Nederlands Israëlitische Gemeente te Haarlem
Verantwoording van de inventarisatie: Het toenmalige Gemeentearchief Haarlem, nu Noord-Hollands Archief, verkreeg in 1985 het archief in bruikleen van het kerkbestuur en in 2000 de bij de kerkgemeente berustende ketubbot (huwelijksakten). Wegens hun kwetsbaarheid zijn deze ketubbot niet ter inzage, wel de hiervan gemaakte fotokopieën. Begraafplaatsen: Volgens de Joodse voorschriften mogen graven niet geruimd worden, hetgeen de inrichting van speciale begraafplaatsen noodzakelijk maakte. Bij gebrek aan een eigen begraafplaats alhier moesten de Haarlemse doden daarom naar de begraafplaats te Amsterdam vervoerd worden. In 1770 stond het gemeentebestuur van Haarlem een stuk grond aan het Bolwerk af voor de inrichting van een Joodse begraafplaats. Deze heeft dienst gedaan tot de aanleg van de Algemene Begraafplaats te Akendam (gemeente Schoten, nu Haarlem Noord, Schoterweg/Kleverlaan) in 1830, waarvan een speciaal gedeelte voor de Joden gereserveerd werd. De Afdeling Haarlem van de WIZO Nederland: WIZO staat voor Women's International Zionism Organisation. De statuten van de WIZO Nederland (opgericht in 1954) geven als voornaamste doelstellingen op: het aankweken van Joods nationaal bewustzijn bij Joodse vrouwen in Nederland, steunverlening aan het WIZO programma in Israël (opvoeding van en sociaal werk onder vrouwen en kinderen aldaar) en het bevorderen van de vestiging van Joden in Israël. Rabbijn S.Ph. de Vries: Simon Philip de Vries (Neede 1870 - Bergen Belsen 1944) heeft tijdens zijn 48-jarig rabbinaat van Haarlem (1892-1940) als geen ander zijn stempel gedrukt op de Joodse Gemeenschap in Haarlem. Toen hij in april 1892 als leraar, hoofdonderwijzer en secretaris werd aangesteld was hij nog aan het studeren voor het rabbinaal examen, waarvoor hij in september van dat jaar slaagde. De begrafenisfondsen Gemieloeth Chasadiem en Machzieke Chesed: Het 'Pieus Gesticht' Gemieloeth Chasadiem (= het bewijzen van liefdediensten) werd opgericht in 1796. Na samengaan met de in 1835 eveneens te Haarlem opgerichte 'begrafenisbos' Machzieke Chesed in 1886 noemde men zich de 'Godsdienstige Instelling' Gemieloeth Chasadiem. Het gemeenschapshuis in de Lange Wijngaardstraat: Het steeds verder in verval raken van het oude synagogegebouw, dat na de bouw van de nieuwe synagoge als vergaderruimte gehandhaafd bleef, noodzaakte tot het vinden van een alternatief. Met de groei van de gemeente was de behoefte ontstaan aan een gemeenschapshuis, waarin een administratielokaal, vergaderruimte, school, rituele badinrichting en kosterswoning ondergebracht konden worden. Na lang zoeken naar een geschikte locatie werd tenslotte besloten om grond aan te kopen in de Lange Wijngaardstraat naast het pand waarin de godsdienstschool gevestigd was. Nadat dit gebouwtje was afgebroken, werd op de laatste dag van augustus 1887 de eerste steen voor de nieuwbouw gelegd, zoals nu nog te lezen is op een gevelsteen in het gebouw. De inwijding volgde op 22 juni van het volgende jaar. De Stichting Elia en Synagoge te Zandvoort: Hoewel de Stichting officieel pas opgericht werd in 1919, bevat haar archief stukken betreffende de Joodse gemeenschap te Zandvoort vanaf 1907. Een 'kasboekje van de synagoge te Zandvoort' dat begint in laatstgenoemd jaar, geeft aan dat ook vóór de bouw van de officiële synagoge aldaar diensten werden gehouden. Uit 1914 is een kwitantie bewaard (inventarisnummer 621) betreffende de huur van een zaal voor synagogediensten in het beroemde variété-theater