Collectie proces Rauter
Op 6 februari 1946 werd Rauter aan de Nederlandse regering uitgeleverd om wegens het plegen van oorlogsmisdaden terecht te staan. Van februari tot en met oktober 1946 verbleef hij in een gevangenis te Scheveningen, in november en december van dat jaar in Rotterdam. Tot december 1946 stond hij ter beschikking van het Bureau Nationale Veiligheid en het Bureau Opsporing Oorlogsmisdrijven. In deze maand werd hij overgedragen aan de procureur-fiscaal (openbaar aanklager) bij het Bijzonder Gerechtshof te ’s Gravenhage. Tijdens de eerste drie maanden van 1947 verbleef hij in de Arnhemse gevangenis voor het als getuige afleggen van verklaringen in het vooronderzoek in de zaak tegen de
Vanuit zijn functie als HSSPF en Generalkommissar für das Sicherheitswesen stond Rauter terecht terzake zijn rol in: Idem,4-6. Idem, XXXV-XXXVI.I. de Jodenvervolging
II. de arbeidsinzet van Nederlandse mannen in Duitsland
III. de roof van huisraad en kleding van de Nederlandse bevolking
IV. de verbeurdverklaring van radio-ontvang-toestellen in het bezette Nederlandse gebied en zijn bevel tot inlevering ervan in 1943
V. de deportatie van studenten naar Duitsland en hun ter beschikking stelling aan Duitse overheidsorganen
VI. de arrestatie en overbrenging naar concentratiekampen van familieleden van ondergedoken Nederlandse politieambtenaren die eigenmachtig de dienst hadden verlaten
VII. vergeldingsmaatregelen tegen de Nederlandse bevolking, onder andere:
a. collectieve geldboetes,
b. het uit woningen weghalen van inboedels,
c. het arresteren en gevangen zetten van onschuldige burgers of het houden van razzia’s en het wegvoeren van daarbij gevangen genomen personen
d. represaillemoorden op Nederlandse burgers.
Als getuigen, door de procureur-fiscaal gedagvaard, waren op de zittingen aanwezig: T.J. van Dien, inspecteur van de politie te ’s Gravenhage; C. van den Berg, rechercheur van politie te ’s Gravenhage; J. Schreieder en C. van Geelkerken, beiden gedetineerd; W.J.H. Winkelman, correspondent van het Algemeen Nederlands Persbureau te Brussel; H.W. van Etten, kantoorbediende te Amsterdam. Als tolk trad H. Flaumenhaft, beëdigd vertaler te ’s Gravenhage, op.
Op 12 mei 1948 kwam Rauter in cassatie van de sententie. De behandeling van de zaak-Rauter voor de Bijzondere Raad van Cassatie vond plaats op 20 en 22 oktober 1948. De Raad was samengesteld uit: mr. H. Haga, president; prof. mr. dr. J.H.W. Verzijl, vice-president; prof. mr. dr. S. van Brakel en prof. mr. W.P.J. Pompe, rechtsgeleerde raadsheren; luitenant-generaal P.W. Best, militair raadsheer; vice-admiraal F.J. Heeris en mr. F.M. Westrouen van Meeteren fungeerden als bijzitters. Aanwezig waren voorts de procureur-fiscaal mr. A.M. Baron van Tuyll van Serooskerken en de griffier mr. H. van Oordt. Idem, XXXVI. Idem, XXXVI-XXXVII.
Rauter tijdens zijn proces.
De collectie is gevormd in de periode [1940] 1947-1952.
- Archief
- Onderzoek
- Algemeen Nederlandsch Persbureau
- Verhoren
- Deportaties
- Zetten
- Heinrich Himmler
- Doodstraf
- Holocaust
- Vernietigingskampen
- Kees van de Sande
- Arthur Seyss-Inquart
- Concentratiekampen
- Razzia's
- Oorlogsmisdaden
- Opsporing
- Processen
- Politie
- Hanns Albin Rauter
- Roof
- Verzet
- Burgerbevolking
- SS
- Joden
- Drie
- Reichskommissariat Niederlande
- Tewerkstelling
- Regering
- Gevangenissen
- Studenten
- Radio
- Rotterdam
- Arbeidsinzet
- Archieven NIOD
- 1954-01-01
- 1 meter (45 inventarisnummers)
- 286
- nl
- Tweede Wereldoorlog
- Categorie
- Trefwoorden
- Justitie en rechtspraak
- In Oorlogsbronnen in set archieven_niod