Ga direct naar: Hoofdnavigatie
Ga direct naar: Inhoud
Kamp Korte Geer

Kamp Korte Geer

Kamp Korte Geer te Delft (Zuid-Holland) was een Bewarings- en verblijfskamp van mei 1945 tot 1948. Er verblijven in het complex ongeveer 1700 gevangenen, die aan een ijzeren discipline onderworpen worden. Mannen en vrouwen zijn gescheiden, kinderen van de gevangenen worden in tehuizen of pleeggezinnen ondergebracht.

Filter op
Geen filters gevonden
Geen filters gevonden
Geen filters gevonden
Geen filters gevonden
Driesum, 'Hoeder fan é frede'

Het monument 'Hoeder fan é frede' in Driesum (gemeente Dantumadiel) is opgericht ter nagedachtenis aan alle Nederlanders die sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog door oorlogshandelingen zijn omgekomen. In het bijzonder worden vijf dorpsgenoten herdacht die in de Tweede Wereldoorlog of tijdens de koloniale oorlog in Indonesië in het voormalige Nederlands-Indië zijn omgekomen. De namen van de vijf slachtoffers luiden: Jan Datuma, wachtmeester Jan Dijkstra, Anne Haakma, sergeant Jacob van der Meulen en Gaele Postma. Oprichting De oprichting van het gedenkteken was een initiatief van Dorpsbelang Driesum. Onthulling Het monument is onthuld op 29 april 2004 door burgemeester J.Eggens. De naamkaartjes op de keien werden onthuld door familieleden van de slachtoffers en de naam van het beeld werd onthuld door de beeldhouwer, de heer Oene van der Veen uit Giekerk. Hierna werd door burgemeester Eggens en mevrouw T. v.d. Berg van Dorpsbelang Driesum een krans gelegd. Ook de familieleden van de oorlogsslachtoffers, de Vereniging van Oud-Indiëstrijders, Dorpsbelang Wouterswoude en enkele anderen legden bloemen en kransen. Voorafgaand aan de onthulling van het monument werd een bijeenkomst gehouden in de N.H. Kerk te Driesum. In een toespraak vertelde Jouke Dantuma hoe de dorpsgenoten om het leven waren gekomen: '18 juni 1942, bijna 62 jaar geleden ook op een donderdag: mijn beppe Gertsje Dantuma-van der Zee was samen met Froukje Kramer bezig de kerk schoon te vegen. Zij had al maanden niks meer gehoord van haar zoon Jan, die vanaf 1939 voer op diverse koopvaardijschepen. Beppe Gertsje had het hier in het begin erg moeilijk mee. Ze had haar man al op jonge leeftijd verloren en nu een zoon die graag de zee op wou. Het was dominee van der Hoek die haar overtuigde om haar zoon los te laten, want de liefde voor de zee kies je niet, het zit in je bloed. En Geertje van der Zee wist dit ook, want zij kwam uit een schippersfamilie uit Wierum en zowel haar vader, grootvader en broers kozen voor de zee. Haar ongerustheid was ook om een andere reden zeer begrijpelijk, want de wereld stond in brand en overal woedde die verrekte oorlog. Het is dezelfde dag dat dominee Abma deze kerk binnenliep en richting Beppe Gertsje liep, die als weduwe de moeilijke dertiger jaren had meegemaakt. Op dat moment zal zij hebben geweten van dominees onheilspellende boodschap. Dominee vertelde dat hij van het Rode Kruis bericht had ontvangen dat het schip met daarop haar zoon was getorpedeerd en daarbij het leven liet. Overmand door immens verdriet liep zij naar haar woninkje aan de Achterweg. [...] Jan Dantuma "Boebak" kreeg geen laatste rustplaats in zijn geboortedorp, waar hij als levenslustige jongeman is opgegroeid. Hij kreeg een zeemansgraf en de familie heeft nooit afscheid van hem kunnen nemen. Hoe verschrikkelijk moet dit zijn en was er misschien een stille hoop bij beppe Geertje dat op zekere dag haar zoon weer "folk" zou roepen? Jan Dantuma werd slechts 26 jaar jong. Hoe verantwoord is het om iemand uit de handen van de Duitse bezetters te houden, die volledig was geïnformeerd over het verzet en waar men vanuit ging dat hij de Duitse verhoormethode niet zou doorstaan, met de kans dat de Duitsers represailles (wraak) zouden nemen. Voor de meeste nabestaanden van de twintig slachtoffers van de grootste massa-executie in Friesland zal het antwoord ongetwijfeld zijn dat dit "achteraf" onverantwoord is geweest. Gaele Postma was één van die twintig personen die in koelen bloede is geëxecuteerd. Dit was de wraak van de Duitser voor het feit dat bij de bevrijding van de Dokkumer apotheker Gunster die bij de brug van De Valom plaatsvond, twee Duitsers werden vermoord. De wreedheid van de Duitsers werd bij het executieproces benadrukt. Op bevel van de commandant van de Sicherheits Dienst Arthur Wilhelm Albrecht, waren alle soldaten van de Dienststelle verplicht aan deze door hem genoemde "wraak" deel te nemen. Te Dokkum werden de 20 personen op de grond gelegd en werd de burgemeester opgetrommeld als ooggetuige. De gevangenen werden in ploegen van vijf terechtgesteld. Gedurende