Archief van de Grootdammerpolder
Bereik en inhoud Oorspronkelijke inleidingen en bijlagen De Grootdammerpolder tot de reglementering van 1866 De Grootdammerpolder is gelegen in de gemeente Schoorl, welke vroeger een onderdeel vormde van het baljuwschap van Kennemerland. Schoorl grensde in de middeleeuwen ten oosten aan de Rekere, een meanderende zeearm. In de 13e eeuw begon men met het leggen van dijken langs deze oever. De Rekere werd in 1264 bij de uitgang naar de Zuiderzee afgedamd. Hierdoor kwam meteen een aansluiting tot stand tussen de Schoorlse Zeedijk en de Westfriese Omringdijk bij Krabbendam. Dat de waterbeheersing in het achter de Schoorlse Zeedijk gelegen gebied problematisch was blijkt duidelijk uit een privilege van Filips van Bourgondië uit 1438. Hierin stond hij de ingelanden van Schoorl, Groet en Kamp toe in de Schoorlse Zeedijk een sluis te leggen. Voor de waterlozing mocht verder desnoods van windkracht gebruik worden gemaakt. .. Westenberg (J.), Kennemer dijkgeschiedenis (Amsterdam, Londen 1974) pp. 59, 60, figuren 15-20. Wanneer de polders rond Schoorl en Groet precies gestalte hebben gekregen, is niet bekend. In ieder geval was de streek reeds in 1250 door het leggen van allerlei dijkjes langs de Rekere al min of meer in aparte waterstaatkundige eenheden verdeeld. Zekerheid over het bestaan van de Grootdammerpolder hebben we pas in 1635. In dat jaar sloten de "molenmeesteren van het grootedammer molenvelt" namelijk een overeenkomst met de bierbrouwers in Alkmaar over de brouwwaterwinning, waarover hieronder meer. .. Archief Grootdammerpolder inv. nr. 17. Op de bekende kaart van J.J. Dou van het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen uit 1680 vinden we de polder niet met zoveel woorden terug. Dou tekende echter wel de poldermolen op zijn kaart aan. In de banne Schoorl lag het recht van keur en schouw vanouds bij de plaatselijke schout en schepenen. Zij traden dus op als dijkgraaf en heemraden. Het in 1456 door Filips de Goede bekrachtigde Kennemerrecht bepaalde nog eens nadrukkelijk dat: "...onsen schout ende schepenen, van onsen dorpen in Kennemerlandt ende Kennemer-gevolgh, mitten genen die zij daer toe nemen zullen, ende anders niemant, keuren ende schouwen sullen moghen, elck in zijnen ban, alle sluysen, sluys-tochten, wateringen, dijcken, dammen, innewegen ende uytwegen...gelijck dat van oudts gewoonlijck is...". .. Lams (W.G.), Het groot previlegie en hantvest boeck van Kennemerlandt en Kennemer-gevolgh (Amsterdam 1664) p. 60, vgl. met Vries Az. (G. de), Het dijks- en molenbestuur in Hollands's Noorderkwartier onder de grafelijke regeering en gedurende de Republiek (Amsterdam 1876) p. 16. De Schoorlse regenten regelden ook het onderhoud van alle beken en wateringen in de oningepolderde landen en van de tussen de verschillende polders lopende wateringen waardoor het duinwater werd afgevoerd. Ook behoorde het beplanten van de binnenduinen tot hun taak. In de 19e eeuw stond het gemeentebestuur in deze hoedanigheid bekend als het Ingelandsbestuur onder Schoorl c.a. .. Vries Az. (G. de), De zeeweringen en waterschappen van Noord-Holland (Haarlem 1864) pp. 249, 250; Notulen van het verhandelde in de najaars-vergadering der Provinciale Staten, 7, 9 en 10-11-1865, bijlage N. Iedere polder afzonderlijk kende daarnaast een eigen bestuur voor de specifieke polderzaken bestaande uit enkele molenmeesters. De Grootdammerpolder blijkt volgens het hierboven genoemde accoord uit 1635 drie van dergelijke molenmeesters te hebben. In de 18e eeuw dreven zij samen met de dijkgraaf de schouw. De schepenen als heemraden vinden we bij deze taak niet terug in de Grootdammerpolder. Opvallend is ook dat in de Franse tijd de nieuwe schout en secretaris Van Vladeracken keurig aan de polder verzocht zijn overleden voorganger als dijkgraaf te mogen opvolgen. .. Archief