het aantal gemeentelijke diensten, commissies en bedrijven, met veelal elk een eigen archiefje. Deze archieven, soms niet meer dan enkele notulenboeken, zijn als "gedeponeerde archieven" in deze inventaris opgenomen. Uit de 19e eeuw kennen we als gedeponeerd archief alleen het archief van het "burgerlijk armbestuur". Uit onze eeuw resteert echter een reeks gedeponeerde archieven van o.a. het Gemeentelijk Energie Bedrijf, de Distributiekring Heiloo, het Grondbedrijf, de Commissie voor Openbare Werken enz. De buurtschappen Uit een volkstelling van 1818 blijkt dat Heiloo ook toen nog geen 500 inwoners telde. Het grondgebied van de gemeente was slechts schaars bebouwd en omdat gedurende de eerste helft van de 19de eeuw de bevolkingstoename gering was zou Heiloo tot na 1850 een zeer landelijk aanzien houden. De weinige huizen binnen de gemeente waren van oudsher in een aantal buurtjes geconcentreerd, voor het merendeel gesitueerd aan weerszijden van de Westerweg en de Kennemerstraatweg. Van noord naar zuid waren in de 19e eeuw nog de volgende buurtschappen te onderscheiden; De Kerkebuurt (rond de Witte Kerk), Overigelaan (ter hoogte van de Stationsweg, Past. van Muyenweg), Zevenhuizen (rond Het Zevenhuizen), Bollendorp (ten zuiden van de Vennewatersweg) en Oosterzij (langs de Kennemerstraatweg en de Oosterzijweg, ten zuiden van de Oosterzijweg). Tot ver in de 19e eeuw behielden deze buurtschappen een zekere mate van autonomie. Elke buurtschap had twee zogenaamde buurtmeesters die door de buurtbewoners zelf werden aangesteld. Deze buurtmeesters droegen zorg voor het onderhoud van de binnen de buurtschappen gelegen wegen en betaalden de lasten over de tot de buurtschappen behorende gronden. Daar stond tegenover dat zij het recht hadden deze gronden te verpachten en de pachtpenningen op te strijken. Aan deze situatie kwam in 1881 een einde toen de buurtmeesters vrijwillig afstand deden van hun rechten en plichten. De gronden werden voortaan verpacht ten bate van de gemeente die ook de zorg voor het onderhoud van de wegen op zich nam. 6 De archieven Het oud-archief van Heiloo loopt tot 1816. Het volgende archiefblok beslaat de periode 1817-1927. Voor de begrenzing tussen het oud-archief en het zogenaamde secretarie-archief is 1817 gekozen omdat in dat jaar Heiloo en Limmen weer van elkaar gescheiden werden en elk als een zelfstandige gemeente ging functioneren. Van de ruim vijf jaar dat deze twee gemeenten een bestuurlijke eenheid vormde (1 januari 1812 - 1 mei 1817) is overigens niet veel bewaard gebleven. Naast een kopieboek van uitgegane stukken (lopend van 10 februari 1811 tot 24 oktober 1813) in het archief van de gemeente Limmen, bevindt zich in het oud-archief Heiloo nog een aantal overheidscirculaires uit de betreffende periode. 7 1927 Vormt de eindgrens van het tweede archiefblok. In 1928 ging de secretarie van de gemeente Heiloo over op een nieuwe ordeningsmethode, gebaseerd op de code VNG. Het deel van het tot dan toe gevormde archief dat niet meer voor het dagelijkse bestuur van de gemeente nodig was werd afgesloten. Het laatste blok loopt over de jaren 1928-1950. Het eindjaartal 1950 is vrij willekeurig gekozen. De bedoeling is dat het archief uit de latere periode in de toekomst in "tien-jaren blokken" wordt geordend en overgebracht naar de archiefbewaarplaats van het Regionaal Archief. Het oud-archief (1455, 1617-1816, 2,5 m.) werd nog in 1928 door de heer G. van Es geïnventariseerd en apart gezet. Ook het tweede archiefblok (1817-1927, 15 m.) werd herordend. Het onderdeel ingekomen stukken, dat iets minder dan de helft van het totale archief uitmaakt, werd per jaar in verschillende rubrieken uitgesplitst (in totaal zo'n 50 rubrieken) en elke rubriek werd van een aparte wikkel voorzien. De stukken werden wel weer per jaar opgeborgen. De hoeveelheid en het soort rubrieken verschilde per jaar. De gebruikte rubrieksindeling was niet erg evenwichtig. Naast zeer omvangrijke en veelomvattende rubrieken als "Bevolking", "Belasting" en "Nationale Militie", die elk jaar een flinke bundel opleverden, bevonden zich ook zeer kleine en enge restrubrieken als "Honden" en "Mollen en Kikvorschenwet" waar in totaal over de gehele periode maar enkele stukken zijn ondergebracht. De bedoeling van de herordening naar rubrieken zal ongetwijfeld geweest zijn de losse stukken enigszins toegankelijk te maken. De enige toegang was tot dan toe de serie agenda's van ingekomen stukken. Op deze agenda's zijn echter geen indices of klappers gemaakt zodat de bruikbaarheid hiervan als toegang zeer beperkt was. Doordat er bij de herordening veelal ruime rubrieken werden gevormd werd de toegankelijkheid slechts in geringe mate verbeterd. Het is onduidelijk hoe het archief er voor de herordening in 1928 uitgezien heeft. Van de toestand van het 19e-eeuwse archief is echter wel een goed idee te krijgen dankzij een inventaris uit 1854, opgemaakt door de toenmalige burgemeester en tevens gemeentesecretaris van de gemeente Heiloo, Mr. P.L. Wentholt. Deze inventaris geeft een vrij nauwkeurig overzicht van het archief zoals Wentholt het overnam van zijn voorganger, Jhr.mr. G.C. Fontein Verschuir. 8 Het archief was onderverdeeld in 12 blokken; 1. Burgerlijke stand. Registers van de akten van de burgerlijke stand met retroacta en tienjarige tafels. 2. Bevolking. Bevolkingsregisters, tabellen met bevolkingsstatistiek, gegevens van volkstellingen enz. 3. Kadaster. Kadastrale plans, leggers, aanwijzende tafels, processenverbaal van grensafscheiding enz. 4. Nationale militie. Inschrijvingsregisters, registers van verlofgangers, registers van de landstorm enz. 5. Schutterij. Registers voor de schutterij, reglementen. 6. Zonder titel. Het Staatsblad, jaargangen 1815-1854, met register, het Provincieblad, jaargangen 1819-1854, met register, het Politieblad. 7. Zonder titel. Diverse handboeken voor bestuurders, wetboeken. 8. Zonder titel. Staten van begrotingen, rekeningen, series notulen van B&W en de Raad, presentielijsten van vergaderingen, register van paspoorten enz. 9. Zonder titel. Agenda's ingekomen en uitgaande stukken, registers van uitgaande brieven, reeksen ingekomen brieven (omwonden met touw en in portefeuilles), register van inkwartiering. 10. Zonder titel. Registers van patentschuldigen, lijsten van gevaccineerden, kiezerslijsten (voor 2e Kamer, Provinciale Staten, gemeenteraad). 11. Verordeningen van den Raad, enz. Diverse keuren, reglementen en verordeningen, rapporten, verslagen, bewijzen van aandelen, bewijzen van inschrijvingen in het grootboek van de nationale schuld, oude registers en boeken, een kist met het oude archief. 12. Stukken betrekkelijk de Hondsbossche en Uitwaterende Sluizen. Rekeningen, lijsten van contribuabelen in de Hondsbossche en Uitwaterende Sluizengelden enz. Het is mogelijk dat de in de inventaris van 1854 beschreven indeling globaal is blijven voortbestaan tot en met 1927. Door de herordening in 1928 is het archief echter danig verstoord. Ook blijken verschillende van nog in de inventaris van 1854 genoemde series als de inschrijvingsregisters van de Nationale Militie, de registers van de landstorm en de registers van de schutterij, niet meer in het archief aanwezig te zijn. Op 16 december 1977 besloot de gemeenteraad van Heiloo de archiefbewaarplaats van de gemeente Alkmaar aan te wijzen als bewaarplaats voor de archiefbescheiden van voor 1928. De archiefbescheiden werden in augustus 1978 naar Alkmaar overgebracht en nog in december datzelfde jaar werden de retroacta van de burgerlijke stand, de oud-rechterlijke en weeskamerarchieven en het gaardersarchief vanuit het rijksarchief te Haarlem naar Alkmaar overgebracht. Het derde archiefblok (1928-1950, 15m.) kwam na inventarisatie in 1995 naar het Regionaal Archief. Verantwoording van de inventarisatie Oud-archief Zoals boven beschreven was het oud-archief al in 1928 door de heer Van Es globaal geïnventariseerd. Deze "inventaris" was echter niet veel meer dan een plaatsingslijst. In 1994 werd het archiefblok 