Ga direct naar: Hoofdnavigatie
Ga direct naar: Inhoud
Alle bronnen

Archief van het waterschap genaamd De Oningepolderde Landen onder Egmond-Binnen

1865 - 1977

Bereik en inhoud Oorspronkelijke inleidingen en bijlagen Oprichting en ontwikkeling tot het einde van de Eerste Wereldoorlog (1866-1918) Tijdens het ancien régime speelde het dorpsbestuur van Egmond een belangrijke rol in de polders binnen zijn jurisdictie. Schout en schepenen traden bijvoorbeeld in de Sammerspolder op als dijkgraaf en heemraden en waren betrokken bij het schouwen van de dijken en de opstelling van keuren. Tijdens de Frans-Bataafse periode (1795-1813) kwamen aan deze bemoeienissen een einde. D. Aten, Inventaris van het archief van de Sammerspolder 1756-1976 (1978-1979) (Regionaal Archief Alkmaar 2002) pp. 3-4; idem, Inventaris van het archief van de Wimmenummerpolder 1876-1976 (1978) (Regionaal Archief Alkmaar 2001) p. 4; idem, Inventaris van het archief van de Bovenpolder onder Egmond-Binnen 1628-1977 (1978) (Regionaal Archief Alkmaar 2001) p. 3. Toch behield het gemeentebestuur de nodige taken op het terrein van de waterstaat. Allereerst inde het de lasten van de Hoogheemraadschappen van de Uitwaterende Sluizen en de Hondsbossche. Verder traden B en W op als een soort van dagelijks polderbestuur over de oningepolderde landen langs de duinrand. Zij regelden onder goedkeuring van de gemeenteraad het onderhoud van de bruggen, duikers en wegen in dit gebied. Zo ging het college regelmatig op bekenschouw om te controleren of de betrokken onderhoudsplichtigen de beekjes wel netjes hadden schoongemaakt. Ook besliste het gemeentebestuur over de verlening van vergunningen tot bijvoorbeeld het dempen van slootjes en regelde het baggerwerk in de Hoevervaart, de vaarweg naar de markt in Alkmaar. Om de kosten van de zojuist genoemde werken te dekken, werd het Hondsbossche- en Uitwaterende Sluizengeld iets hoger over de landerijen omgeslagen dan strikt noodzakelijk was om de lasten van de genoemde Hoogheemraadschappen te voldoen. Het surplus vloeide in de gemeentekas. Zie: Notulen van het verhandelde in de zomer-vergadering der Provinciale Staten, 4 tm. 6 en 11-7-1865 bijlage D; Regionaal Archief Alkmaar (RAA), secretarie-archief Egmond-Binnen 1817-1942 (SAEB) doos 7, notulen vergaderingen B en W, 6-7-1864, 8-2-1865; doos 2, notulen raadsvergaderingen, 9-3, 18-5 en 28-12-1864, 20-1-1865. Aan het begin van de jaren zestig van de "19e" eeuw, begon het gemeentebestuur echter vraagtekens te zetten bij zijn taken en verplichtingen op het terrein van de waterstaat. De Gemeentewet van 1851 maakte geen melding van verplichtingen of bevoegdheden van gemeenten op dit terrein. Daarnaast was er in 1860 door de Provincie in de aangrenzende gemeente Bergen een Vereniging van Polders en Oningepolderde Landen ingesteld die alle waterstaatstaken van de gemeente had overgenomen. Tenslotte waren er plannen in de maak om de weg van Castricum over Egmond, Bergen en Schoorl naar Schoorldam te bestraten. B en W achtten dit laatste dringend noodzakelijk in verband met de ontwikkeling van de landbouw. Zij vonden dat een polderbestuur met de bevoegdheid om de hieraan verbonden kosten over de landerijen om te slaan in deze zaak veel slagvaardiger op zou kunnen treden dan de gemeente. Er werd daarom in augustus 1863 aan Gedeputeerde Staten (GS) om de instelling van een waterschap in Egmond-Binnen verzocht vergelijkbaar met dat te Bergen. Notulen…zomervergadering der Provinciale Staten ; RAA, SAEB doos 10, ingekomen stukken, 20-1-1864. GS wilden hier echter niet aan omdat in tegenstelling tot Bergen het gemeentebestuur van Egmond-Binnen al sinds lang geen enkele rol meer in de polders speelde. Voor het instellen van een algemeen, overkoepelend bestuur ontbrak daarom iedere basis. Bovendien waren twee betrokken polders, de Egmondermeer en de Vennewaterspolder, net bestuurlijk gereorganiseerd door middel van de