Joodse kinderen duiken onder in Limburg
Tegenover de Hollandsche Schouwburg, waar Joden voor deportatie bijeen worden gebracht, zit de crèche waarin hun kinderen worden ondergebracht. Ongeveer duizend kinderen worden vanuit hier door verzetsdeelnemers weg gesmokkeld en naar een onderduikplek gebracht. 123 kinderen komen via verzetsvrouw Hanna van de Voort in Noord-Limburg terecht.
Studenten
Studenten uit Utrecht en Amsterdam spelen een centrale rol in het redden van deze Joodse kinderen uit de crèche. Zij vormen het Utrechts Kindercomité en de Amsterdamse Studentengroep. Onderduikadressen worden eerst vooral via de eigen kennissenkring gevonden. Totdat de Amsterdamse student Piet Meerburg via via in contact komt de de Limburgse kraamverpleegster Hanna van de Voort. De studenten brengen de kinderen vanuit Amsterdam naar Limburg.
De Amsterdamse Studenten Groep was een groep studenten die vanaf juli 1942 vanuit Amsterdam, veelal vanuit de Creche van de Hollandsche Schouwburg, Joodse kinderen liet onderduiken. Aanvankelijk werkte deze groep nauw samen met het Utrechtse Kinder Comité, vanaf de tweede helft van 1942 zocht de Amsterdamse Studenten Groep zelfstandig naar onderduikadressen in het hele land, ook in de noordelijke provincies en in Limburg. Naar schatting heeft de Amsterdamse Studenten Groep ongeveer 350 kinderen gered. Betrokken personen waren onder meer : Piet Meerburg, Wouter van Zeytveld en de kinderarts Ph.H. Fiedeldij Dop.
Meer over Amsterdamse Studenten GroepOnderduik
Samen met de bij haar ondergedoken student Nico Duhmen haalt Hanna de Joodse kinderen op in Venlo of Venray, ze zijn dan Tante Hanna en Ome Nico voor de kinderen. Hanna vangt de kinderen eerst een paar dagen bij haar thuis op. Ze worden hier voorbereid op de komende onderduik: de kinderen krijgen een onderduiknaam en leren de katholieke gewoontes aan.
Omdat de kinderen als wezen van het bombardement van Rotterdam in pleeggezinnen worden geïntroduceerd, leren ze ook het stratenplan van Rotterdam. Een identiteitskaart van het Centraal Bureau voor Kinderuitzending maakt het geloofwaardig dat het gaat om geëvacueerde Rotterdamse weeskinderen. Hierdoor kunnen ze gewoon naar school en de kerk zoals de Limburgse kinderen.
De Verzetsgroep Tienray verzorgde de onderduik in het dorpje Tienray in Limburg van 123 Joodse kinderen, die bijna allemaal door de Amsterdamse Studenten Groep van Piet Meerburg waren weggesmokkeld uit de crèche tegenover de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam. De spil van de groep was de kraamverzorgster Hanna van de Voort, samen met de Joodse onderduiker Kurt Loewenstein en de ondergedoken student Nico Dohmen.
Meer over Verzetsgroep TienrayHet bombardement op Rotterdam vond plaats op 14 mei 1940 om de capitulatie van het Nederlandse leger af te dwingen. Tachtigduizend huizen werden verwoest en 800 tot 900 burgers kwamen om.
Meer over Bombardement op RotterdamSimon Cohen Koster
Het eerste onderduikertje dat aankomt is de zesjarige Simon Cohen. De vader en stiefmoeder van Simon zijn tijdens een razzia opgehaald, maar Simon blijft bij toeval achter. Hij komt in juli 1943 met de bus aan in Tienray, waar de Amsterdamse student Piet Meerburg hem overdraagt aan Hanna. Zijn onderduiknaam wordt Simon Koster en hij duikt onder bij de vader van Ome Nico in Kampen. Simon loopt difterie op en belandt in het ziekenhuis, maar hij herstelt. Zijn vader en stiefmoeder zijn al op 2 juli 1943 vergast in Sobibor, Simon overleeft in onderduik.