1817-1927 geïnventariseerd en werd direct daaropvolgend het oud-archief van een nieuwe inventaris voorzien. Daarop is de oude inventaris van Van Es wat verfijnd en wat overzichtelijker gemaakt. Er is, net als bij het secretarie-archief, een onderscheid gemaakt tussen series van algemene aard en stukken betreffende bijzondere onderwerpen. Verder is er een rubriekenverdeling gemaakt die globaal met dat van het secretarie-archief overeen komt. (zie hieronder) 10 Nummers die betrekking hadden op de Oosterzijpolder zijn naar het archief van die polder overgebracht (nrs. 48-57 van de oude inventaris). De nrs. 20 en 33 zijn afkomstig van het secretarie-archief. Periode 1817-1927 Een aantal jaren voor de inventarisatie was het secretarie-archief nogmaals herordend. Van het onderdeel ingekomen stukken werden de rubrieken en rubriekjes van 1928 intact gelaten. De stukken werden echter niet meer per jaar bij elkaar geplaatst maar chronologisch per onderwerp. Bij de aanvang van de inventarisatie werd het archief dus in een grondig herordende staat aangetroffen. De toegankelijkheid liet nog steeds te wensen over. Om de toegankelijkheid van het archief te vergroten is het archief tijdens het inventariseren nogmaals herordend. Hierbij is het "Inventaris-schema van de beschrijving der gemeentearchieven daterende van na 1813", zoals weergegeven in de circulaire van 28-12-1949 van de minister van Binnenlandse Zaken aan de burgemeesters en wethouders der gemeenten, als uitgangspunt genomen. 8 Er is bij het inventariseren onderscheid gemaakt tussen de volgende archieven; I. Archief van het gemeentebestuur; dit archief is gevormd onder verantwoordelijkheid van de gemeentesecretaris (veelal dezelfde persoon als de burgemeester). II. Gedeponeerde archieven; het gaat hier om archieven die niet onder de verantwoordelijkheid van de gemeentesecretaris zijn gevormd maar onder de verantwoording van andere functionarissen, evenwel ondergeschikt aan het gemeentebestuur. Het archief van het gemeentebestuur is ingedeeld in twee afdelingen; a. Series van algemene aard; Hierin zijn die series beschreven die niet over een of enkele specifieke onderwerpen handelen. b. Stukken betreffende bijzondere onderwerpen; In deze afdeling zijn alle stukken ondergebracht, die handelen over afzonderlijke onderwerpen. Die onderwerpen hebben betrekking op de gemeentelijke organisatie, over haar taken en over die taakvelden, waarbij de gemeente betrokken was in relatie tot hogere overheden of tot derden. Bij aanvang van de inventarisatie omvatte het secretarie-archief 15,5 m archiefbescheiden. Tijdens het inventariseren is hiervan 2.5 m uitgeschift ter vernietiging zodat nu nog 13 m resteert. Periode 1928-1950 Ook bij de inventarisatie van dit blok, door de heer R. Verhulsdonck van de gemeente Heiloo, is het bovengenoemde schema als uitgangspunt genomen. Dit schema komt sterk overeen met de indeling die bij de VNG-code is gebruikt zodat er weinig rigoureuze herordeningen hebben plaatsgevonden. Tijdens de inventarisatie is een halve meter vernietigd. Uiteindelijk is 17,75 meter archief naar het Regionaal Archief overgebracht. De geringe hoeveelheid vernietigd archief kan worden verklaard doordat in 1987 al een schoning werd uitgevoerd. Bij de bewerking 2005 In 2005 werd deze inventaris aangepast aan de huisstijlopmaak van inventarissen van het Regionaal Historisch Centrum Alkmaar. De inv.nrs 343-353 (hinderwetvergunningen) zijn achtergebleven op het gemeentehuis en zullen te zijner tijd in een aparte lijst worden opgenomen. Deze nummers zijn derhalve komen te vervallen. Wenken voor de gebruiker. Voor de beschrijving van de archiefstukken is gebruik gemaakt van de terminologie uit het Lexicon van Nederlandse archieftermen. De archiefstukken zijn binnen de rubrieken en subrubrieken in chronologische volgorde geplaatst. In enkele gevallen zijn, om reden van overzichtelijkheid, de stukken binnen een subrubriek behalve chronologisch ook nog op een andere manier geordend, namelijk per functionaris of per straat. Herhaaldelijk wordt bij de datering van archiefstukken de volgende aanduiding gebruikt: [....]. Dit geeft aan dat het archiefstuk zelf geen datering bevat. De tussen haken vermelde datering is dan uit de inhoud van het stuk afgeleid of ontleend aan de context. Treft men de aanduiding [c. ...] aan, dan is de vermelde datering een schatting. Ook dan is het archiefstuk ongedateerd. Het raadplegen van de archiefbescheiden die vermeld staan in deze inventaris is mogelijk in de studiezaal van het Regionaal Archief Alkmaar. Slechts 1 stuk (nr. 357, secretarie-archief 1817-1927) verkeert in een zodanig slechte staat dat alleen foto's ervan te raadplegen zijn. Het archief is openbaar, met uitzondering van enkele stukken waarvoor een openbaarheidsbeperking van 75 jaar geldt. Voor de bestudering van de geschiedenis van Heiloo kunnen ook de hierna genoemde archieven en archiefbescheiden van belang zijn, welke alle berusten in het Regionaal Archief Alkmaar: -Familie-archief Van Foreest 1422-1979 -Familie-archief Van Egmond van de Nijenburg 1428-1765 -Oud-rechterlijk en weeskamerarchief 1560-1812 -Familie-archief De Dieu, Fontein Verschuir, Van der Feen de Lille 1664-1955 -Notarieel archief 1684-1711 -Archief van de Hervormde kerk Heiloo 1688-1966 -Doop-, trouw- en begraafboeken 1695-1812 -Archief van de gemeente Limmen 1733, 1799-1930 -Registers van de burgerlijke stand van de gemeente Heiloo 1811-1922 -Bevolkingsregisters van de gemeente Heiloo 1850-1930 -Archief van de Vereniging voor in- en uitwendige zending / N.H. Evangelisatievereniging / Vereniging van rechtzinnig Hervormden te Heiloo, 1897-ca.1990 -Archief van de Stichting Onze Lieve Vrouwe ter Nood, 1905-1987. -Archief van de Voetbalvereniging Heiloo 1924-1929 -Archieven van polders en waterschappen waarvan het grondgebied van de gemeente Heiloo deel uitmaakt. Noten bij de inleiding Lams: pag. 475-477 Zie RAA, OAH, inv.nr. 22 Fortuijn: pag. 361-373 Zie SAH, inv.nr. 353 Zie SAH, inv.nr. 1 Zie SAH, inv.nr. 374 Zie RAA, OAL, inv.nr. 161 en RAA, OAH, inv.nrs. 11, 12 Noordenbos: pag. 215-236 Lijst van afkortingen c.= circa OAH = Oud-Archief Heiloo OAL = Oud-Archief Limmen RAA = Regionaal Archief Alkmaar SAH = Secretarie-Archief Heiloo Stb. = Staatsblad z.j. = zonder jaartal Literatuur Belonje, J., Ter Coulster , Wormerveer 1946. Blécourt, A.S. de,De organisatie der gemeenten gedurende de jaren 1795-1851 , Haarlem 1903. Fortuijn, C.J.,Verzameling van wetten, besluiten en andere regtsbronnen van Franschen oorsprong, in zooverre deze, ook sedert de invoering der nieuwe wetgeving, in Nederland van toepassing zijn , Amsterdam 1839-1841. Deel 3. Kocken, M.J.A.V.,Van stads- en plattelandsbestuur naar gemeentebestuur. Proeve van een geschiedenis van het ontstaan en de ontwikkeling van het Nederlandse gemeentebestuur tot en met de Gemeentewet van 1851 , 's-Gravenhage 1973. Lams, W.G.,Het Groot Previlegie en Handvest Boeck van Kennemerlandt en Kennemergevolgh , Amsterdam 1664. 6. Lexicon van de Nederlandse archieftermen ,'s-Gravenhage 1991 Noordenbos, P.,Overheidsdocumentatie, handleiding voor de documentatie der overheidsadministratie en haar toepassing voor de praktijk , Alphen aan de Rijn 1968. Veen, N.H. ter, e.a.,Rapport der Provinciale commissie ter bestudering van de gemeentelijke indeling van Noord-Holland , Haarlem 1949-1959. Deel 1. BIJLAGEN Overzicht ambachtsheren/-vrouwen en schouten/burgemeesters tot en met 1950 Ambachtsheren en -vrouwen van de heerlijkheid Heiloo en Oesdom 1408-1450 Willem van de Coulster 1450-1451 Jan van de Coulster 1451-1469 Jacob van de Coulster 1469-1500 Maria van de Coulster 1500-1528 Gerard van Zuylen van Nyevelt 1528-1535 Jacob van Zuylen van Nyelvelt 1535-1471 Clara van Zuylen van Nyelvelt 1571-1584 Jan van Woerden van Vliet 1584-1585 Hubert van Woerden van Vliet 1585-1601 Hendrina van Woerden van Vliet 1601-1606 Elisabeth van Dornick 1606-1621 Johan van Duivenvoorde (tussen 1606-1622 wordt de titel van Johan van Duivenvoorde en zijn zoon Jacob betwist door Willem van Cats die zich vanaf 1607 ook heer van Heiloo en Oesdom noemt) 1621-1622 Jacob van Duivenvoorde 1607-1622 Willem van Cats 1522-1656 George van Cats 1656-1697 Willem Maurits van Cats 1697-1744 Jacob van Cats 1744-1774 Willem Maurits van Cats 1774-1776 Willem van Cats 1788-1804 Mr. Francois Bergeon 1805-1824 Cornelis Clant (als curator) 1824 Jan Smit 1824-1838 Jhr.mr. Gijsbert Fontein Verschuir (ook van ter Coulster) 1838-1874 Jhr. Daniël Carel de Dieu Fontein Verschuir 1874-1926 Jhr. Gijsbert de Dieu Fontein Verschuir 1926-1967 Giesbert Cornelis Bartout van der Feen de Lille Gemeentelijke bestuurders van Heiloo, van af begin 15e eeuw. Tot 1811 schout, 1811 - 1815 maire, 1815 - 1825 schout, vanaf 1825 burgemeester. ...1403... Pieter Mattijsenzn. ...1412... Jan van Hout ...1417... Soyer Janszn. ...1428... Jan die Bode ...1434... Jan Janszn. ...1452... Daniël Claeszn. ...1497... Jan Heijnriczn. ...1516... Willem Stoop ...1531... Jan Matteuszn. 