uitgifte van bijzondere reglementen van bestuur. Wel waren GS van mening dat het beter was als de bestaande vermenging van gemeente- en waterschapszaken werd beëindigd. Tenslotte stelden zij een mondeling onderhoud over de hele kwestie voor. Deze bespreking vond op 25 oktober 1864 plaats. De gecommitteerden van GS adviseerden in overleg met de afgevaardigden van het gemeentebestuur de instelling van een apart waterschap over de oningepolderde landen, het hoger gelegen gebied in de gemeente buiten de polders. Dat moest alle waterschapstaken van de gemeente over nemen. "RAA, SAEB doos 10, portefeuille 1864, brieven GS 20-1 en 12-10-1864; doos 7, notulen vergadering B en W, 9-11-1864." GS begonnen daarna met het opstellen van een bijzonder reglement van bestuur voor het nieuwe waterschap. Naar aanleiding van de ter inzage legging van het ontwerp-reglement kwam een bezwaarschrift binnen van maar liefst 30 ingelanden. Zij vonden de instelling van een waterschap onnodig omdat de landerijen zo hoog lagen dat het water vanzelf afliep. Verder vreesden zij extra lasten. Provinciale Staten legden dit bezwaarschrift naast zich neer. Ook op de oningepolderde landen moest immers van alles gebeuren om een goede waterhuishouding te waarborgen. Het reglement werd tenslotte op 20 september 1865 in het Provinciaal blad afgekondigd. "Ibidem, portefeuille 1865, bezwaarschrift 3-5-1865; notulen…zomervergadering der Provinciale Staten , p. 58; RAA, archief Waterschap genaamd de Oningepolderde Landen onder Egmond-Binnen (AWOLEB) inv.nr. 12." Dit reglement belastte het Waterschap met de volgende taken: het beheer van alle sloten, beken, dammen, duikers en pompen waarmee het water van de oningepolderde landen werd afgevoerd. het beheer van de wegen. de inning en afdracht van de omslagen van de Hoogheemraadschappen van de Hondsbossche en van de Uitwaterende Sluizen alsmede van de Vereniging van de Noorder IJ- en Zeedijk. de zorg over en het en toezicht op de duinen. Het bestuur van het Waterschap genaamde de Oningepolderde Landen onder Egmond-Binnen werd rechtstreeks gekozen door de stemgerechtigde ingelanden en bestond uit vijf leden. Ieder jaar trad één bestuurslid af. De zorg voor de organisatie van de eerste verkiezingen werd opgedragen aan het gemeentebestuur van Egmond-Binnen. Deze vonden op 26 januari 1866 plaats. Ibidem, doos 7 notulen vergaderingen B en W, 5-10-1865; RAA, AWOLEB inv.nr. 1, 5-3-1866; inv.nr. 12. Het bestuur van het nieuwbakken Waterschap kwam op 5 maart 1866 voor het eerst in vergadering bijeen. Men beperkte zich tot een controle van de geloofsbrieven. Op de volgende vergadering herinnerde de kersverse voorzitter “…al dadelijk aan het groote doel het welke door het instellen van dit waterschap is beoogd, namelijk het bestraten van den weg langs duin [Herenweg]” . RAA, AWOLEB inv.nr. 1, 21-3-1866. Ook nam men het initiatief tot de verharding van de Vennewatersweg naar Heiloo. Het Waterschap kreeg hierbij steun van de Wimmenummer- en Vennewaterspolder. Het duurde nog geruime tijd voordat men in samenwerking met de Verenigingen van Polders en Oningepolderde Landen onder Bergen en Schoorl en de gemeente Castricum de financiën voor de bestrating van de Herenweg rond had, vooral omdat de gemeente Castricum niet meewerkte. In juni 1870 besloot het bestuur definitief tot bestrating van de Herenweg binnen de gemeente grenzen en daartoe een lening van f 25.000,- te sluiten. Ook wilde het overgaan tot verharding met grint van de Vennewatersweg om een aansluiting te krijgen op de straatweg door Heiloo. Op 30 december 1870 vond eindelijk de aanbesteding van zowel de bestrating van de Herenweg als de begrinding van de Vennewatersweg plaats. De laagste inschrijver voor de straatweg was J.J. Tesselaar uit Alkmaar voor de somma van f 22.322,-. De verharding van de Vennewatersweg werd gegund aan J. Oldenburg uit Bergen, welke dit werk voor f 5.646,- wilde