deze handelingen ontpopte Albrecht zich als een ware sadist. In plaats van bevelen kort en bondig te geven, liet hij alles opzettelijk lang duren. De burgemeester kreeg opdracht om ter afschrikking de lijken 24 uur te laten liggen. Zelfs een landgenoot, Jan Meekhof, behoorde tot het Duitse vuurpeleton. In het proces-verbaal van Albrecht kunnen we geen enkel spoor van spijt terugvinden. Hij wordt tot de doodstraf veroordeeld. Dit lot was Jan Meekhof ook beschoren, maar deze straf werd omgezet in 22 jaar gevangenisstraf, waarvan hij een aantal jaren heeft uitgezeten. De vraag die blijft is: hoe kan een mens zich verlagen tot een niveau dat bijna met geen pen is te beschrijven. Velen dachten dat na de tweede oorlog dit nooit meer plaats zou vinden. Intussen weten wij wel beter. De boerefeint Geale Postma, werd begraven in Dokkum en op 19 juli 1945 herbegraven in Wouterswoude. Friesland was inmiddels bevrijd een bevrijding die hem op de valreep op brute wijze is ontnomen. Geale Postma werd slechts 23 jaar jong. [...] '11 dec. 1948. We hebben een lintje met machtiging op de borst gespeld gekregen. Dat is voor de orde en rust die wij in dit land gebracht hebben. Overigens moet je daar wel een vraagteken achter zetten. Djoka verwacht binnen 6 weken een tweede politionele actie. 19 dec. 1948. Zondagmorgen 4.00 uur is het reveille, klaar voor actie. Er is een grote spanning onder de jongens. Het wordt een moeilijke tijd, actie op actie. We hebben al 16 gesneuvelden binnen een maand. We hebben veel zieken. Van een heel peloton kunnen we nog maar 10 man bij elkaar krijgen voor een actie. 15 mei 1949. Ze komen steeds dichterbij. We liggen nog op de brits, maar gaan toch maar opstaan want ze schieten de dakpannen in flarden. Ze zijn behoorlijk dicht bij ons kamp. Om 9.00 uur moet ik op een omsingelingspatrouille en het valt niet eens mee om buiten het kamp te komen. Jaap is in het kamp gebleven mede ter verdediging van het kamp. Tegen één uur is het geklaard en gaan wij terug naar het kamp en kom ik te weten dat mijn allerbeste vriend Japie, gesneuveld is. Drie jaar lang zijn wij bij elkaar geweest, hebben lief en leed samen gedeeld. Je plaatsje naast mijn bed blijft voor altijd leeg. Dit moet het afscheid zijn maar in mijn verdere leven blijf jij bestaan als mijn allertrouwste vriend.' Dit waren enkele passages uit een schriftelijk verslag van Jacob van der Meulen's beste maat, Piet Boersma uit Anjum. En ik vraag mij hierbij af waarom onze soldaten die in het verre Nederlands-Indië voor het vaderland streden, na deze oorlog niet de waardering hebben gekregen waarop men recht zou hebben. De "gewone" soldaat die niets meer dan zijn plicht vervulde is afgerekend op beslissingen die door de Heren in Den Haag zijn genomen. Onbegrijpelijk. Meester Jongsma typeerde Jacob van der Meulen als volgt: 'Eertijds waren de idealen te zien die in zijn verdere leven naar voren zijn gekomen, toen was hij een jongen, vurig van temperament, voor 't oog soms een beetje onverschillig, maar als 't er op aankwam, paraat eerlijk en oprecht, toen vol jongsavontuur.' Jacob van der Meulen werd slechts 26 jaar jong. [...] De zoektocht naar het verblijf van Anne Haakma in Duitsland leverde verrassende resultaten op. Ook een foto van Anne Haakma ontbrak bij de familie. Deze hebben wij na avonden zoeken in het archief kunnen achterhalen. Gosse Minnema heeft het fotoarchief van Johannes Minnema aan de gemeente Dantumadeel geschonken. Duizenden foto's heeft deze fotograaf gemaakt van vooral pasfoto's op de persoonsbewijzen die iedereen vanaf 15 jaar bij zich moest dragen. Wij vonden 3 negatieven van een Anne Haakma, bij ééntje was het direct bingo. Tjipke Haakma herkende zijn broer dadelijk. [...] Anne Haakma stierf totaal uitgeput in het St Barbara krankenhuis. Anne Haakma werd slechts 20 jaar. [...] Dit is een gedicht van J.C. Bloem dat valt te lezen op het gedenkteken bij het Militair Ereveld Grebbeberg waar Jan Dijkstra uiteindelijk zijn laatste rustplaats vond. Jan Dijkstra bleek uiteindelijk bij de verdediging van de Grebbelinie in het stellingsgebied Treek dodelijk te zijn getroffen bij een aanval van Duitse Stuka's. De feitelijke gebeurtenissen zijn nog steeds wazig. Ik had gehoopt dat de gevechtsverslagen uitsluitsel zouden geven, maar een telefoontje naar het Ministerie van Defensie vandaag gaf aan dat deze nog niet terug zijn van restauratiewerkzaamheden. Jan Dijkstra zal bij velen een onbekende Driesumer zijn. Op straat en in de kroeg vroegen vele zich af, wie is deze oud-Driesumer. Toen werd verteld dat het broer van Lykele van Sieds en Gerritje was, gingen bij de ouderen vaak een lichtje branden.'

