Ga direct naar: Hoofdnavigatie
Ga direct naar: Inhoud
Alle bronnen

Waterschap Broek en Rooland, 1674-1959

1674 - 1959

Inleiding De Roolandpolder is gevormd uit de aanwinsten of gorzen, ontstaan langs de Vosvliet. De polder bevindt zich nog wel op het grondgebied van de gemeente Tholen maar maakt thans geen deel meer uit van het waterschap "De Vrije Polders onder Tholen". De grondgesteldheid toont aan, dat aan de ontginning van de polder werd begonnen voordat er kon worden gesproken van een "rijp" schor. Slechts langs de voormalige zeedijken van de westelijke kust der polders van Poortvliet werden rijp geworden schorren ontgonnen. De tijd der bedijking van het Rooland is niet precies bekend, maar aangezien de schorregronden tegen de Bartelmeetpolder zijn aangewonnen moet het Rooland later dan eerstgenoemde polder zijn ontstaan, terwijl uit de aandijking van Oud-Vossemeer valt af te leiden, dat het Rooland weer iets ouder is dan eerstgenoemd gebied. Zo mag worden verondersteld, dat de indijking tussen de jaren 1325 en 1411 kan hebben plaats gehad. In het Grafelijk Commissie- of Beveelboek H.J. Scheffer, Grafelijke of Commissie (Beveelboeken), Deel I, blz. 36. lezen wij: "Op 4 januari 1398 beveling van 't Schoutambacht van den Nieuwenlande 3 jaer lang op Foyer Jansz, alsoo groot ende alsoo cleyn alst ons neven van Blois plach te wesen ende ons van hem aengecomen is". Het betreft hier de aanwijzing van een schout voor een dijkage, welke bestond, dan wel in wording was en waarvan, in het laatste geval slechts de grond, door het overlijden van Guy van Blois in 1397 aan de Grafelijkheid gekomen was. Bestond de polder dus geheel volmaakt in 1397 zo is de bedijking alreeds onder Guy van Blois uitgevoerd. Is de polder in dit jaar echter nog in een fase van zijn ontstaan en is op zijn best de bedijking zo ongeveer tot stand gekomen terwijl nog tal van belangrijke zaken hun beslag moeten krijgen, dan is de aanstelling van een schout gemakkelijk te verklaren. Om de te ontginnen gronden aan het geweld van de zee te onttrekken diende een dijk van 2800 m lengte te worden opgeworpen. De dijk ving aan bij de waterkering van de Bartelmeetpolder en eindigde aan de dijk van Vijftienhonderdgemeten. De Roolandpolder heeft niet altijd deze naam gedragen. In 1415, wanneer Graaf Willem VI van Beieren de tiendrechten van Rooland verkoopt, wordt het door hem als het Nieuwe- of St. Joosland benoemd. Ook komt de benaming Roobollepolder voor. De Vosvliet en Mare waarlangs de polder gelegen was, waren door hun ondiepten verraderlijk als vaarwater. Ter aanduiding hiervan had men bolbakens geplaatst in het water, dat hier als Roode of Reede de oude benamingen Vosvliet en Mare placht te vervangen. In de polderdijk zijn drie doorbraken ontstaan, waarvan de oudste van voor 1411 dagtekenen moet. Minder oud is de weel in de noordelijke dijk, veroorzaakt door de vloed van 26 januari 1682. Overigens is er over het dijkwezen van deze polder niets bekend. In de eerste tijd van zijn bestaan voerde de polder het binnenwater af door een zeesluis in de dijk, later de scheiding vormend tussen het Rooland en de Broek. Buitendijks vond het water door de schorkreken een uitweg. Overigens had men aanhoudend met verzanding te doen en door voortdurende toeneming van aanwas geraakte de zeesluis steeds meer in onbruikbare staat. Wel ontstond verbetering door de bedijking van de Broekpolder vanwege de met deze dijkage gemeenschappelijk verkregen suatie, maar deze verbetering was niet van lange duur, omdat het verloop der voor de afvloeiing bestemde killen of waterwegen dermate toenam, dat van een behoorlijke waterlozing geen sprake meer kon zijn en het polderland welhaast voortdurend onderliep. De zeesluis, gelegen bij de hofstede "de Crabbe", in 1561 nog vernieuwd, kon ternauwernood in