uitvoeren. Beide werken waren in november 1871 gereed. Daarop ontving het Waterschap de eerder toegezegde f 5.000,- subsidie van de provincie. Ibidem, 6-9-1866, 20-5-1867, 23-6-1869- tm. 8-6-1870; inv.nr. 8, brieven nrs. 21 tm. 31; inv.nr. 84; Aten, Wimmenummerpolder (2001), p. 4; idem, Inventaris van het archief van de Vennewaterspolder 1769-1976 (1979) (Regionaal Archief Alkmaar 1996) p. 4; idem, Inventaris van het archief van de Vereniging van Polders en Oningepolderde Landen onder Schoorl en Petten 1868-1867 (Regionaal Archief Alkmaar 1999) p. 2. Het Waterschap ging hierna verder met de begrinding van diverse andere wegen in de gemeente. Dit maakte een regeling met de gemeente Egmond-Binnen noodzakelijk. Het reglement van bestuur bepaalde namelijk dat het Waterschap alle wegen moest onderhouden voorzover anderen daartoe niet verplicht waren. Welke wegen dat precies waren, bepaalde het reglement niet. In 1887 werd hierover een overeenkomst met de gemeente bereikt. Ook werd een verdeling van de opbrengst van het grasgewas en een regeling aangaande het onderhoud van de duikers onder de wegen afgesproken. Ibidem, inv.nr. 79; inv.nr. 2, 29-12-1886. Geheel tot tevredenheid stemde dit akkoord niet. In 1893 klaagde het bestuur in een brief aan de gemeenteraad dat het onredelijk was dat het Waterschap sommige wegen wel moest onderhouden, maar niet de opbrengst van het grasgewas genoot. Dit werd toegeschreven aan het optreden van het raadslid R. Admiraal, die een en ander in 1870-1871 reeds had geregeld. Het contract van 1887 was slechts een schriftelijke vastlegging van door Admiraal genomen besluiten. Het bestuur stelde hieromtrent dat Admiraal in deze zaken “ het uitvoerend bewind ” was en hij “…op andere personen, een soort van hijpnotische invloed uit [oefende] welke aan den gang van zaken een zeer eenzijdig karakter verleenden” . Ibidem, inv.nr. 79; vl.inv.nr. 8, brief nr. 76. De gemeente ging echter niet op het verzoek tot aanpassing van het contract in. Ibidem, inv.nr. 79; inv.nr. 2, 12-4-1893. Van de Eerste tot het einde van de Tweede Wereldoorlog (1918-1945) Ten behoeve van het wegenonderhoud kocht het bestuur iedere jaar ettelijke vletten vol kolengruis, grint, schelpen en puin aan. Deze materialen werden gelost aan de wal bij de molen van de Vennewaterspolder. De wegwerker van het Waterschap verrichte het eigenlijke onderhoudswerk. Na het aflopen van de Eerste Wereldoorlog kwam het tot nieuw overleg met de gemeente over de wegen. Op 6 april 1921 vond er een gecombineerde vergadering met het gemeentebestuur plaats. Het bestuur van het Waterschap was ondermeer van mening dat de complete straatweg voorzover gelegen binnen de bebouwde kom door de gemeente zou moeten worden onderhouden. Deze straat was namelijk geen polderbelang, maar een dorpsbelang. Tenslotte werd het voorstel gedaan dat de gemeente de Herenweg in zijn geheel zou overnemen en het Waterschap voortaan voor alle andere landwegen zou zorgen. De vergadering besloot een wegencommissie in te stellen om de financiële kant hiervan nader te onderzoeken. Op de achtergrond speelde bij dit alles een in verband met het groeiende autoverkeer dringend noodzakelijke verbreding van de Herenweg inclusief de aanleg van een rijwielpad mee. Hiermee was, na aftrek van de subsidies van Rijk en provincie, ongeveer f 60.000,- gemoeid en dat terwijl men net de lening voor de aanleg van de straatweg had afgelost. Ibidem, inv.nr. 2, passim ; inv.nr. 3, 6-4-1921; inv.nr. 79. De onderhandelingen met de gemeente over de verdeling van de wegen sleepten zich jarenlang voort. In 1925 was men het eindelijk eens. De gemeente nam de complete Hereneweg van de grens met Castricum tot de grens met Bergen over, alle wegen in de bebouwde kommen van Egmond-Binnen en Egmond aan den Hoef, de Vennewatersweg tot aan de grens met Heiloo en nog twee andere wegen. Alle overige wegen bleven in beheer van het Waterschap dat ook de