1589-1596 Frederick Reijerszn. 1597-1599 Jan Maertzn. van Persijn ...1617... IJsbrant van der Velde 1629-1652 Pieter van der Velden ...1664... IJsbrandt van der Velden 1697-1708 Cornelis Hoogwoudt 1708-1729 Pieter van der Horst 1729-1749 Cornelis Coogh 1749-1755 George Coenraad Iken 1755-1805 Willem Laarman 1805-1811 Jacob Laarman 1811-1812 J. van Kuijk 1812-1815 J.A. van Doorn 1815-1826 Jhr. Gerard Pieter van Vladeracken 1826-1841 Jhr. Willem Dirk van Foreest 1841-1854 Jhr.Mr. Giesbert Cornelis Fontein Verschuir 1854-1883 Mr. Pieter Lucius Wentholt 1883-1896 Mr. H.F. de Wildt 1896-1905 Jhr.mr. Bernard Cornelis van Merlen 1905-1941 Jhr. Nicolaas van Foreest 1941-1943 G.C. Bos 1943 J. Akkerman (wnd.) 1943-1945 C.L. Swaalf 1945-1947 J. Vennik (wnd.) 1947-1960 J. Kalff K E U R B O E K (Oud-archief Heiloo, inv.nr.65) Keuren ende ordonnantien geordonneert bij den schout, schepenen als oock dijckgraaff en de heemraden van den dorpe van Heijloo ten overstaen van de geburen, daer wettelicken over geroepen, volgende de oude gepreviligeerde ende gecontinueerde gerechticheijt, so hier na volgt. Articulo 1 In den eersten so wat beesten bevonden werden op 't kerchoff, die bekeurt worden sullen gelden V stuijvers bij dage ende bij nacht X stuijvers. 2 Voort datter niemant eenig beesten om 't kerchoff sal mogen kueren, op gelijcke boete bij al dien sij de kercke muur ofte de bomen mogen raken. 3 Dat niemant hem sal vervorderen eenich gras te snijden beneffens andere luijden lant, op de boeten van XLII schellingen. 4 Noch oock eenige beesten sal vermogen te wachten neffens anderluijden lant ofte gemene wegen, op de boete bij sonneschijn X stuijvers na sonne XX st(uijvers), ten waer saeck of sij consent hebben ofte niet, evenwel te betalen, ende sal de bekeuringe so wel bij den schutter als officier gedaen mogen werden. 5 Voort dat hem niemant en sal vervorderen eenige sooden te slaen uijt de buijren lanen ofte gemene wegen, off hij sal deselve wederom binnen twee dagen stoppen ende verbeteren, op de boete van thien stuijvers. 6 Ende so sulcx ten tweede male niet werde gedaen sal gelden XX stuijvers, ende ten IIIe dage besteet worden van 's heeren wegen. 7 Dat schout, schepenen ende den schutter alle uijtheemsche ofte vreemde beesten die eenige van de geburen beschadigen, sullen mogen schutten, op de boeten van elcke beest alst bij sonne is II st(uijvers) ende na sonne IIII st(uijvers). 8 Item so wat beesten bij schout, schepenen ofte schutter geschut worden, sal van elcke eijgendom van schapen, koeijen, veersen, calveren of diergelijcke wesen op de boeten van III st(uijvers) bij sonne ende na sonne IIII st(uijvers), een varcken als het gepent is I st(uijver) bij sonne ende nae sonne II st(uijvers) ende een ongepent vercken te helfte meer. 9 Van een paert bij sonne [een stoter] vier stuivers ende nae sonne VIII stuij(vers), dit is te verstaen van de inwoonders, vreemde luijden die in de banne weijden sullen van elcke eijgendom geven IIII st(uijvers) maer nae sonne VIII stuij(vers). (in margine: Dese keur geroijeert op den 29 maij 1696) 10 Item so wat beesten in onsen gemenen meet sullen werden geschut sal men van elcke beest gelden nae den ommeslach II stuijvers ende voor den ommeslach dach elcke beest III st(uijvers). 11 Wel verstaende dat de beesten comende van de meet in anderluijden lant van gelijcke boeten sullen gelden. 12 Voort dat niemant hem sal vervorderen eenige beesten te kuieren neffens anderluijden lant, op wegen noch lijdwegen, boven dat die daer naest aen gelant is, die selven mogen op ploucken om te schutten op de boete van X stuij(vers) bij dage, ende na sonne XX stuuijvers. 13 Voorts dat Niemant hem vervordere eenige beesten los te gaen etten, op eenige wallen, buurlanden, off dijcken op die boeten van 't elckens V stuij(vers). 14 Van gelijcken dat niemant hem vervordert eenige in wegen ofte uut wegen los te etten met enige beesten, op de boeten van II stuij(vers). 15 So verre eenige lammeren bevonden werden rogge of coren te etten ende bekeurt werden, sal elcke lam gelde te boete eene stuij(vers). 16 Alle dit voorss(eide) is behouden den geinteresseerde huere actie van schade. 17 Item dat niemant wie dat hij sij, die bij of aen gemene dijcken ofte buijren landen etten, 't sij op den geest of in weijden, hen in gebreke laet vinden omme sijn slooten ofte wallen op maecken sonder den dijck, laenen ofte buurlanden in 't groot ofte cle-n te roeren ofte beschadigen, tot schepens prijs op de boete van telcke maele V stuij(vers) 18 Voorts dat niemant, wie dat hij sij, binnen den dorpe gelant, hem sal mogen vervorderen te etten aen den geest, in den geest, noch op den gemenen meet, ofte hij sal gehouden wesen sijn slooten so wel aen de geest sijde als aen de west sijde op te heijnen tot schepens prijs, so wanneer sijn wederpertije daer over clachtich is, op de boete van V stuij(vers) 19 Noch als imant van onse geburen voorheijnt, so sal sijn pertije binnen acht dagen na heijnen, ende so hij in gebreecke blijft, dat schout ende schepenen dat selve sullen mogen besteden van 's heeren wegen, mits dat de verheijnder sijn pertije sal waerschouwen bij den boode welck sal hebben 2 stuij(vers) 8 penn(ingen) ende dat tot laste van de onwilligen op de boete van V stuij(vers). 20 Item dat niemant sal vermogen beneffens sijn eijgen lant ofte ander luijden lant, eenige wateringen te stoppen omme daer over te varen, of hij sal die selve binnen drie dagen wederom op maecken, so verre het water keert, op de boete van X stuij(vers). 21 Sal voorts eenen iegelijck die gelant is aen den sluchtersloot ofte daer toe gerechticht is, den selven sloot wijt ende claer op te houden, seven voeten wijt, tot schout ende schepens prijs, mits een behoorlicken schoudach, op de boete van V stuijvers. 22 Voorts dat hem niemant, jonck ofte out, hem en vervordere eenige bomen, groot ofte cleijn, af te snijden ofte breecke, 't sij te wagen ofte voet reijsende, so wel speelkinderen als bruijloffswagens, cuijpers, mandemakers als andere reijsers, op de boete van XXVI stuijvers. 23 Item dat niemant, jonck ofte out, van de inwoonders hem vervordere eenige jonge boomen ofte poten, beneffens het kerchoff ofte op andere plaetsen op te snijden, schillen, breecken ofte anders bederven, op de boete van V stuijvers, ende sullen d'ouders voor haer kinderen responderen. 24 Item sal een ijgelijck neffens sijn lant ofte worve, op alle wegen, 't sij lijt wegen, in wegen ende uut wegen, den bomen voor den oust op suijveren ende afhouwen, omme met genodt van hoij, coren of ander saet bequaemelijck te mogen vaeren, tot schout ende schepens prijs welcke alsdan een bequame dach sullen mogen ramen omme sulcx te beschouwen, op de boete van V stuij(vers). 25 Sullen voort alle lijt weegen moeten wesen twaelff voeten, mits dat schout ende schepenen eenen schoudach sullen maecken, op de boete van V stuijvers. 