Ga direct naar: Hoofdnavigatie
Ga direct naar: Inhoud
Alle bronnen

Gemeentelijk inkwartieringsbureau voor de Duitsche weermacht 'Quartieramt' en Dienst inkwartiering herstel en afwikkeling (D.I.H.A.)

1 januari 1940 - 1 januari 1946

Gemeentelijk inkwartieringsbureau voor de Duitsche weermacht 'Quartieramt' en Dienst inkwartiering herstel en afwikkeling (D.I.H.A.) Archief Op 7 september 1983 is het archief van het Gemeentelijk huisvestingsbureau betreffende de door de Duitse bezetter gevorderde woonruimte, 1940-1945 aan de G.A.U. overgedragen. Bij de inventarisatie bleek dat er ook stukken van de D.I.H.A. in opgenomen waren. In het archief bevinden zich uitsluitend de stukken met betrekking tot de taakuitoefening. Archivalia betreffende de huisvesting van de dienst en het personeel komen vrijwel niet voor. Het archief vertoonde nauwelijks een orde en was buitengewoon vuil. In het archief van het gemeentebestuur na 1813 (onderdeel dossierarchief) bevinden zich onder het codenummer -1.778.545 diverse beleidsmatige stukken ten aanzien van huisvesting in de oorlogsjaren. Onder codenummer -1.865.287 bevinden zich stukken over de inkwartiering van de Duitse en van de geallieerde strijdkrachten. Na de inventarisatie en materiële verzorging bedraagt de lengte van het archief 5œ m1 m. Er zijn geen bepalingen gesteld t.a.v. van een eventuele beperking van de openbaarheid. juni 1992, G.J. Röhner Algemeen Op 16 mei 1940 werd het "Inkwartieringsbureau voor de Duitsche Weermacht" ingesteld. Burgemeester G.A.W. ter Pelkwijk schreef er in zijn publikatie Utrecht in de eerste jaren van de bezetting het volgende over: Ten behoeve van de inkwartiering van de troepen en de officieren had ik spoedig na de bezetting een bureau gevormd, onder leiding van de hoofdcommies ter secretarie, H.M. van Kuipers, die deze moeilijke en ondankbare functie tot het laatst toe heeft vervuld. Het bureau moest ten nauwste samenwerken met nieuwe functionarissen, de Ortskommandanten. Gedurende de bezetting werden een 525-tal gebouwen en woningen gevorderd. De eerste Ortskommandanten Oberleutnant Von Henkel en Sokoli bleven slechts enkele weken. Toen kwam er een hiaat; het bureau, aanvankelijk in het Stadhuis, was slechts bezet door enkele soldaten en een Feldwebel, die zich onhebbelijk en onbeschoft gedroegen. Eigenmachtig inkwartieren was verboden, maar dit verbod werd, mede door de slappe houding van verschillende burgers, aanvankelijk geregeld overtreden. De heer H.M. van Kuipers was van origine hoofdcommies van de afdeling onderwijs van de gemeentesecretarie. Het Inkwartieringsbureau was aanvankelijk gevestigd in het Stadhuis, vervolgens op de adressen Maliesingel 23, Boothstraat 8, Mariaplaats 17, Domplein 1, Maliebaan 34, Maliebaan 55. De bevoegdheden t.a.v. het beheer over de woningvoorraad berustten bij drie instanties, te weten: 1. De Duitse Weermacht. Deze kon woningen vorderen zowel voor eigen gebruik als voor onderbrenging van bewoners van voor de Weermacht ontruimde percelen. De uitvoering van de vordering geschiedde door het Gemeentelijk Inkwartieringsbureau, ook wel het 'Quartieramt' genaamd. Voor heel Nederland gold een beschikking van de Wehrmachtsbefehlhaber in Nederland dat alle vrijkomende woningen in de eerste plaats voor de Weermacht beschikbaar moesten zijn. 2. De civiele Duitse instanties. Civiele vorderingen liepen via de Beauftragte des Reichskommissars over de Rijksgebouwendienst. 3. Het B.A.R.A. (Bureau Afvoer Regeringsapparaat). Het B.A.R.A. was eind 1942 ingesteld om de verhuizing van de Haagse departementen naar het midden en oosten van het land te organiseren. In Utrecht werd het Departement van Waterstaat gevestigd. Inkwartiering geschiedde op grond van de Verordeningen van de Rijkscommissaris voor de bezette Nederlandse gebieden, nrs. 50/1940 en 144/1940. Het zelfstandig kwartier maken was voor troepen en afzonderlijke personen verboden: aanwijzing tot inkwartiering geschiedde door de Ortskommandanturen. De 'kwartiergelden' werden maandelijks door de Ortskommandantur betaald op vertoon van de inkwartieringsbiljetten. Het vorderen van woningen ging in de praktijk als volgt: alle leegkomende woningen moesten bij de burgemeester worden aangemeld. Gedurende een week waren zij dan geblokkeerd. De vrijgekomen woningen werden dagelijks in tweevoud schriftelijk aangemeld bij de Ortskommandant. Deze gaf aan welke woningen hij in gebruik wilde nemen. Vervolgens stuurde de O.K. de lijst door naar de B.A.R.A. (via de Beauftragte des Reichskommissars). Als noch de Ortskommandant, noch het B.A.R.A. de leeggekomen woning vorderden, werd de blokkade opgeheven en kwam de woning weer ter beschikking van de eigenaar, en dat kon de gemeente zijn of een particulier. Een andere taak van het Inkwartieringsbureau was het afwikkelen van financiële aangelegenheden die verband hielden met vordering van bewoonde huizen door de Duitse Weermacht. Bij een gedwongen verhuizing binnen de gemeente kwam een deel van de gemaakte kosten ten laste van de gemeente, voor zover deze kosten niet door de Duitse Weermacht werden vergoed. Het kon dan gaan om ontruimingskosten, transport- en opslagkosten, stofferings- en aansluitkosten etc. De bevrijding in mei 1945 maakte weliswaar een einde aan de naam "Gemeentelijk Inkwartieringsbureau", maar de taak bleef bestaan, zij het dat het nu ging om het behulpzaam zijn bij het onderbrengen of inkwartieren van de geallieerde strijdkrachten, het afwikkelen van Duitse inbeslagnemingen en het verschaffen van woonruimte en huisraad aan oorlogsgedupeerden. Al voor de bevrijding in 1945 had het toenmalige gemeentebestuur zich er rekenschap van gegeven dat na afloop van de Duitse bezetting maatregelen zouden moeten worden genomen met betrekking tot de huisvesting van geallieerde militairen en bepaalde groepen van de bevolking. Men voorzag dat veel oorlogsgedupeerden (slachtoffers van bombardementen, vijandelijkheden en gevechtshandelingen) zo spoedig mogelijk aan huisvesting en ook aan huisraad zouden moeten worden geholpen. Bovendien zouden na de bevrijding talrijke Utrechters die waren weggevoerd of door het optreden van de bezetter hun woning hadden verloren, om een behoorlijke huisvesting vragen. Dank zij het vertrek van Duitse militairen en leden van de N.S.B. zouden er echter ook nogal wat woningen en inboedels ter beschikking komen. Enerzijds zou er dus een tekort aan woningen ontstaan, anderzijds zouden er woningen leeg komen te staan. Vrees voor plundering was dan ook aanwezig. Bij K.B. van 20 oktober 1944 werd bepaald dat het vermogen van vijanden van rechtswege over zou gaan op de Staat, terwijl de eigendommen van N.S.B.'ers en van politieke arrestanten van rechtswege onder beheer zouden moeten worden gesteld. De betreffende bevoegdheden zouden moeten worden uitgeoefend door een volgens dit K.B. in te stellen Beheersinstituut. En in Utrecht werd dit -vanaf 8 mei 1945- de Dienst Inkwartiering, Herstel en Afwikkeling (D.I.H.A.). Het was een samenvoeging van het B.A.R.A. (Bureau Afvoer Regeeringsapparaat) en het Inkwartieringsbureau, aangevuld met overgeplaatst of gedetacheerd gemeentepersoneel en (tijdelijk) een aantal spoorwegambtenaren. De D.I.H.A. is op 8 mei 1945 aan het werk gegaan. In het begin had de D.I.H.A. veel werk aan de huisvesting van geallieerde militairen; na verloop van tijd kwam de nadruk te liggen op de woninguitgifte en op de zorg voor het roerend goed van vijanden, leden van de N.S.B. en daarmee gelijkgestelde personen. Deze laatste taak was opgedragen aan een aparte afdeling, voorgeschreven door het Militair gezag, het "Bureau roerende goederen van vijanden en landverraders". De inboedels werden opgeslagen in magazijnen in de oude vleeshal, de Handelsbeurs, het Jaarbeursgebouw, de voormalige Cavaleriestallen aan de Wijde Doelen en het gebouw Keulsekade 120. Vanwege het feit dat in 1946 een deel van de oorspronkelijke taken was weggevallen, hield de D.I.H.A. zich allengs meer bezig met de meer reguliere woningtoewijzing, een taak die ook al werd vervuld door de afdeling woningexploitatie van de Bouw- en Woningdienst. Als gevolg van de daartoe strekkende raadsvoordracht van 5 juli 1946 werd in de loop van dat jaar de D.I.H.A. opgeheven en werden alle werkzaamheden op het gebied van de woningtoewijzing ondergebracht bij het (nieuwe) Gemeentelijk Huisvestingsbureau, waar ook de afdeling woningexploitatie van de Bouw- en Woningdienst was ondergebracht. De heer Van Kuipers keerde als referendaris in algemene dienst terug naar de gemeentesecretarie. Literatuur Dr. L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog , deel 6, tweede helft (juli '42-mei '43). GAU bibl.sign: XVII D 13. Mr. G.A.W. ter Pelkwijk, Utrecht in de eerste jaren van de bezetting . Utrecht, 1946. GAU bibl.sign: VIII A 38. Jaarverslagen Gemeente Utrecht 1940, 1941-1945. GAU bibl.sign: XXXV D 5-6. Gedrukte verzameling 1945, 2e serie nr. 53. GAU bibl. sign: XXXVI D 9. Gedrukte verzameling 1946, 1e serie nr. 85. GAU bibl. sign: XXXVI D 10.

Collectie
  • Archieven Utrecht
Type
  • archief
Identificatienummer van Het Utrechts Archief
  • 821-1
Trefwoorden
  • Openbare orde en Veiligheid
Disclaimer over kwetsend taalgebruik

Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer

Ontvang onze nieuwsbrief
Tweewekelijks geven we je een overzicht van de meest interessante en relevante onderwerpen, artikelen en bronnen van dit moment.
Ministerie van volksgezondheid, welzijn en sportVFonds
Contact

Vijzelstraat 32
1017 HL Amsterdam

info@oorlogsbronnen.nlPers en media
Deze website is bekroond met:Deze website is bekroond met 3 DIA awardsDeze website is bekroond met 4 Lovie awards