Grootdammerpolder inv. nr. 11, speciaal 3-2-1808. Het oude Kennemerrecht was kennelijk tegen deze tijd geheel in de vergetelheid geraakt. De molenmeesters legden jaarlijks in februari op het raadhuis van Schoorl verantwoording van hun financieel beheer. Na afloop van de rekening werden er meteen nieuwe molenmeesters voor het komende jaar benoemd en beslisten de ingelanden over de belangrijke polderzaken. Een en ander werd vanouds beklonken met een glas bier. In 1807 stapte men echter over op koffie met koek. .. Ibidem, speciaal de rekening gedaan op 18-2-1807. Een zaak die regelmatig om aandacht van de poldermeesters vroeg, was de brouwwaterwinning door de Alkmaarse bierbrouwers. Zij betrokken dit water uit de Catrijpermoor, een door de polder lopende sloot waardoor schoon en zoet duinwater werd afgevoerd. In het accoord van 1635 stonden de molenmeesters als vanouds het aftappen van dit water door de gezamenlijke bierbrouwers toe. Zij beloofden verder dat de polder bij droogte geen water uit de Moor zou betrekken. De brouwers namen van hun kant het onderhoud van de benodigde duikers en waterbakken op zich. Die bakken konden bij droogte door de poldermolen vol gemalen worden. In de 18e eeuw betaalden de brouwers hiervoor aan de molenaar een vergoeding van 10 gulden per jaar. .. Ibidem inv. nr. 17, vgl. met OA Schoorl inv. nr. 29 en Stadsarchief Alkmaar voor 1815 inv. nr. 1971. Het contract tussen de polder en de brouwers werd in 1757 beëindigd omdat de brouwers het water niet meer nodig hadden. In 1769 sloten de bierbrouwers een nieuw contract over het winnen van water, nu aan het einde van de Damweg tegenover Schoorldam, met de heer en regenten van Schoorl. De polder had hier niets mee te maken. Wel bepaalde de nieuwe overeenkomst dat de vergoeding aan de molenaar als vanouds zou worden doorbetaald. .. Archief Grootdammerpolder inv. nr. 11, 2-2-1758; OA Schoorl inv. nrs. 29 en 112; Stadsarchief Alkmaar voor 1815 inv. nr. 1971, zie voor het verdere verloop van de waterwinning ook archief brouwersvereniging Alkmaar inv. nr. 59. De oude molen was in 1805 aan vervanging toe. Tijdens de rekening van dat jaar besloten de ingelanden een nieuwe achtkante watermolen te laten bouwen en wel door Pieter Nomensz., een molenmaker uit Burgerbrug in de Zijpe. Hij moest wel alles wat nog geschikt was uit de oude molen opnieuw gebruiken. Ter financiering van de molenbouw sloot de polder een leningen af. De kosten van de nieuwe molen beliepen in totaal 5229:9:8. .. Archief Grootdammerpolder inv. nr. 11, 7-2-1805, 20-2-1806. Het scheprad in de molen werd in 1884 door een vijzel vervangen, kosten 3200,-, zie secretarie-archief Schoorl inv. nr. 87 nr. 248 (21-11-1884). Aan de hierboven beschreven bestuurlijke toestand kwam pas in het derde kwart van de 19e eeuw echt verandering. In 1865 kwamen Gedeputeerde Staten (G.S.) met een Bijzonder Reglement van Bestuur voor de polders onder Schoorl. Dit reglement maakte een einde aan iedere bemoeienis van het gemeentebestuur. In de volgende paragraaf zullen we de achtergronden van de reglementering, de veranderingen die deze bracht en de verdere geschiedenis van de polder tot zijn opheffing nader bekijken. Tussen reglementering en opheffing (1866-1967) De eerste stappen naar de reglementering van de polders -inclusief de Grootdammerpolder- in de gemeente Schoorl werden gezet in 1862. In maart van dat jaar besprak het gemeentebestuur een brief van GS waarin enige vragen werden gesteld in verband met de reglementering van de polders. Deze brief werd aan de secretaris van het hiervoor genoemde Ingelandsbestuur onder Schoorl c.a. doorgegeven. .. Secretarie-archief Schoorl inv. nr. 4, 5-3-1862. In 1865 hadden GS een ontwerp-reglement gereed. Zij handhaafden het Ingelandsbestuur als zelfstandig waterschap in de vorm van de Vereniging van Polders en Oningepolderde Landen onder Schoorl