opbrengst van het gras- en houtgewas langs de bedoelde wegen volledig toegewezen kreeg. Ibidem, inv. nr. 79. Aan het einde van de jaren twintig trad het bestuur insgelijks in overleg met de gemeente Heiloo waaraan het de rest van de Vennewatersweg wilde overdoen. In november 1927 berichtte men B en W van Heiloo dat men de oude, in 1870 verleende, vergunning tot het verharden van deze weg opzegde. Het Waterschap zag met andere woorden van het onderhoud af. Na een uitgebreide correspondentie bleek Heiloo bereid voortaan één vierde van de onderhoudskosten op zich te nemen, maar meer ook niet omdat “…de weg absoluut ongeschikt voor het moderne verkeer [is], veel te smal en vol bochten…” . Ibidem, inv.nr. 87, brief B en W van Heiloo aan GS van 2-7-1929. De gemeente legde zelf een nieuwe weg aan (de Heilooër Zeeweg) ter verbetering van de verbinding tussen Heiloo en het strand, zie inv. nr. 60. Op initiatief van de gemeente Heiloo werd de weg in 1936 in zijn geheel over gedaan aan het Hoogheemraadschap Noordhollands Noorderkwartier te Alkmaar en wel tegen een jaarlijks door het Waterschap te betalen uitkering. Ibidem, inv.nr. 3, 28-9-1927; inv.nr. 87. De uitkering aan Noordhollands Noorderkwartier werd naderhand afgekocht. Ter verkrijging van meer financiële armslag voor met name het wegenonderhoud wendde het bestuur zich verder tot de polders in de gemeente Egmond-Binnen. In 1924 verklaarden de Sammerspolder en Vennewaterspolder zich bereid jaarlijks f 3,- per hectare af te dragen aan het Waterschap. De Wimmenummerpolder volgde in 1926. Een en ander werd in 1926 in de bijzondere reglementen van bestuur van de genoemde drie polders vastgelegd. Dertien jaar later, in 1939, verzochten de polders om verlaging van hun bijdrage vanwege de slechte toestand van de landbouw. Het bestuur van het Waterschap had hier geen problemen mee omdat de kosten van het wegenonderhoud na de overdracht van de Vennewatersweg en doordat nu vrijwel alle wegen van een verharding waren voorzien flink lager uitvielen. Ibidem, inv.nr. 80; inv.nr. 4, 31-1-1940. Een ander probleem waar het Waterschap mee te maken kreeg, was de enorme onttrekking van duinwater aan de bodem voor de drinkwatervoorziening. Dit leidde tot ernstige verdroging. Diverse grote bollenkwekers zetten pompinstallaties neer om water uit de bodem op te pompen ter compensatie van de lage grondwaterstand in de duinstreek. De provincie onderkende de problemen en kwam in juni 1940, kort na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, met een irrigatieplan. Dit ging uit van het oppompen van water uit de Schermerboezem. Direct na de voltooiing van het plan wilde het PWN ook in het duingebied van Egmond met de drinkwaterwinning beginnen. Het bestuur van het Waterschap waardeerde wel dat de provincie aandacht voor de problematiek had, maar had grote bezwaren tegen de omslag van de exploitatiekosten van alle voorgestelde werken over de betrokken landerijen. Hiervoor zou een nieuw waterschap worden opgericht. Verder herinnerde het bestuur eraan dat een lid van GS in 1933 had gesteld dat zeker de komende kwart eeuw waterwinning in Egmond-Binnen niet aan de orde was. Dit bleek echter nergens op papier te zijn vastgelegd. Als gevolg van de oorlogsomstandigheden kwam er echter van de uitvoering van alle plannen niets terecht. Ibidem, inv.nr. 103. Het wegenonderhoud werd eveneens door de oorlog ernstig bemoeilijkt. In augustus 1941 lag er bijvoorbeeld een plan klaar om de Natte- en Rinnegommerlaan van een teerdek te voorzien. Dit materiaal viel echter niet meer te krijgen. Problemen waren er ook met twee eigenaren van door de Duitse weermacht afgebroken huizen. Die weigerden omslag te betalen. In februari 1944 bepaalde het bestuur in overleg met het evacuatiebureau dat er in ieder geval over 1943 nog moesten worden betaald omdat toen de bewuste gebouwen nog overeind stonden. Voorts werd men geconfronteerd met de aanleg van