
Bijzondere Rechtspleging
Bijzondere rechtspleging was meteen na de Tweede Wereldoorlog de rechtspleging die tot doel had diegenen te berechten die zich tijdens de Duitse bezetting hadden schuldig gemaakt aan collaboratie, hoog- en landverraad en oorlogsmisdaden. Op 5 november 1945 werd het Directoraat-Generaal voor Bijzondere Rechtspleging (DGBR) ingesteld op het ministerie van Justitie, dat de leiding had over de organisatie. Er werden 14.000 uitspraken gedaan, waaronder 145 doodstraffen. Aan de basis lag het Besluit Buitengewoon Strafrecht (BBS) (D61) van 22 december 1943. Bijzonder was de rechtspleging in zoverre dat er sprake was van een mengeling van burgerlijk en militair recht, een speciaal voor dat doel in het leven geroepen opsporingsapparaat en Bijzondere Gerechtshoven. Bovendien kregen de veroordeelde politieke delinquenten te maken met een bijzondere strafmaat.