26 Voorts dat niemant, jonck ofte out, hem en vervordere eenige carmillen ofte andere bloemen te plocken in andere luijden rog, coren ofte ander saet opstaende gewas, op de boete van V stuij(vers), ende sullen d'ouwers voor haer kinderen responderen, mits oock dat den eenen buurman den anderen sal mogen bekeuren. 27 Voorts sal hem niemant mogen vervorderen met enige segens, heeven ofte schrobnetten te trecken neffens of op ander luijden lant, op die boete van elcke persoon als die bij den schout bekeurt wert XLII schellingen, ende als die bij den eijgenaar ofte bruijckenaer bekeurt wert sullen de boeten gaen de twee deelen ten proffijte van de schout ende de derde paert aen de bekeurder. 28 Voorts datter niemant eenige visscherij en sullen mogen plegen in eenige schouslooten voor een anders lant, op de boete van V stuij(vers). 29 Item dat niemant, jonck ofte out, hem en sal mogen vervorderen met eenige onbequaeme emmers ofte andere inst(r)umenten te petten uijt Sinte Wilboorts put, of cleeren of enige onreijnicheijt spoele op een roet daer aen, op de boete van XX stuijvers. 30 Desgelijcx dat niemant petten uijt de selve put tot genen tijden, sal mogen staen, gaen leggen ofte lopen, noch eenige vuijl waeter off onreijnicheijt daer sal mogen in brengen, laten vallen ofte worpen, 't sij hoe 't selve soude mogen geschieden op gelijcke boeten, ende sullen 'd ouders voor haer kinderen, boden ofte huijs- gesin responderen. 31 Voorts sal hem niemant vervorderen eenich vlas ofte hennip te reeden in eenige schouslooten ofte gemene vaerten, op de boete van VI stuij(vers). 32 Voorts dat hem niemant vervordere voor de middach op ten sonnedach, ofte onder predicatie, ofte andere hoog tijden, om ofte op 't kerchoff de bal te slaen, te caetsen of de cloot te schieten, op de boete van een Kennemer pont. 33 Insgelijckx met ghene bussen ofte bogen te schieten, eenige eijeren vogelen, 't sij cleijn ofte groot, te vangen ofte uijt te halen, van de kercke ofte thoorne, op de boete van telckens XV stuij(vers). 34 Voorts dat niemant, jonck ofte oudt, hem en vervorderen op ofte over de kercke muren te lopen ofte climmen, op de boete van V stuijvers. 35 Voorts dat niemant hem en vervordere eenige groote ofte cleijne stenen van de kercken ofte capelhoven, ofte kercke muren te halen, op te verbeurte van telckens XLII schellingen, ende sullen d'ouders voor haer kinderen of boden ofte huijsgesin verantwoorden. 36 Voorts dat gene tappers met eenige ongeijckte kannen den luijden sullen mogen tappen of in haer huijs houden, op de boete van elcke can XLII schellingen. 37 Voorts dat men met geen ongebrande maten en sullen mogen meten, op gelijcke XLII schellingen. 38 Voort sal men alle schapen of andere beesten schutten alsse op ongeheijnt lant gaen ende oock als sij gekuert, gecoppelt ofte gebuijt staen, dat se ander luijden goet ofte buijten haer bestecq raecken mogen, op de boete van elck eijgendom II stuijvers. 39 Voorts dat men alle buijten luijden haer beesten op alsulcken prijs sullen mogen beschutten in gelijcken als de inwoonders beesten tot sulcken plaetse beschut werde, sonder meer ofte min, te weten d' Alcmaers van elcke beest III stuij(vers), de Limmers van elcke eijgendom V stuijvers, de Egmonders VI stuijvers, ende so ter bevonden wert datter eenige buijten luijden comen wachten in onse ban neffens ander luijden lant, te verbeuren 12 stuijvers. Behoudelick in allen desen de hoge overicheijt haer goede gerechticheijt. 40 Hebben voorts gekeurt ende geordonneert dat bovendien den ingesetenen buuren van Heijloo ende Oesdom elcx anders beesten die de gemene keuren te buijten gaen van 't weijden ende anders als in de selve keuren verhaelt ende geteijkent staen, sullen mogen schutten elcx nae haer misbruijck, ende verbeuren op de boeten van te helfte meer als in de keuren op elck artijckele verhaelt staet, ende voorts die hoger schaert als behoort ofte nadat hij lant heeft, te verbeuren XLII schellingen. 41 Welverstaende dat den genen die eenich beest ofte beesten grijpt, den selven sal moeten leveren in hande van de officier die deselve niet sal mogen den eijgenaar wederom overleveren alleer de dubbelde boeten betaelt sijn, te weten d'eene helfte in 't weesbos dat in 't recht hu-s hangt, ende d'ander helft in hande ende ten proffijte van de officier. 42 Die eenige beesten bint ofte vast maeckt sal gehouden sijn den officier datelicken te ontbieden, en sal datelick gehouden wesen te comen of iemant van sijnent wegen, op de boeten van XLII schellingen. In marge: dit nevenstaande is verandert en gestelt op een gl: op den 6 november 1797 get: W.Laarman. 43 Insgelijcx dat hem niemant vervorderen sal eenige scheeft op te 's heren ofte andere lijt wegen binnen dese iurisdictie te brengen, op de boete van V stuijvers. 44 Dat hem niemant wie hij sij en sal vervorderen eenige rapen, 't sij groot ofte cleijn, van andere luijden lant te plocken sonder consent van den eijgenaer, ten waere hij daer selfs present was, op de boete van XLII schellingen tot proffijt van den officier, so dick ende menichmael als sij bekeurt werden, ende sullen d'ouwers voor hare kinderen moeten verantwoorden ende sullen de eijgenaers de selve bekeuringe mede mogen doen, in welcken gevalle ende anders niet d'eene helft sal comen tot proffijt van den officier ende d'andre helfte voor den armen. 45 Van gelijcken sal hem mede niemant vervorderen in andre luijden bogaert te gaen omme den eijgenaer van hare appelen ofte vruchten te beroven, op gelijcke boeten als boven die mede geappliceert sullen worden als boven. 46 Gelijck oock mede geordonneert wert dat hem niemant sal vervorderen in andere luijden erriten ofte peulen te gaan op gelijcke boeten ende gebreucken als voren 47 Voorts dat hem mede niemant sal vervorderen wie hij sij, jonck ofte out, met eenige paert te rijden in iemant sijn saet ofte over wallen ofte op de wallen, mede op de boeten van XLII schellingen. 48 Voort dat hem niemant van nu voortaen sal vervorderen eenig vlas op 't kerchof te spreeden ofte leggen, op de boeten van V stuijvers. 49 Item dat niemant eenige cleeren 't sij om te bleecken ofte anders op 't kerckhof sal mogen doen, anders bij consent van de officier, op de boete van V stuijvers. 50 Insgelijckx oock mede dat niemant, wie hij sij, hem en sal vervorderen omme te gaen door een andermans saet ofte vlas, omme eenige versche paden te maecken so wel om de tienden te besien ofte anders, op de boeten van V stuijvers. 51 Item dat niemant, wie hij sij, hem sal vervorderen eenige uijt lopen ofte knoppen van de popelioenen- bomen te plocken, op de boete van XXVI st(uijvers), daeroff de eijgenaer die bekeuringe sal mogen doen, soo wel als den officier. 52 Is voorts gekeurt ende geordonneert dat daer egene buijtenluijden in onsen banne zullen vermogen eenige bijen te setten nader dan op 300 roeden aen de naeste bijstal, op de boeten van XLII schellingen, ende sullen terstont moeten vertrecken, ende b- gebreecke van vertreck sal hem den officier mogen over leveren in hande van de hooft officier, op den boeten daer toe staende. Actum p(er) consent den 26e maij anno 1617. 53 Insgelijcx wert mede gekeurt ende geordonneert dat den schutter, so wel des winters als het vriesentweer is als 't somers, sal vermogen te schutten. 54 Wert oock mede gekeurt ende geordonneert als dat die buijten de banne van onse dorpe wonen eenige beesten comen in onse banne te weijden, dat deselve sullen werden geschut op alsulcke boeten als onse inwoonders- beesten op andere plaetsen sal werden beschut, ende d' boeten werden af genomen. 55 Item wert voorts gekeurt ende geordonneert dat men gene doden beesten, koeijen, paerden, verckens, schapen, sal mogen laten leggen, maer gehouden wesen d'selve op het krengevelt ende te bedelven, op te boete van XXVI stuij(vers). 