Karoline Philippina Dorothea Bunjes

Lini, geboren uit een Joodse moeder en een niet-Joodse Duitse vader, groeide op in Duitsland maar vluchtte met haar gezin in 1933 naar Den Haag vanwege de opkomst van Hitler. Op haar zestiende vertrok ze naar Amsterdam, waar ze de Duits-joodse communist Franz Löwenstein ontmoette. Samen gingen ze in 1935 naar Parijs en vervolgens naar Barcelona, waar ze als straatfotografen hun brood verdienden. Toen in juli 1936 de Spaanse Burgeroorlog uitbrak, sloten ze zich aan bij de milities. Franz vertrok naar het front in Aragón en sneuvelde in 1938 tijdens de slag om de Ebro. Lini ging waarschijnlijk naar Madrid, waar ze deelnam aan de verdediging van de stad en gewond raakte. Daar trouwde ze met Antonio Blas, een commandant in het Republikeinse leger, die kort daarna naar het front in Extremadura vertrok. Na haar ziekenhuisopname werd Lini gearresteerd op verdenking van spionage en gevangen gezet in Valencia, waar ze een zware tijd doormaakte door een buitenbaarmoederlijke zwangerschap. Mogelijk werd ze verraden door voormalige kameraden. Ondanks verdenkingen over haar contacten binnen het opperbevel en pogingen haar het land uit te zetten, wist haar echtgenoot haar vrij te krijgen. In 1938 kreeg ze een zoon; Antonio sneuvelde later aan het front. In 1940 keerde Lini terug naar Nederland, waar ze zich bij het verzet aansloot en samen met haar moeder de oorlog overleefde door zich niet als Joden te laten registreren. Na de oorlog trouwde ze in 1947 met Eduard Rosenthal, met wie ze een dochter kreeg. Na zijn vroege overlijden vestigde ze zich in Italië, waar ze een hotel runde. De laatste twintig jaar van haar leven woonde ze afwisselend in Amsterdam en Italië, en overleed in 2016.

Bron: IISG | Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog (tekst ingekort met behulp van AI)