Adolf Vecht

Adolf (Dolf) Vecht was een zoon van de in Elburg (Gelderland) geboren Herman Vecht (1894-1943) en Maria Orchudesch (1898-1943). Herman Vecht was verwant aan een Joodse familie met een lange geschiedenis in Elburg, nakomelingen van Heijman Jacobs, de eerste Jood die toestemming kreeg om in het kleine stadje Goor (Overijssel) te wonen en daar in 1679 burgerrechten kreeg. Herman was een achterneef van de Elburgse veehandelaar Jacob Vecht (1883-1942). Toen Herman vijf jaar oud was, vertrok zijn vader, Isaäk (of Isaäc) Vecht met vrouw en vijf kinderen - Henriëtte (1890), Emanuël (1892), Herman (1894), Mozes (1899) en Jacob (1902) - uit Elburg naar Amsterdam om daar een nieuw bestaan op te bouwen. Zoon Herman trouwde in 1923 in Amsterdam met Maria Orchudesch. Zij was een dochter van Aron Orchudesch, vicevoorzitter en medeoprichter van de Rechouwous, een vereniging ter behartiging van Joodse belangen in de Indische buurt in Amsterdam-Oost. Hermans broer Emanuël was getrouwd met een zuster van Maria. Herman zou kantoorbediende geweest zijn, maar uit advertenties in het maandblad van Rechouwous, blijkt dat hij een brillenwinkel bestierde. Herman en Maria kregen twee kinderen: Flory Annie werd in 1924 geboren en Dolf vier jaar later in 1928. Vanaf augustus 1932 ging Dolf naar de Voorbereidende school No. 51. Op de foto uit het voorjaar van 1934 van de kleuterklas van Anne Frank, is Dolf het jongetje met de bril naast juf Baldal. Op een foto uit augustus 1934 zit hij op de grond, links vooraan. Op de foto uit 1935 zit Dolf achterin, links van Anne. Zij zit achteraan in het midden, in een witte jurk. Na de kleuterschool ging Dolf door naar de Zesde Montessorischool, maar hij en Anne zaten niet in dezelfde klas. Bij zijn uitschrijving op 27 september 1941 staat vermeld dat hij naar de Joodse Montessorischool aan het Daniël Willinkplein zou gaan. Dolfs grootvader Isaäk Vecht woonde sinds 1939 in de Joodse Invalide, een verzorgingstehuis voor oudere Joden en Joden met een beperking. Op 1 maart 1943 werden alle bewoners en personeel opgepakt en gedeporteerd. Isaäk werd op 13 maart 1943 vermoord in de gaskamers van vernietigingskamp Sobibor. Dolf, zijn vader, moeder en zus Flory zaten tot 6 april 1943 gevangen in Westerbork. Toen werden ze samen met nog 2116 anderen op transport gezet naar Sobibor. Daar werden ze direct na aankomst op 9 april 1943 vergast. Slechts twee vrouwen van dit zesde transport naar Sobibor wisten het kamp te overleven. Bron persoonsgegevens. Adressen: Mauvestraat 20-I, Amsterdam; Meerhuizenplein 3-I (1940).

Bron: https://research.annefrank.org/nl/personen/dfc4a770-fd3b-4d2a-b228-bb594a77ead6/