Piet Meerburg (De Bilt, 1 september 1919 - Amsterdam, 11 april 2010) was een student en tijdens de Tweede Wereldoorlog actief voor het Kindercomité. Deze groep smokkelde Joodse kinderen weg en zorgde voor onderduikadressen. Dit deed hij onder meer in samenwerking met Hanna van de Voort, zij bracht 123 Joodse kinderen onder in Noord-Limburg. Bron: WO2Net Biografieën.
Meer over Piet MeerburgAlice Onderwijzer Polak
De Utrechtse Alice Onderwijzer krijgt de schuilnaam Lieske van de Bakker. Ze zit ondergedoken bij bakker Tinus en An Kerkhoff–Verheijen in Broekhuizen nadat ze eerst in Utrecht was ondergedoken. Alice's ouders, Mozes en Melanie, zitten gevangen in Kamp Vught totdat ze op 7 juni 1943 naar Kamp Westerbork moeten. Hier blijven ze heel kort, de volgende dag worden ze al gedeporteerd. De ouders van Alice komen op 11 juni 1943 aan in vernietigingskamp Sobibor, waar ze direct na aankomst vergast worden.
Haar zus Gesina Renée heeft een beperking en woont in het Apeldoornsche Bosch. Bij de ontruiming van het Apeldoornsche Bosch wordt Gesina opgepakt en gedeporteerd naar Auschwitz. Daar is Gesina op 25 januari 1943 vergast. Alice overleeft in onderduik en wordt na de oorlog opgevoed door Arthur en Jetty Polak, haar achternaam wordt dan ook veranderd naar Polak.
De Ontruiming van Het Apeldoornsche Bosch vond plaats in de nacht van 21 op 22 januari 1943. 1181 patiënten en 52 medewerkers van zowel het Apeldoornsche Bosch, als van het nabijgelegen 'Paedagogium Achisomog' werden gedeporteerd naar Auschwitz en vermoord.
Meer over Ontruiming van Het Apeldoornsche BoschKinderrazzia
Na verraad door Lucien Nahon, controleur bij de Landstand, wordt een razzia uitgevoerd. In de nacht van 31 juli op 1 augustus 1944 vinden op meerdere onderduikadressen die Lucien heeft doorgegeven invallen plaats. Bij veel pleeggezinnen houdt het evacuee-verhaal stand. Toch worden Hanna, een aantal pleegouders en onderduikkinderen opgepakt.
De pleegouders worden na een dag vrijgelaten. Hanna wordt dagenlang verhoord in Kamp Vught. Na tussenkomst van verzetsvrouw Mieke Mees wordt Hanna na negen dagen vrijgelaten. Hier houdt Hanna een slechte gezondheid aan over. Ze overlijdt in 1956 tijdens een hartoperatie.
De Joodse kinderen worden niet vrijgelaten. Zij worden gedeporteerd en vrijwel allemaal vermoord. Alleen Rebecca Aldewereld weet Auschwitz te overleven.
Flora de Paauw Willem de Paauw Victor David van Wezel Louis van Wezel
Mathilda Elly Hartog Sara Heimann Duifje Gans Arthur Ginsberg
De Nederlandsche Landstand werd per verordening van Seyss-Inquart ingesteld op 22 oktober 1941 en had als doel het onder nationaalsocialistische leiding brengen van alle organisaties op het gebied van landbouw en visserij. De Landstand was een publiekrechtelijke organisatie, onder toezicht van de secretaris-generaal van Landbouw en Visserij. Evert Jan Roskam kreeg naast zijn leiderschap van het NSB-mantelorganisatie Agrarisch Front ook de leiding van de Nederlandsche Landstand. Het Agrarisch Front vormde de kern van de Landstand. Op grond van de oprichtingsverordening werd iedereen die boer of visser was of tot hun gezin behoorde, tot lid van de Landstand gerekend.
Meer over Nederlandsche Landstand