een tankval. Hierdoor werden enkele wegen vernield en ook moesten extra uitgaven worden gedaan om de waterafvoer gaande te houden. In september 1944 kon het bestuur zelfs niet meer naar oude gewoonte aan de schouw van de beken een mooie “gastdag” met maaltijd vast koppelen. In september 1944 besloot het bestuur tenslotte nog het door geëvacueerde bewoners uit te voeren werk aan beken en sloten maar door de eigen arbeider te laten uitvoeren. Ibidem, inv.nr. 4, 26-8 en 17-9-1941, 29-2 en 14-9-1944; inv.nr. 93; R. Ranzijn, ‘Herinneringen aan bezet Egmond’, Geestgronden, Egmonds historisch tijdschrift 2 (1995) nr. 1, pp. 5, 6; P.C. Mooy, ‘Herinneringen van een oud-Egmond-Binder aan de tweede wereldoorlog’, Geestgronden 5 (1998) nr. 1, p. 5; R. Leijen, ‘Het schijnvliegveld in de Vennewaterspolder’, Geestgronden 6 (1999) nr. 2/3, p. 79. Overdracht van de wegen aan de gemeente en opheffing (1945-1977) Na het aflopen van de oorlog klopte direct de Sammerspolder aan om vergoeding van de extra bemalingskosten gemaakt om het overvloedige water dat via de tankval van de oningepolderde landen afliep weg te krijgen. Het bestuur nam verder contact op met het Hoogheemraadschap Noordhollands Noorderkwartier om de door de tankval doorsneden wegen voor de hooitijd van 1945 hersteld te krijgen. Men wilde hiervoor desnoods de betrokken boeren zelf inschakelen. Voorts informeerde het bestuur naar mogelijkheden om de oorlogsschade vergoed te krijgen. Ibidem, inv.nr. 5, 8-6 en 28-8-1945. Qua wegenonderhoud was het Waterschap voorlopig relatief goedkoop uit omdat er in de buurt puin in overvloed van gesloopte bunkers en andere werken van de “Atlantikwall” te krijgen was. Aan het begin van de jaren vijftig raakten deze voorraden echter op. Bovendien voldeed puin niet meer door het snellere en zwaardere verkeer. Dit reed het puin binnen korte tijd tot gemakkelijk verwaaiend pulver. Enige oplossing voor deze problematiek was asfalteren. In 1951 werd dan ook besloten tot asfaltering van de Rinnegommer- en Mosselaan en de Driehuizerweg. Hiervoor sloot het Waterschap een lening van f 30.000,- af. Het werk werd uitgevoerd door de Gebr. Min te Bergen. Ibidem, 6-6-1951; inv.nr. 81. In de loop van de jaren vijftig kreeg het Waterschap te maken met ernstige vervuiling van beken en slootjes door lozingen van rioolwater uit nieuwbouwwijkjes. Zowel de gemeente als de betrokken woningbouwvereniging St. Joseph werden herhaaldelijk op deze wantoestanden aangesproken. In april 1955 besloot het bestuur zelfs Provinciale Waterstaat erbij te halen omdat de gemeente gedane toezeggingen niet nakwam en verder overleg zinloos was. Aan de andere kant had men de gemeente echter dringend nodig. In de tweede helft van de jaren vijftig kwamen de mogelijkheden van het Waterschap op het vlak van de wegen namelijk duidelijk in zicht. De aflossing van de lening voor het asfalteren in combinatie met de sterk oplopende onderhoudskosten van het wegennet werden teveel. In 1956 verzocht men dan ook aan de gemeente om een serie wegen over te nemen. Helemaal niet te spreken was men natuurlijk over de organisatie van autotoer- en puzzelritten, onder andere door de V.V.V. van de Egmonden, over polderweggetjes die daardoor extra te lijden hadden. De ook krap bij kas zittende gemeente onderkende de problemen, maar was vooralsnog niet in staat wegen over te nemen of financieel bij te springen. Daarom informeerde het bestuur ook bij het Hoogheemraadschap Noordhollands Noorderkwartier en probeerde het een ruilverkaveling met bijbehorende verbetering van het wegennet van de grond te krijgen. In 1961 lukte het eindelijk een serie wegen aan de gemeente over te doen tegen een jaarlijkse bijdrage van f 2.500,- welke in zou gaan in 1968, het jaar waarop het Waterschap de eerder genoemde lening had afgelost. Ibidem, 12-8-1952; inv.nr. 6, 30-3 en 19-4-1954, 27-9-1956, 26-7-1957; inv.nr.nrs. 79, 82 en 83. Een jaar na de