56 Item wert voorts gekeurt ende geordonneert dat hem niemant sal vervorderen eenige visschen tot gene plaetsen te vercopen buijten onse jurisdictie, voor en de alleer sij den selve binnen onse banne afslach niet hebben gehouden, te weten woins- daechs 's morgens te negen uren ende vrijdaechs- morgens ten negen uren, ende dat op 't stet bij Geert Janse, mits den offslager voort afslaen sal genieten voor sijn salaris gelijck als anderen affslagers daer van genieten, waer van den affslager sal sijn den officier van Heijloo, ende wie bevonden wert sijn gevangen visch tot andere plaetsen buijten onse jurisdictie doet affslaen ofte vercopen, sal verbeuren voor eerst d'selfde visch, ende daer en boven tegens den officier die boeten van XLII schellingen, so dick ende menichmael sij in faute werden bevonden. 57 Is noch gekeurt ende geordonneert dat alle die ingelanden die in de gemene meet ingelanden sijn, dat sij sullen gehouden wesen haer hoij af te maijen ende neer te hebben, voor den tijt van viertien dagen na Sint Jans dach presijs, op de verbeurte van dat den schout hetselfde staende hoij daechs daer nae sal laten maijen op uutlegh. 58 Is noch gekeurt ende geordonneert dat alle die genen die sijn gelant aen de Hollewech, in de banne van Heijloo daer het sant velt is, sullen gehouden wesen elck neffens sijn afgesande lant slecht ende effen te houden ende het clucht effen ende slecht te varen, tot schout ende schepenen prijs, die het selve sullen gaen schouwen so dick ende menichmael als het den schout ende schepenen gelieven sal, op die boeten van XLII Kennemer schellingen, elck beneffens sijn achterlant. 59 Is noch gekeurt ende geordonneert als datter hem niemant sal vervorderen daer een bruijt wert gehaelt ofte wort gebrocht, bij al dien hij niet genoot is, daer in huijs te gaen ofte comen, het sij waer dat het is, op de boete van een Kennemer pont, tot XXVI st(uijvers) in specie, te verbeuren aen den schout, so dick ende menichmael als het wort gedaen, ende voorts wie datter goijt, aen de wagens ofte in 't volck, ofte enige dingen breeckt aen 't huijs ofte op de worff, die sal de schade betalen ende gelijcke boeten aen den schout verbeuren. 60 Is voorts gekeurt ende geordonneeert dat hem niemant en sal vervorderen om aen de kerck te goijen, te smacken ofte schieten, hoe dat het oock soude mogen sijn, op een boete van XLII Kennemer schellingen, boven die schade die sij gedaen sullen hebben, 't sij aen de pannen ofte aen de glasen, hoe het oock soude mogen wesen, ende dat de ouders voor haer huijsgesin sullen moeten verantwoorden. 61 Is voorts gekeurt ende geordonneert dat hem niemant en sal vervorderen om eenige koepis ofte ier te oosen, op die gemene wegen te laten lopen, op de boeten van een Kermer pont. 62 Is gekeurt ende geordonneert op 't versouck van de eijgenaars van(de) stroocq gelegen in de banne van Heijloo, bewesten de kerck, dat hem niemant en sal vervorderen te varen ofte jagen over gemelte stroock, als uijt- gesondert die gene die daertoe sijn gerechticht volgens die acte van coop van dato den XXVIII en maij 1583, op de verbeurte van XLII Kennemer schellingen, boven de gedane schade. 63 Is voorts gekeurt ende geordonneert dat alle de gene die gelant sijn aen de gemene wegen en buren laenen, gehouden sullen sijn in haer wateringe te leggen een bequamen pomp, lang nae den eijsch, wijt acht duijmen in 't viercant, op de boete van vijff stuijvers. 64 Item dat niemant in de maent van april off maij sal mogen vissen, op de boete daer toe staende. 65 Noch wert gekeurt ende geordonneeert dat niemant, wie hij sij, hem sal vervorderen als de schutter mette beesten nae het schuthock gaet, hem de beesten af te nemen tegens sijn wil en danck, op de boete van XLII schellingen, ende sullen de ouders voor haer kinderen moeten reponderen, overmindert den hooft officier zijn gerechticheijt. 66 Voors sal niemant wie hij eenich mis, vullis, sant, off diergel-cken op de buijren stetten langer mogen laten leggen als de tijt van vier weecken nae 1 meij, op de boete van XLII Kennemer schellingen ten proffijte van de officier, ende in de hoij tijt sal daer geen mis, vullis, asch, sant of andersints op de stetten mogen leggen, op de boete ende ten proffijte als voren. 67 Noch hebben schout ende schepenen gekeurt ende geordonneert, gelijck sij keuren ende ordonneren bij desen, dat niemant sal vermogen 't savons bij de kaers te bemoeijen met vlas te swingen off heeckelen, op de boete van XLII Kennemersche schellingen, ende sullen de ouders voor haer kinderen en diensboden moeten responderen. 68 Is noch bij de voorss(eide) schout en schepenen gekeurt ende geordonneert, ordineren en keuren bij desen, dat niemant, wie het soude mogen sijn eenige verhuijeringe ofte logijs van huijsvestinge te geven, ende dat op de verbeurte ( die contrarie wert bevonden) van XLII Kennemer schelinge van ijder persoon ende dat ten proffijte van den officier. Actum den XXIe julij 1662. Noch bij deselve gekeurt ende geordonneert gelijck sij keuren ende ordonneren bij desen, dat niemant, wie hij sij, eenige turff in toecomende sal mogen laten meten in de voorss(eide) bannen dan door een gesworen meter, sij schout en schepenen daer toe geadmitteert, op de boete van XLII Kennemer schellingen ten proffijte van de schout, boven de turff bij een ander gemeten werden, die sal comen ten proffijte van den arme tot Heijloo ende Oesdom, gearresteert op den 9 maart 1674 69 Op den 29e april 1678 noch bij deselve gekeurt ende geordonneert, gelijck sij keuren ende ordonneren bij desen, met advijs ende goet duncken van de inwoonderen der voorss(eide) heerl(ijkheijt) dat niemant, wie het soude mogen wesen, 'zij jonck off out, in de banne van Heijloo ende Oesdom, sal vermogen op sondach, maandach, dingsdach, woensdach, vrijdach off saterdach iets te geven aan de schoijsters off bedelaars die in de voorn(oemde) heerl(ijkheijt) sullen comen loopen off bedelen, op de verbeurte van XXX stuijvers, bij diegene te verbeuren die, 't selve sal comen uijttegeven, ende sullen de ouders voor haar kinderen ende geheele huijsinge verantwoorden. 70 Op den vijffden december 1682 noch bij schout en schepenen gekeurt ende geordonneert, gelijck sij keuren ende ordonneren b- desen, dat niemant wie hij sij, jonck off oudt, sal vermogen kalckoen off kalkoenen op een andermans lant, off gront te laten loopen, op de verbeurte ende boete van XL Kennemer schellinge aan de voorss(eide) schout, welcke bekeuringe bij de eijgenaars van het lant, of eenige van sijn famielie mede sal mogen gedaan werden mits dat sij het datel(ijck) sullen overleveren aan den schout, welcke eijgenaar in sulcken geval sal hebben een gerechte derde part van de boeten ende sullen de ouders voor hare kinderen, ende de meesters voor hare dienstboden verantwoorden, en voors de eenden off hennen, soo zij een andermans saatlant loopen, in de saat tijt hij dat niet wil gedoogen ende over sulcx daar over alvorens klachten ende waarschouwing doet aan de schout, mitsgaders eijgenaar van de eenden off hennen, in sulcken geval sal de boete wesen mede als hier vooren van de kalcoenen is geexpresseert, alles onvermindert de hoog overicheijt ende alle anderen die het aangaen mach hunne goede gerechticheijt. In margine: Deze geamplieert bij de gebuijeren op den 29: maij 1696 Noch bij deselve gekeurt ende geordonneert dat niemant wie hij sij hem sal vervordere eenige bul off bullen op wegen off buijere lanen te laten loopen, off aan kuijer te houden off deselve soo sij de bullen willen houden op de buijere laanen off landen, in sulcken geval sullen sij de selve voor ende aan de zijde moeten geboeijt ende gekluijstert houden ende dat aan kuijer, op de boete van XLII Kennmer schellinge ten proffijte van de schout ende in gevalle de bekeuringe bij den schutter werdt gedaan, van ijder bul sal verbeuren aan den schutter bij dage tien st(uijvers) ende naar sonne een gulden. 71 Op den XXIIIIe maij 1685 bij deselve gekeurt ende geordonneert, gelijck zij keuren en ordineren bij desen, dat alle die gene die eenige brieff off brieven comt te passeren, soo van quijtscheldinge custingh, ofte constitutie brieven, gehouden sullen wesen, binnen den tijt van ses weken te lichten, uijt de zecretarie na dat het verlij is gedaan, op verbeurte van XLII Kennmer schellingen, ten proffijt van de arme van Heijloo en Oesdom, des dat den secretaris gehouden sal wesen deselve binnen de verss(eide) ses weken op te schrijven op gelijcke boete ten proffijte als vooren. 