en Petten. De Grootdammerpolder maakte deel van deze Vereniging uit. Op het ontwerp kwamen diverse bezwaarschriften binnen. De verwerking daarvan nam enige tijd in beslag. In hun vergadering van 5 juli 1866 stelden Provinciale Staten het Bijzonder Reglement van Bestuur voor de Vereeniging van Polders en Oningepolderde Landen onder Schoorl en Petten vast. Het werd op 21 november 1866 in het Provinciaal Blad afgekondigd. .. De Vries, 2e druk (Haarlem 1894), bewerkt door J.W.M. Schörer p. 360; Notulen van het verhandelde in de zomer-vergadering en in de buitengewone vergadering van Provinciale Staten, 3, 5 en 6 juli 1866; Provinciaal Blad 1866 nr. 219. Het Bijzonder Reglement bepaalde dat de Vereniging bestond uit vier polders waaronder de Grootdammerpolder. Er was een algemeen bestuur voor de Vereniging en een afzonderlijk bestuur voor iedere polder. Dat van de Grootdammerpolder bestond uit drie poldermeesters, te verkiezen door de stemgerechtigde ingelanden. Deze poldermeesters hadden het beheer van de specifieke polderwerken in handen. .. Provinciaal Blad 1866 nr. 219. Het algemeen bestuur van de Vereniging had als voorheen het Ingelandsbestuur de zorg voor de gemeenschappelijke waterlopen, bruggen, duikers, wegen en de helmbeplanting. Dit bestuur bestond uit de voorzittende poldermeesters van de vier polders met toevoeging van twee leden gekozen door de stemgerechtigde ingelanden van de niet-ingepolderde landen. Deze zes kozen uit hun midden weer een dagelijks bestuur van drie leden. De kosten van de Vereniging werden bunder-bundersgelijk -naar evenredigheid van grondbezit- over de landerijen omgeslagen. De particuliere kosten van iedere polder werden insgelijks omgeslagen, maar dan natuurlijk alleen over de betreffende polder. .. Ibidem. De vanaf 1897 bewaard gebleven notulen van de bestuursvergaderingen van de Grootdammerpolder leveren een rustig en kalm beeld op. Buiten het gewone patroon van rekening, schouw en verkiezing van molenmeesters valt het in mei 1912 genomen besluit tot verharding van de belangrijkste polderwegen met puin en grint. Hiertoe werd een lening van 3.600,- afgesloten. .. Archief Grootdammerpolder inv. nr. 2, 31-5-1912. In de jaren twintig volgde de vervanging van de molen door een electrisch gemaal. In juni 1925 werd er geklaagd over wateroverlast. De voorzitter antwoordde dat hieraan door de ongelijke ligging van bepaalde percelen niet veel aan te doen viel. Enige ingelanden dienden daarop een verzoek in om op electrische bemaling over te stappen "...omrede de oude watermolen volgens hun niet in staat was ons de zekerheid te geven, op tijd ons overtollig water kwijt te zijn" . .. Ibidem, 5-6-1925, 3-6-1926 (citaat). Het bestuur legde vervolgens contact met enige leveranciers, die tijdens een vergadering van de ingelanden van juni 1926 uitgebreid de voordelen van een dergelijke bemaling uitlegden. Men besloot tenslotte tot de aankoop van een met een vijzel uitgerust electrisch gemaal. De levering werd opgedragen aan de N.V. Alum. Machinehandel Sneek. In december 1927 benoemde het bestuur D. Brommer tot machinist. .. Ibidem, 3-6-1926, 22-12-1927. Onder de sollicitanten bevond zich ook de poldermeester D. Swaan. Men kon het eerst niet eens worden over de keuze, waarna een loting uitkomst moest brengen. Brommer was de gelukkige, waarna de teleurgestelde Swaan de secretaris er van beschuldigde de lootjes te hebben gemerkt door middel van kreuken. Brommer werd echter toch benoemd. Swaan klaagde vervolgens over de slechte samenwerking in het bestuur. De boze secretaris merkte op zijn beurt op dat Swaan zelf hier de oorzaak van was "...omdat niet altijd Swaan zijn haan kan koning kraaien" . Ondanks deze vervelende episode bleef D. Swaan tot 1955, toen hij de 70-jarige leeftijd bereikte, de polder als bestuurslid dienen (ibidem, 20-12-1955). Brommer bleef insgelijks tot 1963 machinist en werd opgevolgd door zijn zoon (ibidem, 1-5-1963, 3-4-1964). Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd op last van de bezetter in de polder een tankgracht aangelegd. Deze gracht verstoorde de waterhuishouding van de polder belangrijk. Bepaalde percelen werden verder onbereikbaar. Met kunst en vliegwerk wist het bestuur in overleg met de ingelanden toch nog een oplossing voor deze problemen te vinden. Reeds in april 1945, nog voor de bevrijding, besprak het bestuur de aanleg van dammen in de tankgracht om de verbindingen te herstellen. .. Ibidem, 27-4-1944, 13-4-1945. Na de bevrijding keerde de vooroorlogse rust in de polder terug. Wel kreeg het bestuur te maken met de aanleg van een nieuwe weg in de polder en riolen naar de waterzuiveringsinstallatie van de gemeente Schoorl. Deze maakte een einde aan de klachten van vooral ingelanden in de aangrenzende Aagtdorperpolder over watervervuiling. .. Ibidem inv. nrs. 19 en 20. In het voorjaar van 1966 kwamen polderbestuur en ingelanden voor het laatst in vergadering bijeen om de fusie van de polder met de Vereniging van Polders en Oningepolderde Landen, de Groeterpolder, de Aagtdorperpolder en de Verenigde Harger- en Pettemerpolder te bespreken. Hoewel de fusie met twee stemmen voor en drie tegen werd verworpen, ging deze toch door. Op 1 maart 1967 ging de polder samen met de zojuist genoemde andere polders op in het nieuwe Waterschap Schoorl. .. Ibidem inv. nr. 11, voorjaar 1966; Provinciaal Blad 1967 nrs. 15 en 16. Archief en inventarisatie Over de lotgevallen van het archief is maar weinig bekend. In ieder geval stelde de secretaris, de heer Duin, in 1930 aan het bestuur voor een brandkast aan te schaffen "...voor de opberging van waardevolle stukken" . Hij was tevens secretaris van andere polders en de kosten konden met die polders worden gedeeld. Het bestuur keurde dit voorstel goed. Bij het afscheid van Duin in 1965 werd de brandkast aan hem cadeau gedaan. .. Ibidem inv. nr. 2, 29-1-1930 en 4-6-1965. Na de opheffing van de polder ging het archief door naar het nieuwe Waterschap Schoorl. Dit Waterschap ging op zijn beurt in 1977 op in het Waterschap Het Lange Rond. De archivalia van het Waterschap Schoorl en zijn rechtsvoorgangers werden vervolgens overgebracht naar het voormalige Gemeente-archief Alkmaar. Gemeente-archivaris W.A. Fasel stelde medio 1980 een magazijnlijst van onder andere het archief van de Grootdammerpolder op. Deze lijst vormde het uitgangspunt voor de voorliggende definitieve inventarisatie. Het archief werd voorts gecompleteerd met in het oud-archief van de gemeente Schoorl en het secretarie-archief van de voormalige gemeente Groet aangetroffen polderrekeningen en enige andere bescheiden. .. Het gaat om (gedeelten van) de inv. nrs. 11-15 en 21. Deze waren door de inventarisatoren van de genoemde archieven, respectievelijk F.E. Gibbes en G. van Es, reeds apart geplaatst. De serie rekeningen werd insgelijks aangevuld met door de provincie afgestane rekeningen welke aldaar voor vernietiging in aanmerking kwamen. Tenslotte vond schoning van het archief plaats aan de hand van de vigerende selectielijsten. .. Het betreft de Lijst van voor vernietiging in aanmerking komende bescheiden uit de archieven van waterschappen dagtekenende van ná 1850, bij beschikking van de Minister van WVC geldig verklaard voor bescheiden tot en met 1935, en de Lijst van voor vernietiging/bewaring in aanmerking komende archiefbescheiden van waterschappen van na 1935. De lengte van het archiefje kon hierdoor met ongeveer 1 cm tot 35 cm worden teruggebracht. Het archief is openbaar, met uitzondering van enkele stukken waarvoor een openbaarheidsbeperking van 75 jaar geldt.
- Archieven Alkmaar
- Archief
- a7988a495c6b33cba2a2c0263d7f2d0f
- Waterschappen & Polders
- polders
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer