Indische muziek in het kamp
‘Onvergetelijk is het beeld uit een der eerste kampweken. In de groote aula van de seminarie op een podium onder het hooge Christusbeeld zit ijverig het krontjongorkest te strijken, geleid door het sober, bescheiden fijn gebaar van den tengeren dirigent. Door de groote zaal van de menigte mannen, vloeien de exotische, maar eenvoudige melodieën, die zingen van den sentimenteelen hellen Indischen maannacht, van den weemoed in het klotsen van de golven aan verre zonnige stranden, van de felheid van oostersche kleur. Er ligt iets vreemds en heel bijzonders in die combinatie van dit donker orkest, dit nog eenigszins bizar gekleed gehoor en deze vriendelijke onwestersche muziek. Door het raam is voor het prikkeldraad de Nederlandsch sprekende schildwacht in Duitsch uniform te zien. Hij hoort niet wat daarbinnen wordt gespeeld, maar het kamp kent dat uur “Sajang kené”.’ - J.W. Meyer Ranneft, St.-Michielsgestel, maart 1944
Gijzelaars in oorlogstijd
Als het Duitse leger op 10 mei 1940 Nederland binnenvalt, neemt de Nederlandse regering voorzorgsmaatregelen in de koloniën. Uit angst voor een ‘vijfde kolonne’ worden Duitsers preventief gearresteerd en opgesloten. In Nederlands-Indië worden 18 Duitse schepen in beslag genomen en zeker 2800 mensen opgesloten in interneringskampen op Java en Sumatra. Hetzelfde gebeurt in Suriname en de Nederlandse Antillen. Onder de gevangenen zijn Duitsers uit de handel en het bedrijfsleven, maar ook missionarissen, uit Duitsland gevluchte Joden en mensen uit andere Centraal-Europese landen. Ook worden in Nederlands-Indië rond de 500 leden van de NSB opgepakt.
De Start internering 'vijandelijke onderdanen' Nederlands-Indië vond plaats na het bericht van de Duitse inval in Nederland en hierbij werden in Nederlands-Indië NSB’ers, Duitsers, Oostenrijkers en andere ‘vijandelijke onderdanen’ gearresteerd. In totaal telde de groep bijna 2.800 mannen en 147 Duitse vrouwen met hun kinderen. Onder de Duitsers bevonden zich naast nationaalsocialisten ook Duitse joden, politieke vluchtelingen uit Duitse gebieden en zelfs genaturaliseerde ex-Duitsers.
Meer over Start internering 'vijandelijke onderdanen' Nederlands-IndiëDuitse wraak
De Duitse regering is woedend. Als de Duitse bezetting van Nederland op 15 mei 1940 een feit is, eist Hitler de gijzelneming van 30.000 (Indische) Nederlanders. Reichskommissar für die Niederlande Arthur Seyss-Inquart brengt dit getal echter omlaag door praktische redenen en door te beargumenteren dat zo’n groot aantal gijzelaars niet overeenkomt met de ‘fluwelen handschoen’-aanpak die hij voor ogen heeft. Toch worden op 19 en 20 juli 1940 uiteindelijk 231 mensen opgepakt. Dit zijn voornamelijk mensen afkomstig uit Nederlands-Indië die in Nederland op verlof waren toen de oorlog uitbrak. Op 7 oktober 1940 volgt een tweede arrestatiegolf en worden nog eens 116 mensen gearresteerd. Dit zijn voornamelijk prominente Nederlanders die geen directe link hebben met Nederlands-Indië. Hoewel er sporadisch nieuwe gijzelaars aan de groep werden toegevoegd en tientallen worden vrijgelaten, wordt deze groep aangeduid als de ‘Indische gijzelaars’ en zullen zij het merendeel van de oorlog in gevangenschap doorbrengen.
Op 19 en 20 juli 1940 werden 231 mensen die vanuit Nederlands-Indië in Nederland met verlof waren door de Duitsers gearresteerd. Ze werden Indische gijzelaars genoemd. Het was een vergelding voor de arrestatie van bijna 2400 Duitsers door de Nederlandse gouverneur-generaal in Nederlands-Indië in mei 1940. De 15 vrouwelijke gijzelaars gingen naar Ravensbrück, de mannen naar Kamp Buchenwald. Op 7 oktober kwamen er 116 Indische gijzelaars bij in Buchenwald maar die kwamen niet uit Nederlands-Indië. De vrouwen kwamen begin november 1940 weer vrij, de mannen die het overleefden kwamen ruim 4 jaar later vrij.
Meer over Indische gijzelaarsBont gezelschap in grauwe omgeving
In eerste instantie worden de 332 mannen naar Konzentrationslager Buchenwald getransporteerd. De 15 vrouwen worden in het Frauenkonzentrationslager Ravensbrück opgesloten. Zij worden echter al in november 1940 vrijgelaten nadat bekend was geworden dat er geen vrouwelijke gijzelaars meer vastzaten in Nederlands-Indië. In Buchenwald krijgen de mannen een apart omheind deel van het kamp aangewezen waar zij in stenen barakken verblijven. De gijzelaars krijgen hier te maken met karige medische voorzieningen, voedselschaarste en koude wat 14 doden tot gevolg heeft. De slachtoffers en de constante dreiging om te worden geselecteerd voor een fusillade als represaille-actie drukt zwaar op de groep. Ook het aanschouwen van de gruwelen die zich in de rest van Buchenwald afspelen maakte grote indruk op de Indische gijzelaars. Toch creëren de onzekerheden en angsten van het gijzelaarsbestaan een bijzondere saamhorigheid binnen de groep Indische gijzelaars.
Buchenwald (aanvankelijk Konzentrationslager Ettersberg genoemd) was een concentratiekamp, gelegen bij de stad Weimar, aanvankelijk bedoeld voor politieke gevangenen en criminelen. Het was in gebruik vanaf 15 juli 1937 tot aan de bevrijding door Amerikaanse troepen op 11 april 1945. In Buchenwald hebben 238.979 personen gevangen gezeten, waaronder krijgsgevangenen, politieke gevangenen, verzetsmensen, Joden, Sinti en Roma, homoseksuelen en Jehova’s getuigen. Er kwamen circa 56.000 mensen om in het kamp, waaronder 11.000 Joden.
Meer over BuchenwaldKamp Haaren (Duits: Polizeigefängnis und Untersuchungs Gefängnis Haaren) was van 1941 tot 5 september 1944 (Dolle Dinsdag) een gijzelaarskamp en huis van bewaring van de SD, gevestigd in het grootseminarie in de gemeente Haaren, Noord-Brabant. In Kamp Haaren zaten zowel gijzelaars als onderduikers, ontsnapte gevangenen, piloten, parachutisten en verzetsmensen, onder wie tientallen tijdens het Englandspiel opgepakte Nederlandse agenten.
Meer over Kamp HaarenAcademici en kunstenaars
In de groep bevinden zich Nederlanders, Indo-Europeanen en Indonesiërs uit tientallen beroepsgroepen. Er zijn opvallend veel werkzaam in de politiek of ambtenarij en de top van het bedrijfsleven, maar ook de academische wereld en de kunsten zijn oververtegenwoordigd. Zo bevinden zich 18 hoogleraren, 77 docenten en een aantal schrijvers en muzikanten in de groep. De 15 vrouwen zijn bijna allemaal leraressen. Binnen deze elitaire groep van hoogopgeleide mensen zijn er weliswaar verschillen in politieke overtuiging en religieuze oriëntatie, maar de situatie leidt ook tot vriendschappen die deze verschillen overstijgen. Deze saamhorigheid wordt in de literatuur daarom de ‘geest van Gestel’ genoemd, refererend aan Sint-Michielsgestel waar de Indische gijzelaars later terecht zou komen.
Leven in Buchenwald
De Indische gijzelaars kennen grote privileges die andere kampgevangenen meestal missen. Het Duitse bewind in het gedeelte van Buchenwald dat bestemd is voor de Indische gijzelaars is relatief mild in vergelijking tot de rest van het kamp. De groep is vrijgesteld van dwangarbeid, ze worden minder mishandeld en door het toezicht van Zweedse en Zwisterse Rode Kruis delegaties verbeteren de omstandigheden. Vooral na de aankomst van de tweede groep gijzelaars in oktober 1940 wordt het regime verzacht. De groep ontvangt maandelijks voedselpakketten van het Rode Kruis waarmee in primaire levensbehoeften zoals voedsel en kleding wordt voorzien. Daarnaast worden boeken, spellen en zelfs grammofoonplaten, muziekinstallaties en muziekinstrumenten geleverd. Ook de andere kampen waar de Indische gijzelaars later terecht zouden komen worden gekenmerkt door de relatieve vrijheid waarmee de gevangenen zich door het kamp kunnen bewegen, activiteiten kunnen organiseren en met de buitenwereld kunnen communiceren.