72 Op huijden den eersten julij 1689 bij schout en schepenen der heerl(ijckheijt) Heijloo ende Oesdom eenparichlijck gekeurt ende geordonneert, gelijck sij keuren en ordineren bij desen, dat niemant, wie het zij, jongh ofte out, sullen vermogen in de voorss(eide) heerl(ijckheijt) Heijloo ende Oesdom op sondagen onder de predicatie tot aan de clocke vier ure toe, niet te mogen caatsen, kolven, klootschieten ofte dier gelijcke exersititien meer, op een pene ende boete van ijder persoon die contrarie comt te doen XLII kennemer schellingen ten proffijte van de schout tot Heijloo, en sullen de ouders voor hare kinderen moeten responderen ofte verantwoorden. 73 Op huijden den XXX september 1689 bij den officier en schepenen der heerl(ijckheijt) Heijloo ende Oesdom gekeurt ende geordonneert gelijck sij keuren en ordineren bij desen, dat de inwoonders van Heijloo ende Oesdom die groote honden houden, omme tot een karnmolen te gebruijcken, als anders daar maar de minste klachten van comen, gehouden sullen wesen deselve hont ofte honden aan een ijseren bant ofte raacks te houden, op verbeurte en boete van ijder groote hont die los wert bevonden van ijder reijs soo dick en menichmael 'selve comt te geburen XLII Kennemer schellinge ten proffijte van de schout. Ten selven dage mede gekeurt ende geordonneert, gelijck sij keuren en ordineren bij desen, dat niemant, wie het sij, jongh ofte oudt, sullen vermogen in de heerl(ijckheijt) Heijloo ende Oesdom savonts op de heere wegen bure lanen ofte elders anders, eenige braack scheven ofte eenige andere ruijghte te mogen verbranden, als mede de horden van de boere croften, op verbeurte die 't selve comt te doen, XL Kennemer schellingen ten proffijte van de schout, soo dick en menichmaal 'tselve wert gedaan, en sullen de ouders voor hare kinderen moeten responderen ofte verantwoorden. 74 Op huijden den 20e maart 1691 bij den officier en schepenen der heerl(ijckheijt) Heijloo ende Oesdom gekeurt ende geordonneert gel(ijck) sij keuren en ordineren bij desen, dat niemant hem sal vervorderen, soo wel binnen als buijten luijden, de clock te mogen luijden op soo danige dagen wanneer de godt dienst in de kerk wert gedaan, 't sij sonnedagen, paas, kerstijt, pinckster, bede- dagen, en hemelvaartsdach, op het begraven van de dooden, ofte het beluijden van de selve voor en al eer wanner naar de middach de godts dienst is gedaan, op verbeurte die 't selve comt te doen sal verbeuren de boete van XLII Kennmer schellingen ten proffijte van de officier van Heijloo. 75 Op huijden den 3e april 1696 bij den officier en schepenen der heerl(ijckheijt) Heijloo ende Oesdom gekeurt en geordonneert, gelijck deselve keuren en ordineren bij desen, dat alle de ingesetenen van Heijloo ende Oesdom die groote honden comen te houden soo voor haar plaijsier als tot carrenmolen te gebru-cken, gehouden sullen sijn haar honden te te houden aan een bant ofte ijseren raaks, op verbeurte van ijder groote hondt die los mochte werden bevonden ijder reijs te verbeuren de boete van XLII Cennemer schellinge, ten proffijte van de schout tot Heijloo, welcke beceuringe bij den schutter mede gedaan sal mogen werden en volcomen gelooff daarinne meriteren, mits dat deselve de halve boete voor sijn bekeuringe sal genieten. 76 Door de menighvuldige clachten van de ingesetenen van Heijloo ende Oesdom wegens de ongeregelt heden die in de voorss(eide) heerl(ijckheijt) werden gepleegt met beesten te laten gaen, en weijden aan de Heerewegh, leijdwegen, innewegen en buijere laanen bij de gebueren der heerl(ijckheit) Heijloo ende Oesdom op den 29e maij 1696 goet gevonden hebben te keuren ende ordonneren, gelijck deselve keuren en ordonneren bij desen, van ijder paart dat op de gemelte wegen en bure laanen los wert bevonden ofte door ijmant wert op gewagt, bij daagh vijf stuijvers en naar sonne tien stuijvers, ende buijten luijden de helfte meer, ijder schaap bij daagh een stuijver en naar sonne twee stuijvers, ijder koe bij daagh twee stuijvers en naer sonne vier stuijvers, ijder pinck ofte kalff bij daagh een stuijver en naar sonne twee stuijvers, wel verstaende dat een tochtigde koe daar niet onder begreepen sal sijn en dien volgens vrij van 't schutten, waar van den schutter op de koeije, pincke, kalveren en schapen op dese keur recht sal hebben, van maij aff tot aan Alderheijligen toe en voor ende naar die tijt, op de oude keure ende boete, en ingevalle quade, bijtige off smijtige paarde bij den schutter aan de wegen bevonden mochte werden die den schutter in 't schuthock niet conde brengen, den schutter den eijgenaar van 't paart daar over in de voorss(eide) boeten sal mogen beslaan, welcke voorss(eide) boeten alle sullen comen ten proffijte van den schutter. Aldus gedaan ende gepronuntieert tot Heijloo van traadthuijs aldaer den XXXIe maij 1696 bij mij secretaris (getekend) P. Hoochtwout In marge: Op den 28e maart 1719 bij schout en schepenen de boete van de paerden gestelt bij daegh 5 stuijvers en bij nagt tien stuijvers. 77 Schepenen der heerlijkheijt Heijloo ende Oesdom in agtinge genomen hebbende dat vele van hare inwoonders met buijtenluijden in 't water comen vissen tot een seer groote ruïne van de visserije en derhalven genegen wesende daarinne te voorsien, soo hebben deselve gekeurt en geordonneert gelijk deselve keuren en ordonneren bij desen, dat niemant van onse inwoonders, wie het ook soude mogen wesen, 't zij bij nagt of bij daagh, egene buijten luijden sullen mogen vissen onder wat praetext het ook mogen wesen op poene dat wie bevonden sal werden contrarie gedaan te hebben 't elken reijs sal verbeuren 't schuijt en want en daar en boven nogh een boete van XLII Kennemer schellingen voor ijder mensch die daar op betrapt sal werden, zo wel inwoonders als buijtenluijden, aldus gekeurt en gepubliceert tot Heijloo van 't raathuijs aldaar, den 28e maart 1702, bij mij gesworen klerk (getekend) A.C. van Twuijver 78 Schepenen der heerlijkheijt Heijloo en Oesdom gehoort hebbende de menigvuldige klagte van enige harer ingezetenen wegens het ruineeren van hare vuijken en ander vissers gereetschap staande in onse wateren, 't welk is streckende tot schade ende displeijsier van onse goede ingezetenen, en mitsdien genegen wesende daarinne te voorsien, zo hebben dezelve gekeurt en geordonneert gelijk zij keuren en ordonneren bij desen, dat zo wanneer enige personen 't z- jonck ofte oud, bevonden werden enige vuijken of ander vissers-want de stokken uijt te halen om laten drijven ofte aen stukken gesneden of gestoten te hebben, verbeuren zullen ten proffijte van den schout een boete van twe en veertig Kennemer schellinge, en welke bekeuringe zo wel bij den eijgenaar of imant anders als den schout zal werden gedaan en volkomen geloof meriteeren, die daar voren zullen genieten een derde van de voorss(eide) boete, en zullen de ouders voor hare kinderen moeten instaan. Aldus gekeurt en gepubliceert tot Heijloo van 't raadhuijs aldaar op den 28en augusti 1703. bij mij secretaris (getekend) Pr.Hogerduijn 1703 79 Schout en schepenen der heerlijkheijt Heijloo en Oesdom bevindende, dat veele personen, 't zij jonck ofte oud, haar niet ontsien op des heeren wegen te kolven, kaatsen, klootschieten ofte diergelijke excersitie meer op zondagen naar de predicatie binnen dese heerlijkheijt Heijloo, 't welk is streckende niet alleen tot verhinderinge van de reijsende luijden maar ook tot groot nadeel van onse goede ingezetenen die langs de wegen passeren of voor haar huijsen, 't zij in de kerkebuert of op andere plaatsen, komen te zitten om daar door gequest of de huijsen beschadigt te werden, 't zij door het inslaan van de glasen als andersints en derhalven genegen wesende daarinne te voorsien, zo hebben deselve gekeurt ende geordonneert gelijk zij keuren ende ordonneren bij desen, dat zo wanneer enige personen't zij jonck ofte oud bevonden werden op zondagen ofte andre heijlige dagen zo in de kerkebuurt als op andere plaatse langs de wegen te kolven, kaatsen, klootschieten ofte diergelijke excersitie meer, verbeuren zullen ider persoon ten proffijte van den schout, een boete van twe ende veertig Kennemerschellingen en zullen de ouders voor hare kinderen moeten instaan. Aldus gekeurt ende gepubliceert tot Heijloo van 't raathuijs aldaar, op den 15en junij 1704 bij mij secretaris (getekend) P.J. Hogerduijn 1704. 