werking blijven en ondanks de aanleg van kostbare spuiwerken verbeterde de toestand niet noemenswaard. Tenslotte werd aan het waterschap Tholen een lozing op zijn polders verzocht, welk verzoek tot resultaat had dat onder goedkeuring van belanghebbenden op 28 april 1670 een overeenkomst tot waterlozing tot stand kwam A. Hollestelle, Geschied- en waterkundige beschrijving van de waterschappen en polders in het eiland Tholen, blz. 535-536. . Het resultaat van een en ander was echter dermate onbevredigend, dat in 1683 een suatie op de Hikkepolder werd toegestaan, vastgelegd in een contract d.d. 19 juni 1684, terwijl een recognitie van £ 8, 6 st, 8 gr. per jaar diende te worden betaald A. Hollestelle, Geschied- en waterkundige beschrijving van de waterschappen en polders in het eiland Tholen, blz. 535-536. . Maar ook deze oplossing bleek niet afdoende en van blijvende aard. De meerderheid der ingelanden verlangde tenslotte een waterlozing op Poortvliet, welke dan in 1699 een feit werd. De duiker voor de lozing op de Hikkepolder werd opgegraven en overgebracht naar de Kadijk. De waterlozing op Poortvliet werd verkregen door gemetsgewijze bijdragen in de kosten wegens vernieuwing en verdieping van de Poortvlietse sluis, aangevuld met een jaarlijkse bijdrage van £ 25 Vlaams. In 1900 kwam een pompgemaal voor de poldersuatie tot stand en werd voor de afwatering ook nog een stenen duiker gebouwd. Spoedig bleek het pompgemaal echter onvoldoende om de waterstand naar genoegen te regelen. Zo werd in 1903 besloten om, met behoud van het gemaal in de Broekse dijk, een stenen duiker te bouwen op houten fundering, voorzien van vleugelmuren en beschoeiingen. Reeds in 1906 werkte het gemaal niet meer; de afwatering had in hoofdzaak plaats gehad door de in 1903 gebouwde stenen duiker. De machine van het gemaal werd verkocht en de dijk in de oorspronkelijke toestand teruggebracht. Tegen de noordelijke zeedijk van het Rooland is de Broekpolder gevormd, geworden uit gorzen in en langs de Vosvliet, op- en aanwassen, welke alle eens deel uitmaakten van de Vriezendijkse moeren. De bedijking kwam betrekkelijk vroeg tot stand, wat blijkt uit de ingepolderde grond, welke zich weinig boven het peil van de winterwaterstand verheft. Wanneer de gronden van de Broekpolder aan de zee werden onttrokken, is niet precies vast te stellen en ofschoon de dijkage reeds als het "Nieuweland dat men heet den Broeck" in 1415 wordt aangeduid, kan de tijd van zijn ontstaan niet dan bij benadering worden vastgesteld. De bodemgesteldheid maakt echter aannemelijk dat de polder kort na de bedijking van Rooland, dus op het einde van de 14de of het begin van de 15de eeuw moet zijn aangewonnen. In het Grafelijk Commissie- of Beveelboek H.J. Scheffer, Grafelijke Commissie (Beveelboeken), Deel I, blz. 39 en 64. lezen wij op 12 januari 1398 hoe Claes Kervinc van Reymerswale belast wordt met het rentmeesterschap van alle goederen, door het overlijden van de Graaf van Blois wederom aan de Grafelijkheid van Zeeland teruggekomen terwijl dezelfde Claes Kervinc, blijkens het Grafelijk Beveelboek op 31 januari 1400 door Hertog Albrecht van Beieren ook wordt benoemd tot Baljuw en belast met de bedijking van "Nieuwland", voor welk ondernemen hij ook bevoegde bestuurslieden moest aanstellen. In aanmerking nemend de alstoen bestaande of in uitvoering zijnde bedijkingen, is onder het hier aangeduide "Nieuwland" wel niet anders dan de Broekpolder te verstaan. Men mag dus aannemen, dat de Broekpolder tussen 1400 en 1404 moet zijn bedijkt, omdat op 12 april 1404 Guy de Bastaard van Blois tot Baljuw van Tolen is aangesteld. De inpoldering had plaats door het aanleggen van een dijk langs de Vosvliet en het Maarloo. De dijk vangt aan bij de watering van Poortvliet en sluit aan op de dijk van het Rooland. Hij