Vervaardiger
Oene van der Veen (06-12-1954)
Organisatie
Nationaal Comité 4 en 5 mei
Koopvaardijpersoneel
Departement van Defensie
Burgerslachtoffers
Monument
Waterschap De Aa, 1922-1955
Archief

Historisch overzicht : Archief van waterschap de Aa beneden Helmond, vanaf 1926 Het stroomgebied van de Aa, 1922-1955 INLEIDING Rivier de Aa (Noot 1) Oorsprong Het waterschap hield zich van oorsprong vooral bezig met de rivier de Aa en haar zijrivieren. De Aa is een regenrivier en vindt haar oorsprong in de hooggelegen gronden nabij Meijel in Limburg. De rivier wordt gevormd door het afvloeiende regenwater dat via watertjes en slootjes bijeen komt. De ouderdom van de rivier de Aa is moeilijk te bepalen. Uit geologische gegevens kan een voorzichtige conclusie worden getrokken dat zij ontstaan is circa 10.000 jaar geleden na de laatste ijstijd. Het Aa-dal is evenals het Dommeldal gelegen in de zogenaamde ‘Centrale Slenk’. De centrale slenk is een verzakt gedeelte tussen twee breukranden, de breuk van Sterksel en de Peelrandbreuk. Door de van oorsprong meanderende rivier de Aa met haar zijbeken wordt het overtollige Peelwater afgevoerd. Watermolens Al eeuwenoud zijn de klachten over het beperkte vermogen van de Aa om in het natte seizoen het afstromende regenwater af te voeren. De lagere meer stroomopwaarts gelegen gronden ondervonden hierdoor wateroverlast. Dit werd nog erger toen het menselijk vernuft de stuwkracht van het water als drijfkracht voor watermolens ging benutten. De oudste schriftelijke vermelding van een watermolen binnen het waterschapsgebied dateert uit rond 1300 (Noot 2); het gaat dan om de watermolen bij Schepstal op de Bakelse Aa, die waarschijnlijk al langer bestond.