Het Zweedse Rode Kruis verleende tijdens de Tweede Wereldoorlog hulp aan concentratiekamp-gevangenen, onder meer bij de evacuatie uit bevrijde kampen (het 'witte bussen-plan') en verzorgde aan het eind van de Hongerwinter voedselhulp aan Nederland (het 'Zweedse wittebrood').
Meer over Zweedse Rode KruisCultureel leven
Deze ongekende privileges in combinatie met de elitaire samenstelling van de groep zorgt voor een kruisbestuiving waarin een stimulerend creatief en intellectueel klimaat ontstaat. Er vinden bijna dagelijks activiteiten plaats. Er wordt gezamenlijk gesport en ook op intellectueel gebied wordt er veel ondernomen. Er zijn lezingen en colleges, politieke en culturele discussiegroepen, dagelijkse godsdienstige bijeenkomsten, cursussen in zeven talen, verschillende spellen, tentoonstellingen van zelf geknutselde werken, cabaretavonden, theater en een grote verscheidenheid aan muzikale concerten. Op 19 juni 1942 gaf schrijver Simon Vestdijk bijvoorbeeld een lezing over Het Proces van Kafka en een week later vindt op 27 juni een bonte avond plaats.
Gedichten
Er wordt dus met allerlei activiteiten geprobeerd af te leiden van het gijzelaarsbestaan. Aan de grote verzameling komische teksten die in deze tijd zijn opgeschreven, is te zien dat humor daarbij niet werd geschuwd. Soms zijn het korte opmerkingen: ‘20 april 1942 verjaardag Hitler, hij wordt 53 jaar. Bier!’. Er zijn echter ook diverse gedichten over de koninklijke familie, religieuze rijmen, sinterklaasgedichten, anti-Duitse verzen en een grote verzameling aan zwaarmoedige en komische liedjes en moppen bedoeld om de sfeer erin te houden. Neem bijvoorbeeld het gedichtje Galgenhumor in het kamp van H. Brugmans:
‘Dat is nu allang geleden
En ik ben nog steeds niet vrij
Maar bij de volgende Entlassung
Daar ben ‘k vast en zeker bij’
Indische muziek in het kamp
Vooral muziek blijkt een doeltreffende manier om de gemoederen te bedaren en mensen samen te brengen. Op zondagmiddag, maar ook op andere dagen van de week vinden avondconcerten plaats. Stukken van Chopin, Beethoven, Bach, Brahms, Schumann, Franck en Debussy worden regelmatig opgevoerd. Zo schrijft dr. Maximiliaan August Schwartz over de optredens: ‘Het was een zeer bijzondere sensatie zoo huiselijk bijeen te zitten en de allerschoonste muziek te beluisteren en wij voelden het als een beschamende bevoorrechting boven de Nederlanders buiten het prikkeldraad, die tengevolge van de maatregelen van onze onderdrukker of door hun eigen moeilijke omstandigheden zelden of nooit meer van zoo iets moois konden genieten.’
Openluchtconcert in Buchenwald
Er bevinden zich een aantal bekende musici in de groep dus aan muzikaal talent was geen tekort. Componist, dirigent en directeur van het Amsterdamse conservatorium Willem Andriessen brengt deze muzikanten bij elkaar en organiseert concerten. Op affiches is te zien dat de Joodse muzikant, violist en eerste concertmeester van de Groninger Orkest Vereniging Jo Juda en de pianist Jean Chrétien Baud, de hofdienaar van prinses Juliana en koningin Wilhelmina, samen optredens geven. Juda en Baud geven in 1941 zelfs een openluchtconcert in Buchenwald die de andere kampgevangenen ook gadeslaan. Juda schrijft hierover later:
Juda (Jo) Juda (Amsterdam, 7 september 1909 - Laren, 20 januari 1985) was een muzikant van Joodse afkomst. Juda was violist, componist en concertmeester van de Groninger Orkest Vereniging. In 1940 werd hij opgepakt en was hij een van de acht Joodse gijzelaars van de groep Indische gijzelaars. Tijdens zijn gijzelneming organiseerde Juda samen met de pianist Jean Chrétien Baud concerten. Bron: WO2Net Biografieën.