80 Schout ende schepenen der heerlijkheijt Heijloo en Oesdom bevin- dende dat veele van hare ingezetenen, 't z- jonk ofte oud, zo alleen ofte met imant van de buijtenluijden haar niet ontsien met de slag elleger in de wateren zo onder Heijloo als Oesdom te slaan om aal ofte ander vis te vangen, 't welk is streckende tot ruïne vande visscherije ende tot displeijsier van onse goede ingezetenen, en mitsdien/ genegen wesende daarinne te voorsien zo hebben deselve gekeurt ende geordonneert, met approbatie van den Hoog Ed. Heer Willem Maurits van Cats Here van Heijlo ende Oesdom Etc.Etc. gelijk zij keuren ende ordonneren bij desen, dat zo wanneer enige onser ingezetenen, 't zij jonk ofte oud, zo alleen, ofte met imant van de buijtenluijden bevonden werden in de voorss(eide) wateren te slaan met de elleger verbeuren zullen ten proffijte van de Schout, niet alleen een boete van twe en veertig Kennemerschellingen, maar ook de elleger waar mede zijlieden zullen bevonden werden te slaan, alsmede het schuijtje daar zij alsdan mede varen, en welke bekeuringe zo wel bij de ingezetenen als den schout zal werden gedaan ende volkomen geloof meriteeren die daar voren zullen genieten de helft van de boete voornoemt ende zullen de ouders voor hare kinderen ende meesters ofte vrouwe voor hare knegts moeten instaan. Aldus gekeurt ende gepubliceert tot Heijloo van 't raadhuijs aldaar op den 20en junij 1706 bij mij secretaris. (getekend) P.J. Hogerduijn 81 Schout en schepenen de heerlijkheijt Heijloo ende Oesdom hebben op d' veelvuldige klagten van hare ingesetenen over ende ter sake van d' schade van d' duiven in den oogst tijdt, goetgevonden te keuren ende te ordonneren zo als deselve keuren ende ordonneren bij desen dat niemant van hare ingesetenen duijven houdende wie het ook soude mogen wesen deselve zal vermogen te laten uijtvliegen ( in) 't midden van de maant julij af, d' geheele maent (augustus tot) het midden van d' maent september toe (zullen geho)uden zijn deselve gedurende dien tijdt vast te houden en alle gaten in of aen de hocken toe te maken dat gene duijven daer uijt ofte in kunnen komen, op verbeurte van ider reijs dat contrarie bevonden wert te verbeuren tien stuijvers ten proffijte van de schout die de visitatie zo menigmael zal vermogen te doen als 't hem belieft. Aldus gepubliceert bij mijn provisioneel secretaris van 't raethuijs aldaer op den 4en april 1713. (getekend) A.C. van Twuijver 82 Schout en schepenen der heerlijkheijt Heijloo ende Oesdom, in ervaringe zijnde gekomen, dat enige van hare ingesetenen haer selven niet ontsien om bedelaers en lantloopers, niet alleen enige dagen maer selfs weken langh logement en huijsvestinge te verlenen, waer door al enige merkelijke schade voor den armen deser plaatse is gecauseert, so ist dat wij daerinne willende voorsien hebben goetgevonden te keuren ende te ordonneren gelijk wij keuren en ordonneren bij desen dat niemant van onse ingesetenen zullen vermogen enige bedelaers of lantloopers langer te herbergen dan ene nagt en ingevalle deselve in dien nagt mogte komen siek te werden ofte siek daer komende, sullen gehouden wesen, daer van aenstonts kennisse te geven aen den officier of schepenen op poene dat wie contrarie zal bevonden werden te hebben gedaen zal vervallen ten profijte van den officier in een boete van 42 Kennemer schellingen daegs, die deselve langer sullen komen te houden en daer en boven nog deselve op hare eijgen costen moeten onderhouden, zonder dat haer wegens het dorp of armen enige de minste vergoedinge daer voren sal werden gedaen. Is ook nog verder gekeurt dat niemant van onse ingesetenen, enige bedelaers of lantloopers iets sullen vermogen te geven dan op de ordinaris geefdagh zijnde donderdag in ider week op verbeurte wie bevonden zal werden contrarie gedaen te hebben, van tien stuijvers ider mael ten proffijte van den officier en zal den enen gebuur den ander daer over mogen bekeuren die volkomen geloof daer in zal meriteren. Aldus gepubliceert van den raedhuijse der heerlijkheijt Heijloo en Oesdom ten overstaen van den off(icier) en 't pleno Collegio van schepenen op den 8en Jannarij 1715 bij mij s(ubstituu)t secret(ari)s (getekend) A.C. van Twuijver In marge: Gerenov(eer)t den 1e april 1721 mij jegenwoordig s(ubstituu)t secret(ari)s (getekend) A.C. van Twuijver Huijden den 25 maart 1755 sijn deese voorenstaande keuren bij schout en schepenen wederom gerenoveert. In kennisse van mij (getekend) G.C.Iken schout en secretaris (getekend) Cornelis Kaandorp (getekend) Louris Reijniersz Groot (getekend) Klaas Jacobsz Decker Schout en Schepenen der heerlijkheijd Heijloo en Oesdom, gehoort hebbende de menigvuldige klagten van eenige herbergiers, dat sommige inwoon- ders, sig niet ontsien om aan passagiers en ande- ren, logies en huijsvestinge geven, en deselve te schenken als off het meede herbergiers waaren 't welke is strekkende (niet alleen) tot groote nadeel, van onse herbergiers, maar ook tot nadeel van 't gemeeneland, en strijdig teegens alle regten en geregtigheijd, en dier halven daar in willen voorsien, soo keuren en ordonneeren, gelijk wij keuren en ordonneeren bij deesen, dat nimant van onse inwoonders, wi 't ook soude moogen weesen, 't sij benagt ofte bedaage, eenige loogies ofte huijs vestinge te geeven off drank te verkoopen, onder wat pretext tot ook soude mooge weesen, (op peene) dat wie bevonden sal worden contrarie gedaan te hebben, te elke reijs verbeuren voor ieder persoon, twee en veertig Kennemer schellings ten profijt van den schout alhier. Aldus gepubliceert van den raathuijse alhier, en geaffigeert op den 4 october 1757 ter ordonn(antie) van regenten voorn(oem)t. Mij present (getekend) W(ille)m Laarman Schout en schepenen der heerlijkheijd Heijloo en Oesdom, keuren en ordonneren, gelijk wij keuren en ordonneeren b- deesen, dat alle de geene die een huijs off huijsen ofte landerijen hebben gekogt staande en gelegen onder voorsz(eide) heerlijkheijd, zeedert den jaare 1750 werden versogt, en wel uijt- drukkelijk, naar de eerste en laaste maal gewaarschout, om uijterlijk binnen een maand na dato deeses, haar agterstallige verpondinge te koomen betaalen en op- suijveren aan den verponding gaarder deeser heerlijkheijd, en soo vervolgens die gekogt hebben en nog mogten koopen, uijterlijk voor den 10 deesember, alle jaar waar van den verponding gaarder off gaarders deeser heerlijkheijd nette register sal moete houden van die geene die betaalt hebben op gemelte tijdt en die niet betaalt hebben, en deselv(e) register alle jaar op den 12 desem(ber) aan de regenten voorn(oem)t over te leeveren en bij manquiment van dien, dat men 't van den verponding gaarder off gaarders sal eijschen als off 't ontfangen waar, om daar door die geene, die in 't voorsz(eide) geijste nalatig sijn gebleven, volgens hooge ordre van haar Ed(ele) Mog(endheden) de heeren Gecommittteerde Raaden van dit quartier, zonder verder te waarschouwen, die voorn(oemde) de huijsen en landen aanstonds te doen executeeren, ja selff tot in haar gereetste goederen, tot dat alles is voldaan. Aldus gepubliceert van 't raathuijs alhier en geaffigeert op den 4 october 1757 per ordre van regenten voorn(oem)t mij present (getekend) W(ille)m Laarman Wij schout en schepenen der heerlijkheijd Heijloo en Oesdom, onder vonden hebbende dat onse in- en opgesetenen sig niet hebben ontsien om eenige persoonen in de kost te neemen en huijs vestt(ing) geeven, sonder te weeten waar deselve persoonen vandaan koome, en alsoo sulks is strijdende tegens alle regt en geregtig heeden, daarom keuren en ordonneeren, gelijk wij keuren en