Olympisch Palace. Geschiedenis: Hoewel er al eerder Joden in Haarlem geweest zullen zijn, vinden we pas in de 18e eeuw voor het eerst in de archieven tekenen van een permanente vestiging. Een verzoek in 1742 om een Joodse school te mogen oprichten werd door het stadsbestuur toegestaan, teken dat er genoeg Joodse gezinnen in Haarlem leefden om zo'n project rendabel te maken. In 1765 werd het pand Goudsmidsplein 6 aangekocht en als synagoge ingericht. Al eerder werden er godsdienstoefeningen gehouden in een huisje in de Noorder Schoolsteeg. Voor het houden van een gebedsdienst (minjan) is de aanwezigheid van minstens tien mannen vereist. Organisatie van de kerkgemeente: De Nederlands Israëlitische Gemeente Haarlem behoort tot de Hoogduitse (Asjkenasische) orthodoxe ritus. De Portugese (Sefardische) stroming was in Haarlem niet vertegenwoordigd. Het Armbestuur, later de Commissie voor Sociale Zorg: Tot 1814 konden Joden geen aanspraak maken op bedeling van stadswege, hetgeen inhield dat ze hun eigen armen moesten onderhouden. De armenzorg viel vanouds onder de taken van het kerkbestuur (parnassijns / manhigim), pas rond 1830 werd een apart N.I. Armbestuur ingesteld. Dit moest financiële verantwoording afleggen aan het kerkbestuur. Na de oorlog nam het Armbestuur zijn taken weer op, maar nu onder de naam Commissie voor Sociale Zorg. De Joodse Coördinatie Commissie Haarlem: Dit was een onderafdeling van de landelijke Joodse Coördinatie Commissie. Deze was opgericht in 1945 met als doel het behartigen van de belangen van de Joden die terugkwamen uit concentratiekampen en van onderduikadressen. In 1947 werd de taak van de J.C.C. overgenomen door de nieuw opgerichte Stichting Joods Maatschappelijk Werk. Het Synagogaal Ressort Noord-Holland: Bij de afsplitsing van Amsterdam van het Synagogaal Ressort Noord-Holland in 1936 (zie hierboven onder landelijke organisatie) werd Haarlem de standplaats van het overgebleven gedeelte, dat de bestaande naam behield. Het bestuurscollege droeg de naam Ressortale Vergadering. De functie van voorzitter en secretaris ervan werden vervuld door de voorzitter en secretaris van de Kerkenraad te Haarlem. Nawoord: De inventarisatie van dit archief was een aangrijpende gebeurtenis. Wat begon als een klus als alle andere kreeg een extra dimensie door de ontbrekende periode van mei 1943 tot mei 1945. Ook al is men bekend met het lot van de Joden, de confrontatie met de papieren neerslag vertaalt cijfers en statistieken in menselijk leed. Het archief is de stille getuige van de onmenselijkheid en het cynisme van de bezetter, die met kille bureaucratie de Joden dwong om mee te werken aan hun eigen ondergang. Maar het getuigt ook van de moed en veerkracht van de weinigen die overleefden en terugkwamen om de Nederlands Israëlitische Gemeente Haarlem nieuw leven in te blazen. De schoolcommissie: Bij gebrek aan bronnen kan nauwelijks een beeld van het Joodse onderwijs in Haarlem gegeven worden. Er schijnt altijd wel een vorm van godsdienstonderwijs gegeven te zijn. In 1829 werd officieel een Schoolcommissie aangesteld. Van 1819 tot 1855 genoot de school een jaarlijkse subsidie van het Haarlemse gemeentebestuur en in die periode zal er naast godsdienst- ook regulier onderwijs gegeven zijn. De invoering van de Wet op het Lager Onderwijs in 1857 maakte een eind aan de overheidssubsidie. Vanaf toen moesten de leerlingen voor het gewone onderwijs naar de openbare school. Voor het onderricht in Hebreeuws en godsdienst werd een schooltje ingericht in een pand aan