totstandkoming van de nieuwe regeling met de gemeente zocht het Waterschap weer contact. Het ging nu om het afstoten van de resterende polderweggetjes van enig belang. Men wilde hiervoor jaarlijks f 1.000,- aan de gemeente betalen, weer vanaf 1968. De gemeenteraad zag in dat vele polderwegen inmiddels in de bebouwde kom waren opgenomen of daar binnenkort door uitbreidingsplannen bij zouden komen. Ook in verband met de functie van de gemeente als recreatiecentrum waren goede wegen belangrijk. Van het Waterschap kon men de noodzakelijke verbeteringen niet verlangen. Daarom besloot de raad in april 1964 na de nodige onderhandelingen inderdaad tot overname van alle resterende wegen van betekenis en wel tegen een bijdrage van f 2.000,- per jaar van het Waterschap welke onmiddellijk in zou gaan. Ibidem, inv.nr. 79; inv.nr. 6, 14-4-1964. Na de overdracht had het Waterschap nog twee taken over, namelijk het toezicht op de beken en sloten en de inning van de lasten van de Hoogheemraadschappen van de Uitwaterende Sluizen en het Hoogheemraadschap Noordhollands Noorderkwartier, waarin de Hondsbossche en De Noorder IJ- en Zeedijk ondertussen waren opgegaan. Het had alles bij elkaar niet veel meer te betekenen. Bij Provinciale Waterstaat werd dan ook over opheffing van de Oningepolderde Landen onder Egmond-Binnen als zelfstandig waterschap gedacht. De aangrenzende polders konden de resterende taken wel over nemen. Het bestuur voelde hier helemaal niets voor omdat de ingelanden dan zeker met een hogere omslag te maken zouden krijgen. In 1969 kwam samenvoeging van een serie waterschappen bewesten Heiloo aan de orde. Met het oog op de lasten en het andere karakter van het Waterschap in vergelijking met de “maalpolders” was hier wederom geen animo voor. Begin jaren zeventig bleek van een nog grotere concentratie sprake te zijn. De Oningepolderde Landen onder Egmond-Binnen ging uiteindelijk op de eerste januari 1977 samen met 37 andere gereglementeerde waterschappen op in het nieuwe Waterschap Het Lange Rond. Ibidem, inv.nr. 6, 26-8-1964, 16-10-1969, 24-1-1970. Archief en inventarisatie. Over de lotgevallen van het archief staan ons maar zeer weinig gegevens ter beschikking. Het werd aan huis door de secretaris-penningmeester bewaard. In 1927 vond een inspectie van het archief door de Rijksarchivaris in de provincie Noord-Holland plaats. Bijzondere aanmerkingen op de toestand van het archief had hij niet. Ibidem, inv.nr. 3, 28-9-1927. Na de opheffing van de Oningepolderde Landen kwam het archief via Waterschap Het Lange Rond naar het toenmalige Gemeentearchief Alkmaar. Gemeentearchivaris W.A. Fasel stelde medio 1980 een magazijnstaat of plaatsingslijst op. Deze staat vormde het uitgangspunt van de voorliggende, definitieve inventarisatie. Hierbij werd het archief meteen geschoond aan de hand van de vigerende selectielijsten. Het betreft de Lijst van voor vernietiging in aanmerking komende bescheiden uit de archieven van waterschappen dagtekenende van na 1850 en de Lijst van voor vernietiging/bewaring in aanmerking komende bescheiden van waterschappen na 1935 . Hierdoor kon de lengte van het archief met circa. 15 cm. tot circa 1 m. worden terug gebracht. Het archief is volledig openbaar.

Collectie
  • Archieven Alkmaar
Type
  • Archief
Identificatienummer van Regionaal Archief Alkmaar
  • 262dae2052193c05be07a5ecf54795fc
Trefwoorden
  • Waterschappen & Polders
  • waterschappen
Disclaimer over kwetsend taalgebruik

Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer

Ontvang onze nieuwsbrief
Tweewekelijks geven we je een overzicht van de meest interessante en relevante onderwerpen, artikelen en bronnen van dit moment.
Ministerie van volksgezondheid, welzijn en sportVFonds
Contact

Vijzelstraat 32
1017 HL Amsterdam

info@oorlogsbronnen.nlPers en media
Deze website is bekroond met:Deze website is bekroond met 3 DIA awardsDeze website is bekroond met 4 Lovie awards