Charles Webster (Nathan) Straus
New York, 27 mei 1889 - Massapequa, 13 september 1961Charles (Charley) Webster Straus (later Nathan Straus Jr.) was de vijfde van zes kinderen van Lina Straus-Gutherz (1854-1930) en Nathan Straus Sr. (1848-1931). Zijn vader en oom (Isidor) waren de eigenaren van warenhuis R.H. Macy & Co in New York, Heraldssquare, Broadway at sixth Avenue, 34-35th Street. Hij was vernoemd naar Charles B. Webster, de vorige eigenaar van Macy’s. Zijn ouders waren Duitse Joden, die naar Amerika waren geëmigreerd. Hij had een oudere zus Sara "Sissie" Straus (1879–1950) en een jongere broer Hugh Grant Straus (1890–1961). Zijn oudste broer Jerome Nathan Straus (1876–1893) overleed toen Charley drie jaar oud was. Een andere zus en broer waren al voor zijn geboorte op jonge leeftijd overleden: Sara Gutherz Straus (1877–1878) en Roland Straus (1881–1884). Ontmoeting met Otto Frank De familie Straus woonde in New York, maar verbleef regelmatig met hun kinderen in Europa. Charley begon in 1906 met een studie aan Princeton University en studeerde in 1908-1909 twee semesters aan de Ruprecht-Karls-Universität in Heidelberg. Daar leerde hij in 1908 Otto Frank kennen, die aan dezelfde universiteit een opleiding kunstgeschiedenis volgde. Ze scheelden maar vijftien dagen in leeftijd en raakten bevriend: ‘Otto was niet alleen mijn beste vriend […] hij was ook degene die mijn ouders het aardigst vonden.’ Toen Charley in 1909 terugkeerde naar de Verenigde Staten nodigde hij Otto uit om mee te gaan. De vader van Charley bood Otto een stage aan bij Macy’s, die hij aannam. In 1910 rondde Charley zijn opleiding bij Princeton af. Kort daarna veranderde hij zijn naam officieel in Nathan Straus Jr. Lange tijd bleef Otto Frank hem nog bij zijn oude naam “Charley” noemen. Nathan Jr. ontwikkelde een interesse voor journalistiek en had kort een baan bij de krant The New York Globe. Ook kreeg hij net als zijn jongere broer Hugh Grant Straus een bestuursfunctie binnen Macy’s. Nathan Straus Sr. trok zich in 1913 terug uit de bedrijfsleiding van Macy’s, nadat zijn broer Isidor Straus een jaar eerder, samen met zijn vrouw was omgekomen tijdens de ramp met de Titanic. De drie zonen van Isidor Straus zetten het bedrijf voort. De zonen van Nathan Straus Sr. kregen de leiding over twee andere familieondernemingen: Straus & Sons ging naar Nathan Jr. en zijn jongere broer werd eigenaar van Abraham & Straus. Nathan Jr. had weinig interesse voor dit bedrijf en kocht in 1913 het humoristisch tijdschrift Puck, waar hij tot 1917 de eigenaar van was. In 1914 was Nathan Jr. met zijn zus Sissie Straus en haar man op reis door Europa toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Ze strandden in München, Duitsland, maar kregen toestemming om in Scheveningen in Nederland te verblijven, totdat ze konden terugkeren naar de Verenigde Staten. Hier ontmoette hij Helen Emilie Sachs (1895-1990), met wie hij na terugkeer in de VS op 29 april 1915 trouwde. Ze kregen vier zonen: Nathan Straus III (1916-2014), Barnard Sachs Straus (1919-2009), Irving Lehman Straus (1921-2012) en Ronald Peter Straus (1923-2012). Na de oorlog keerde hij terug bij The New York Globe, maar hij verliet de krant alweer in 1920 voor een overstap naar een politieke carrière. In 1921 werd hij als Democraat verkozen voor de Senaat van New York. Hij zat daar tot 1926 in en bekleedde vervolgens verschillende overheidsfuncties. De vriendschap met Otto Frank bleef bestaan. Er is een ansichtkaart bekend uit de zomer van 1928, die Nathan Jr. en zijn familie stuurden aan Leni Elias-Frank, de jongere zus van Otto. Hierop schrijft Nathan Jr. dat zij samen met Otto en Edith Frank een fijne tijd hebben tijdens een vakantie in het Zwitserse Sils-Maria. Hulp bij emigratiepoging Op 14 april 1936 stuurde Otto een brief aan Nathan Jr., waarin hij schrijft over de politieke ontwikkelingen in Europa: ‘Door de nabijheid van Duitsland is de geur ook hier niet altijd aangenaam, maar de Nederlanders zijn tolerant. De politiek in het algemeen is haar koers kwijt. Europa zit op een kruitvat, hoe de huidige meningsverschillen ook worden opgelost.’ Otto was al een paar jaar eerder met zijn gezin naar Nederland gevlucht, maar voelde de noodzaak om verder te emigreren. In 1938 deed hij een visumaanvraag voor emigratie naar de Verenigde Staten bij het Amerikaanse consulaat in Rotterdam. Tijdens het bombardement op Rotterdam, op 14 mei 1940, werd het consulaat verwoest. De aanvraag van Otto en zijn gezin raakte verloren. De familie Frank probeerde in 1941 opnieuw Europa te ontvluchten. Op 30 april 1941 schreef Otto aan Nathan Jr., die in Amerika over een invloedrijk netwerk beschikte, met de vraag hem hierbij te helpen. Nathan Jr. en zijn vrouw Helen benaderden onder andere de National Refugee Service. Ook hadden ze contact met Julius en Walter Holländer, de broers van Edith die eerder naar de Verenigde Staten waren gevlucht. Zij hadden affidavits aangevraagd voor hun familieleden en vroegen de familie Straus om hulp bij de financiering. Ondanks hun inspanningen lukte het niet om de bureaucratische hordes te nemen en de aanvraag van Otto en zijn gezin liep eind 1941 vast. Na de oorlog schreef Otto op 24 september 1945 opnieuw een brief aan Nathan Jr. Hij bedankte hem voor zijn hulp, ook al was dit zonder succes. Ook lichtte hij hem in over het lot van zijn gezin in de concentratiekampen. Bij zijn antwoord op de brief van Otto maakte Nathan Jr. vijfhonderd dollar over om hem financieel te ondersteunen. Betrokkenheid bij de vertaling van het dagboek Nadat Otto het dagboek van zijn dochter Anne had uitgegeven wilde hij graag dat Het Achterhuis vertaald zou worden in onder andere het Engels. Hij vroeg daarvoor vrienden en kennissen in de Verenigde Staten om hulp. Nathan Jr., sinds 1943 voorzitter van het radiostation WMCA, ging namens Otto langs enkele potentiële uitgevers. Nathan Jr. en Helen waren bevriend met de voormalige first lady Eleanor Roosevelt. Mogelijk bracht hij Otto met haar in contact, waarna de uitgever Doubleday & Co haar benaderde om het voorwoord te schrijven voor de Amerikaanse versie van het dagboek, dat op 12 juni 1952 verscheen. Betrokkenheid bij het toneelstuk Toen Otto aan een theaterbewerking van het dagboek werkte vroeg hij Nathan Jr. wederom om advies. Nadat het eerste toneelstuk van Meyer Levin was afgewezen door de producent, adviseerde Nathan Jr. dat het toneelstuk het beste geschreven zou kunnen worden door een niet-Jood. Volgens hem zou het universele karakter van het onderwerp daardoor beter tot zijn recht komen en zou het stuk beter ontvangen worden door een niet-Joods publiek. Otto volgde dit advies op, maar de eerdere afwijzing van Meyer Levin leidde tot een lang conflict dat in 1955 in de rechtbank belandde, waarbij Meyer Levin herhaaldelijk de pers opzocht en in 1957 ook Eleanor Roosevelt overtuigde om een kritische brief naar Otto te sturen. Otto was hier erg door ontdaan en vroeg Nathan Jr. om steun. Daarop stuurde Nathan Jr. een uitgebreide brief naar Eleanor Roosevelt waarin hij haar verzocht Otto een geruststellende boodschap te schrijven. In 1957 gaf Nathan Jr. een cheque van tienduizend dollar voor de huisvesting van studenten aan de Technische Hogeschool van Delft. Dit na van Otto te hebben gehoord dat de Nederlandse studenten zich tijdens de Tweede Wereldoorlog voor de Joden hadden ingezet. Met het geld werd een studentenhuis op Oude Delft 106 in Delft opgeknapt, dat de naam Nathan Straus Huis kreeg. Otto Frank was bij de overhandiging aanwezig. Nathan Straus werd op 13 september 1961 op 72-jarige leeftijd dood aangetroffen in een hotelkamer in Massapequa, New York. Bron persoonsgegevens.
Bron: https://research.annefrank.org/nl/personen/ac2291a0-b430-40fc-91e2-5b913f29378c/
Bronnen
Dit zijn de bronnen die bij Oorlogsbronnen bekend zijn over deze persoon.
Anne Frank Kennisbank
De Anne Frank Kennisbank bevat informatie over Anne Frank, haar familie, de andere onderduikers, onderduikgevers en andere personen uit haar omgeving.
Aanbieder
Anne Frank Stichting
Afbeelding van Charles Webster (Nathan) Straus
Ontbreekt een portretfoto, of kan je ons helpen met een betere afbeelding van Charles Webster (Nathan) Straus, dan kan je deze hier toevoegen. Ook is het mogelijk om de bestaande portretfoto beter bij te snijden.
Heeft u bezwaar tegen de vermelding van deze persoon?
Laat het ons weten door een e-mail te sturen naar info@oorlogsbronnen.nl