ordonneeren bij deesen, dat niemant, wie hij sij van onse ingesetenen, na dato deeses niemant in haare huijsen te mogen neemen 't sij in de kost ofte te slaapen leggen, niet langer dan een nagt, en dan aanstonds kennis moeten geeven aan den schout en schepenen voorszeid, wie dat sij sijn, en waar vandaan sij koomen, en off deselve wel een sertificate en borgtogt hebben, en die bevonden werden van onse ingeseten contrarie gedaan te hebben, sullen vervallen in een boete van ses Carolie guldens, waar van een/3 sal sijn voor de schout alhier, en een/3 voor den armen alhier, en een/3 voor den aanbrenger en sal des aanbrengers naam (des begeerende) werden gesecreteert. Aldus gepubliceert van 't raathuijs alhier en geaffigeert op den 14 octo(ber) 1759 bij mij secretaris (getekend) W(ille)m Laarman Schout en schepenen der heerlijkheijd Heijloo en Oesdom, onder vonden hebbende dat eenige quaat doenders sig niet hebben ontsien om loot uijt de kerke gooten en van de huijsen te steelen, als meede eenige dam houten, planken, erterijsen en boonestokken, en verder de bossen te renueeren, soo versoeken schout en schepenen voornoemt, dien sulke daaden ofte daaders weet aan te wijsen, met bewijs daar bij, sal een drie gulden tot een vereering hebben en sal des aanbrengers naam (des begeerende) werden gesecreteert. Aldus gepubliceert van 't raathu-s van Heijloo en geaffigeert op den 14 october 1759. Ter ordonnantie van regenten voorn(oem)t. Mij present (getekend) W(ille)m Laarman secretaris Wij schout en schepenen der heerlijkheijd Heijloo en Oesdom, met approbatie van den Hoog Ed(ele) heer van Heijloo en Oesdom, keuren en ordonneeren, gelijk wij keuren en ordonneeren bij deesen, om redenen alsoo ondervonden hebben 't gevaar, dat den eene burger den ander soude aan doen, om dat voor twee jaar een wagen met hoij door een tabaks pijpe in de brant is geraakt, op 't noort west van Heijloo, en nu onlangs alhier in de Kerkbuurt een huijs door te branden van stroo in brant is geraakt, en alsoo 't gevaar van sulks te doen voor te koom(en) dat nu voortaan, de burgers en inwoonders der heerlijkheijd voornoemt geen stroo in hunne huijsen off inwooninge meer te stoken en verbranden, ook met geen pijpen te rooken op hunne dorschen, ook niet te rooken bij 't inrijden van 't hoij en saat, alsmede in 't geheel geen vuur te stooken daar geen schoorsteen en haarstede is, alles op een boete van drie guldens die contrarie doet, waar van de een derde sal koomen aan de armen deser heerlijkheijd, en een derde voor den aanbrenger, en een derde voor de schout alhier, en de boete sal aanstonds moeten werden betaalt. Aldus gepubliceert van 't raathuijs alhier en geaffi- geert op den 22 Jann(uari) 1760 Ter ord(onnantie) van regenten voorn(oem)t. Mij present (getekend) W(ille)m Laarman Wij schout en schepenen der heerlijkheijd Heijloo en Oesdom, met approbatie van den Hoog Ed(ele) heer van Heijloo en Oesdom, keuren en ordonneeren bij deesen om reedenen dat wij binnen drie jaar 't ongeluk van brant gehad hebben, (en ondervonden) in de droevige omstandigheijd, dat wij brave en getrouwe burger in dat werk hebben bevonden, dog daar en tegen ontrouwe ingesetenen die na sulke droevige omstandig heijd niet om en sagen, en sommige die nog al quamen, geen hand aan 't werk sloegen, en daarom hebben wij 't niet ondienstig geagt, om aldus te moeten ordonneere, verhoopende dat de groote Godt ons voor brant verder wil bewaaren, dog soo wij 't wederom moeten ondergaan, dat den schout en schepenen van Heijloo en Oesdom, gouw als sij 't hooren daar present moeten sijn, op de boete als sij daar niet sijn, de sal verbeuren twee guldens, en ieder schepenen een gulden, en dat alle ingesetenen van Heijloo en Oesdom uijt ieder huijs een persoon met een water emmer moeten koome daar de brant dan is, en niet koomende sullen ze mede verbeuren ieder persoon tien stuijvers, en die niet met de branthaak koomen ok tien stuijvers, 't geene aan stonds sal koomen ten profijte van den armen alhier, off sij sullen (dit begeerende) onder ede moeten verklaaren dat sij van dat ongeluk doen niet hebben geweeten, dat alsdan die geene van voorsz(eide) boete vrij sullen sijn, en die met de eerste branthaak daarbij koomt, sal een gulden tot present hebben, daarome moeten de de geene die bij de brant koomen, moeten als de brant gedaan is staan blijven om deselve op te schrijven, om soo te kunnen na gaan wi dat er niet geweest is. Aldus gepubliceert van 't raathuijs van Heijloo op den 22 Jannuari 1760 ter ord(onantie) van regent(en) voorn(oem)t. Mij present (getekend) W(ille)m Laarman secret(aris) An de ed(el) agtbare geregte der heerlijkheijd Heijloo en Oesdom. Geeft reverentelijk te kennen, Wilhelmus Laarman, Schout der heerlijkheijd Heijloo en Oesdom voornoemt, hoe dat bij de respective keuren deeser heerlijk- heijd van tijdt tot tijdt tot welsijn deeser plaats geëmaneert seer veel, ja ontelbaare articulen gevonden werden, waar bij sekere boetens en penaliteijten werden gestelt tegens de overtreders van dien maar dat 't geene sijn aanmerkinge verdient de applicatie van dien daar uijt is gelaten schoon dat den suppliant, daar bij wert geinjun- geert de selve keuren te executeeren, en gelijk sijn ampt als schout en dijkgraaff deeser plaats ook meede brengt om die te doen op serveeren, dat hij suppliant over sulks dan vigileerde omme kragtens dien elk tot sijn pligt te brengen, en daar tot behoorlijk zijn devoir aan wendende wel regtmatig altoos heeft geconludeert, dat de voorsz(eide) poene en boetens ter sijnen faveure alleen quame te vervallen, te meer om dat de voorsz(eide) wat sulks expressis verbis aan andere niet koomt toe te voegen Edog om dat in derteijdt door hem supp(lian)t hier uijt eenige calangie werdende gedaan, en vervolgens sijn actie geinstitueert geen de minste bedenkelijheijd mogte vallen, soo was de supp(lian)t te rade geworden omme daar over alvoorens, hem te addresseere aan dees ed(el) agtbare geregte gelijk hij is doende b- deesen, en te versoeken, soo als hij mits deesen koomt te doen, dat alle de voorsz(eide) articulen in 't keurboek deeser heerlijkheijd vermelt ten sijne suppliants behoeve alleen mooge worden geinterpreteert en consequentelijk tot wegneminge van alle cavillatien off die muliten etc(etera) alleen anders ten behoeve van den suppl(ian)t wel vervalle ten sijne suppl(ian)ts faveure alleen geëxpliceert mits- gaaders dat sulks in margine deeses niet alleen mag werden geappointeert, maar ook in 't voorn(oemde) keurboek geannoteert, en vervolgens ter bequamen teijdt alhier den volke gepubliceert. 't welke doende (getekend) W(ille)m Laarman Aldus geregistreert op den 14 october 1760 In kennis van mij (getekend) Willem Laarman In apostile: Schepenen der heerlijkheijd Heijloo en Oesdom gesien en geëxamineert hebbende, de nevensta(a)nd request ende gelet op 't versoek, daar bij gedaan, interpretere de articulen in het keurboek deeser heerlijkheijd, vermelt ten behoeve van den supp(lian)t en qualificeere deselve omme de boeten (voor soo verre tot nog toe niets anders is gedisponeert) ten sijne behoeve te appliceere, mits gaders deese request en appointement in 't keurboek te registrere, en vervolgens ter bequamerteijd alhier den volke te publiceere Actum den 14 october 1760 in juditio der voorsz(eide) heerlijk- heijd, in kennis van mij president van 't voorn(oemde) collegie. (was getekent)Willem Kant

Collectie
  • Archieven Alkmaar
Type
  • Archief
Identificatienummer van Regionaal Archief Alkmaar
  • 68ea5c34e85e3b3aa7a1d10dab5e541a
Disclaimer over kwetsend taalgebruik

Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer

Ontvang onze nieuwsbrief
Tweewekelijks geven we je een overzicht van de meest interessante en relevante onderwerpen, artikelen en bronnen van dit moment.
Ministerie van volksgezondheid, welzijn en sportVFonds
Contact

Vijzelstraat 32
1017 HL Amsterdam

info@oorlogsbronnen.nlPers en media
Deze website is bekroond met:Deze website is bekroond met 3 DIA awardsDeze website is bekroond met 4 Lovie awards