de Lange Wijngaardstraat. Dit gebouwtje werd in 1887 afgebroken om plaats te maken voor het gemeenschapsgebouw, waarin een schoollokaal kwam. Uiteraard moesten vanaf 1857 de lessen buiten de normale schooltijden gegeven worden, en wel op de zondagochtend alsmede op vier werkdagen van 17.00 -19.30 uur, hetgeen een behoorlijke belasting voor de leerlingen moet zijn geweest. De Joodse Damesvereniging: Deze werd opgericht in 1945 met als doel de totstandbrenging van contact tussen de in Haarlem en omgeving nog aanwezige Joodse dames en hun gezinnen en het verlenen van praktische, geestelijke en morele hulp waar dit nodig was. Een aanvullende taak was het vervaardigen en herstellen van gewijde kleden. Landelijke organisatie en Synagogaal Ressort: In de Republiek der Verenigde Nederlanden ontbrak een centrale, overkoepelende organisatie voor de Joden. Iedere kerkgemeente was autonoom. Dit veranderde in 1808 met de instelling door koning Lodewijk Napoleon van het Opperconsistorie der Hoogduitse Israëlitische Gemeenten in het Koninkrijk Holland. Dit college stelde 11 'consistoriale kerken' in, waarvan het gebied ongeveer samenviel met de Nederlandse provincies. De Joodse Ontspanningsvereniging Haarlem: Opgericht in 1949 als voortzetting van de Feestcommissie die de festiviteiten rond de opening van de nieuwe synagoge georganiseerd had, spreekt de naam voor zich. Met voortvarendheid werden autorally's, feesten en kosjere diners georganiseerd in een poging om het Joodse leven in Haarlem en omgeving weer op gang te brengen. Geraadpleegde literatuur: Blom, J.C.H., R.G. Fuks-Mansfeld, I. Schöffer (Red.), Geschiedenis van de Joden in Nederland. Amsterdam, 1995. De Stichting Nederlands Israëlitisch Joles-ziekenhuis: Mozes Joles, een rijke Haarlemse zakenman die in 1927 overleed, had in zijn testament bepaald dat zijn vermogen moest worden aangewend voor de oprichting en instandhouding van een Joods ziekenhuis te Haarlem. Om dit te verwezenlijken werd de stichting Het Nederlands Israëlitische Joles-ziekenhuis opgericht. Het bestuur hiervan werd volgens de wens van Joles gevormd door de leden van de kerkenraad. De Nederlands Israëlitische Gemeente te Beverwijk: Voor de oorlog had de kleine Joodse gemeenschap te Beverwijk een eigen kerkgemeente. In 1810 werd een gebouw aangekocht en ingericht tot synagoge. Dit pand werd in 1853 door een storm zwaar beschadigd en pas tien jaar later had men het geld voor de herbouw bijeen weten te krijgen. De synagoge werd in 1949 verkocht. Synagogen: In 1765 werd een pand op het Begijnhof (nu Goudsmidspleintje 6) aangekocht en ingericht als synagoge, met op de begane grond de voorgeschreven rituele badinrichting (mikwe). De groei van de gemeenschap noodzaakte in 1809 tot een verbouwing van de synagoge om meer zitplaatsen te creëren. Dit bood echter slechts tijdelijk soelaas, dertig jaar later kampte men opnieuw met ruimtegebrek. Nadat het benodigde geld met veel moeite bij elkaar gebracht was, kon in 1840 begonnen worden met de bouw van een nieuwe synagoge. De badinrichting in het oude gebouw bleef echter gehandhaafd, verder kreeg het pand bestemming als vergaderruimte. Ook gaf het onderdak aan de godsdienstschool, tot deze in 1857 een eigen onderkomen kreeg in de Lange Wijngaardstraat. In 1888 tenslotte, na de opening van het gemeenschapshuis, werd het pand ontruimd en verkocht.
- Archieven Noord-Hollands Archief
- Archief
- 3417
- Categorie
- NOB
- Religie en Levensbeschouwing
- OAI-PMH set
- APEX
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer