Het Amerikaanse leger vindt 1016 verbrande lichamen in Gardelegen
Het is zaterdag 14 april 1945. Het 9e leger van de Verenigde Staten komt aan in Gardelegen, een dorp in Oost-Duitsland. De militairen stuiten op een gruwelijk aanzicht: in de schuur van landgoed Isenschnibbe liggen honderden verbrande lichamen. De geallieerde soldaten zien dat het vuur pas gedoofd is. Ze zijn net te laat.
Ontruiming Mittelbau-Dora
De slachtoffers zijn gevangenen uit Mittelbau-Dora, het kamp dat op bevel van het SS-bestuur rond 3 april wordt ontruimd. De gevangenen moeten per trein naar andere kampen, maar door schade aan de spoorlijn stranden ze halverwege. De inzittenden moeten eruit en gaan marcherend verder. Maar de tocht gaat de SS’ers niet snel genoeg. Veel gevangenen zijn ziek of uitgeput, waarop de nazi’s een stop inlassen. Ze leiden de gevangenen naar een schuur waar zij mogen ‘slapen’. Dan gaan de deuren op slot en steekt een 16-jarige SS-korporaal de brand aan.

Baby Betty
Een van de slachtoffers in Gardelegen is verzetsman Albert Leonard Wittenberg. Hij groeit op in Suriname en leert in Nederland Janna Jetten kennen. Ze trouwen op 28 juni 1933 en wonen later met hun twee kinderen aan de President Brandstraat 32-II, in de Transvaalbuurt in Amsterdam. Daar komt in 1943 nog een gezinslid bij: de zes weken oude baby Betty. Het is het dochtertje van de buren, die een oproep krijgen om zich te melden in de Hollandsche Schouwburg. Janna vertrouwt het niet en stelt voor om het meisje in huis te nemen.
In het verzet
Albert sluit zich aan bij de Bond van Surinaamse Arbeiders en voert verzetsactiviteiten uit. Zijn werk bij de Luchtbeschermingsdienst gebruikt hij als denkmantel. Dat gaat goed, tot april 1944. Albert wordt opgepakt en komt via het Huis van Bewaring aan de Weteringschans in Kamp Vught terecht. Daar schrijft hij Janna een brief.

Levend bewijs
Het is het laatste wat Janna van hem hoort. Albert Wittenberg vertrekt vanuit Kamp Vught vermoedelijk naar Mittelbau-Dora en komt om bij de massamoord in Gardelegen. Niet alleen Mittelbau-Dora, maar ook andere Duitse kampen worden tegen het einde van de oorlog ontruimd. De daaropvolgende dodenmarsen zijn pogingen van de nazi’s om hun sporen te verdoezelen.
In totaal lopen een half miljoen gevangenen eindeloze tochten door Duitsland, weg van de geallieerden. Er vallen veel doden door uitputting of moord en dat is precies de bedoeling van de nazi’s. Al het levende bewijs moet weg, zodat niemand na de oorlog tegen hen kan getuigen. Geallieerden documenteren daarentegen zoveel mogelijk bewijs in de bevrijde gebieden. Ook in Gardelegen arriveert het US Army Signal Corps om te filmen en fotograferen. Het aanzicht maakt veel indruk.





Tien overlevenden
Tien mensen overleven de brand in Gardelegen. Edmund Motzko, een Amerikaanse militair, vangt hen op. Hij hoort het verhaal van een Joods-Hongaarse jongen die tijdens de brand uit het gebouw wist te ontsnappen. Toen een SS’er met zijn hond om het gebouw liep, bleef hij muisstil liggen. Het dier snuffelde wat rond, maar ontdekte hem niet.
Betty
Betty, het baby'tje dat Albert Wittenberg en Janna Jetten in 1943 opnemen in de familie, overleeft de oorlog en blijft tot vlak na de oorlog bij Janna. Haar ouders keren na de oorlog niet terug, zij zijn omgebracht in Auschwitz. Dankzij initiatief van het meisje van toen, Betty Mock, is het plein tussen de de Amsterdamse Joubertstraat en President Brandstaat in februari 2020 vernoemd naar de man die haar in oorlogstijd in huis heeft genomen. Een blijvende herinnering aan wat Albert Wittenberg heeft gedaan.