was 3025 m lang. In de overstromingen van het Rooland heeft de dijkage van de Broekpolder in ernstige mate gedeeld want sedert het ontstaan van de z.g. "Catteweel", een gevolg van de vloed van 26 januari 1682, lag het gebied van de Broekpolder niet meer voldoende van de achtergelegen Roolandpolder gescheiden. Maar omgekeerd ondervond evenzeer de Roolandpolder van het Broekland overlast. In het bijzonder de jaren 1671 en 1682, toen beide polders jammerlijk onderliepen dienen te worden vermeld. Het was voor de Broekpolder van groot belang, dat de dijkage van de Hikkepolder na de vreselijke stormramp van 26 januari 1682, welke vrijwel het gehele dijkgestel vernietigde, zich er toe zette met vereende krachten en door het opbrengen van enorme lasten zijn waterwerken weer in goede staat te brengen. Hierdoor werd ook voor de Broekpolder de veiligheid zeer bevorderd. In welke verhouding de dijkages Rooland en Broek tot het waterschap de Vrije Polders onder Tolen eigenlijk nog stonden is moeilijk te omschrijven. Het valt aan te nemen dat aanvankelijk, toen het Schependom van Tolen nog een grote macht over het waterschap der Vrije Polders uitoefende, die van Broek en Rooland in menig opzicht nauwer met genoemd waterschap verbonden zijn geweest dan later het geval was. In elke ramp toch, die het waterschap trof droegen beide polders bij en zelfs werden er voor de oeverwerken van Schakerloo en Vijftienhonderdgemeten in de dijkages van Broek en het Rooland dijkgeschoten geheven. Eerst later werden de eigen huishoudelijke zaken van de twee polders meer en meer buiten het waterschap van de Vrije polders om geregeld. Van lieverlede nam die onafhankelijke houding in kracht toe en zonderde men zich dermate van de overige dijkages af, dat tenslotte alleen in bestuurlijke zaken het dijkbestuur van de Vrije polders onder Tholen als hoogste autoriteit werd erkend. Maar tenslotte werd ook deze laatste band verbroken en kreeg het waterschap Broek- en Rooland een volkomen zelfstandig bestuur. Wat betreft de hierna volgende inventarisbeschrijving valt het op dat zovele bescheiden, waarvan men de aanwezigheid redelijkerwijze zou mogen verwachten, ontbreken. Dit is voor alles het geval met de notulen betreffende de vergaderingen van het polderbestuur en die van de ingelanden. Deze vangen namelijk eerst op 1 augustus 1863 aan. Voor die tijd worden zij verspreid aangetroffen, bij de notulen van het waterschap Poortvliet en dat van Oud-Vossemeer. Bovendien worden buiten de hier vermelde notulen in de beide genoemde polderarchieven nog wel andere archivalia aangetroffen, waarin aangelegenheden aan de orde zijn, waarmede ook de Broek- en Roolandpolders te maken hebben C. Hollestelle, Beknopt overzicht van de lotgevallen der polders "Broek en Rooland" van hun ontstaan tot heden; H.S., 1934. . Literatuur: Archief vroegere en latere mededelingen van het Zeeuwsch Genootschap, Deel IV, Tweede stuk, blz. 351-356. Uitg. 1879: A. Hollestelle, Rooland- en Broekpolder; A. Hollestelle, Geschied- en waterstaatkundige beschrijving van de waterschappen en polders in het eiland Tholen; uitg. 1919. Blz. 530-542: VIII, Broek- en Roolandpolder

Organisatie
Collectie
  • Archieven Zeeuws Archief
Type
  • Archief
Identificatienummer van Zeeuws Archief
  • 3410
Trefwoorden
  • Verkeer en Waterstaat
Disclaimer over kwetsend taalgebruik

Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer

Ontvang onze nieuwsbrief
Tweewekelijks geven we je een overzicht van de meest interessante en relevante onderwerpen, artikelen en bronnen van dit moment.
Ministerie van volksgezondheid, welzijn en sportVFonds
Contact

Vijzelstraat 32
1017 HL Amsterdam

info@oorlogsbronnen.nlPers en media
Deze website is bekroond met:Deze website is bekroond met 3 DIA awardsDeze website is bekroond met 4 Lovie awards