Meer over Jo JudaNostalgie
Naast de klassieke stukken is Indische muziek bedoeld om nostalgische gevoelens naar de kolonie op te wekken ook een regelmatig terugkerend fenomeen. Op 30 mei 1942 vindt een uitvoering van het Indische orkest plaats onder leiding van dirigent François Marie Razoux Schultz. Op foto’s van het Indisch orkest zijn de muziekinstrumenten te zien die vaak in Indische muziekgenres werden gebruikt, zoals de ukelele, de gitaar en de viool. De Indische verlofganger Piet Fabriek schrijft een dag later aan zijn vrouw: ‘Gisteravond hadden we een Indische avond; Indisch orkest met krontjong liedjes, Terang-boelan, imitatie-gamelan enz., afgewisseld met voordracht van gedichten van Noto Soeroto en Jan Prins, die betrekking hadden op Indië’. Kort daarna vindt op 19 juli 1943 een herdenkingsbijeenkomst plaats waarin de eerste gijzelneming drie jaar eerder gezamenlijk werd herdacht. Op het affiche dat speciaal voor de bijeenkomst was gemaakt is te zien hoe er op de avond muziek op het programma staat en dat er nasi goreng wordt gegeten.
François Marie Razoux Schultz (Garoet, 24 juli 1896 - Den Haag, 24 april 1954) was hoofdingenieur en ambtenaar in Nederlands-Indië. Razoux Schultz was ook actief als bestuurder en voorzitter van het Indo-Europeesch Verbond (IEV) in Batavia (tegenwoordig: Jakarta), waarvoor zijn vrouw Cor Razoux Schultz Metzer een vrouwenorganisatie oprichtte, de Indo-Europeesch Verbond-Vrouwenorganisatie (IEV-VO). Razoux Schultz bevond zich bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in Nederland en werd een van de Indische gijzelaars. Tijdens zijn gijzelneming dirigeerde hij het Indisch orkest in het kamp. Bron: WO2Net Biografieën.
Meer over François Marie Razoux SchultzTransport en onzekerheid
Hoewel de gevangenen zich dus op verschillende manieren proberen te vermaken en over vele privileges beschikken ten opzichte van andere concentratiekampgevangenen, betekent dit niet dat zij een zorgeloos bestaan leiden. Zo zijn er naast de doden door uitputting zeker 8 Indische gijzelaars gefusilleerd. Daarnaast is de groep meerdere keren naar andere locaties getransporteerd. Op 15 November 1941 worden ongeveer 80 Indische gijzelaars op medische gronden vrijgelaten. De overige 240 worden overgeplaatst naar Kamp Haaren. Hierbij worden de twee piano’s, een orgel en een aantal snaarinstrumenten uiteraard meegenomen. Vervolgens is de groep in mei 1942 naar het Kleinseminarie Beekvliet van Kamp Sint-Michielsgestel getransporteerd. Later wordt ook het nabijgelegen jongensinternaat De Ruwenberg aan het kamp toegevoegd. Op 29 oktober 1942 worden alle Indische gijzelaars naar De Ruwenberg overgebracht. Hoewel de bewaking in deze kampen minimaal is en de materiële omstandigheden sterk verbeterd zijn ten opzichte van Buchenwald, blijft de angst voor fusillades reëel.
Ontruiming
Op 5 september 1944, ‘Dolle dinsdag’, zijn de Duitsers in paniek. De Ruwenberg wordt de volgende dag in allerijl ontruimd en de Indische gijzelaars worden naar Kamp Vught gebracht. Kamp Vught was echter op 5 en 6 september 1944 al grotendeels ontruimd. De meeste gevangenen van dit kamp werden op deze dagen naar Sachsenhausen en Ravensbrück gedeporteerd. De Indische gijzelaars en de andere gijzelaarsgroepen uit Sint-Michielsgestel en Haaren verblijven daarom in een vrijwel uitgestorven kamp. Een week later, op 13 en 14 september, ontstaat er weer reuring in het kamp als er weer een transport wordt aangekondigd. Verzetskrant het Oranje-Bulletin maakt op 19 september 1944 melding dat Indische gijzelaars niet naar Duitsland zijn getransporteerd, maar zich nog in Kamp Vught bevinden. De meeste Indische gijzelaars worden echter kort daarop vrijgelaten. Alleen de laatste 15 Indische gijzelaars zitten nog tot 7 mei 1945 vast in Kamp Amersfoort, totdat ook hier de bevrijding een feit is.
Ontruiming Kamp Haaren vond plaats op 5 september 1944 (Dolle Dinsdag). Door de geruchten dat de geallieerde opkomst waren werd door de bezetter haastig de spullen gepakt, zo ook in Kamp Haaren. Gevangenen zonder papieren werden vrijgelaten, de rest werd gedeporteerd naar andere kampen.
Meer over Ontruiming Kamp Haaren