Datum
1 januari 1922 - 1 januari 1955
Philips
Kamp Sint-Michielsgestel
Hitlerjugend
Rooms-katholieke parochie van Sint Willibrordus te Utrecht
Archief

Rooms-katholieke parochie van Sint Willibrordus te Utrecht De St. Willibrordus-parochie werd in 1855 opgericht als opvolger van de voormalige statie in de Jeruzalemsteeg/Herenstraat. Deze statie was rond 1636 gegrondvest door de augustijnen en na hun verhuizing in 1840 naar de Oudegracht in 1842 betrokken door de seculiere priester Joannes Hartman, afkomstig uit de statie in de Dorstige Hartsteeg. De geschiedenis der parochie gaat derhalve terug op laatstgenoemde statie en via deze op de statie St. Servaas Onder de Linden. Van alle drie staties bevinden zich stukken in het parochiearchief. De stukken uit de augustijner periode van de statie in de Jeruzalemsteeg bevinden zich in het archief van de parochie St. Augustinus; het merendeel van de geschiedenis van de statie in de Jeruzalemsteeg zal daarom bij die van deze parochie worden besproken. De statie St. Servaas Onder de Linden was een stichting van de dominicanen. Wat betreft de identiteit van de stichter en het jaar van stichting verschaffen de bronnen ons geen volledige zekerheid. De Woerdense franciscaan Van Honssen vermeldt in de achttiende eeuw een statie in de Kleine Eligensteeg, gesticht door de in 1599 uit Utrecht en rond 1610 uit Holland verbannen dominicaan Rolandus Obijn, overleden in 1624. Als dit klopt moet de stichting dus vóór 1599 hebben plaatsgevonden. Mogelijk was hij de of een voorganger van pater Jaspers, die in 1617 op zijn beurt op hoogbejaarde leeftijd werd opgevolgd door Paulus van Rijst, residerend bij Adriaenge van Gelder in de Kleine Eligensteeg doch soms ook in de kost bij de zusters van het zich in dezelfde steeg bevindende convent van Arckel. Hij werd in 1624 betrapt bij het opdragen van de mis in dit convent en gevangen genomen Meijer, Dominicanen , 43-44. . Van Rijst werd verbannen en opgevolgd door Vincentius Andreae (Andriessen), al sinds ca. 1620 werkzaam als assistent van Van der Rijst. Hij geldt gemeenlijk als degene die de dominicanen in Utrecht hun duurzaam verblijf en vaste werkkring gaf en derhalve als de definitieve grondlegger der statie Rientjes, 'Roomsche kerken', 39; Meijer, Dominicanen , 44. . Rond 1659 verhuisden de dominicanen naar de Dorstige Hartsteeg. De al genoemde Van Honssen geeft als reden de betere en gunstiger ligging in het centrum van de stad. De apostolisch vicaris Johannes van Neercassel besloot de vrijgekomen statie aan de seculiere geestelijkheid over te doen. De statie leidde vervolgens een noodlijdend bestaan, en werd gesloten in 1852. Het nieuwe onderkomen van de dominicanen in de Dorstige Hartsteeg (voorheen Hendrick de Royensteeg) was eigendom van particulieren. Blijkens de bewaard gebleven transportakten is de eigendom in de loop der tijd diverse malen in andere handen overgegaan Archief parochie H. Willibrordus, inv.nrs. 103-111. . In 1664 werd ze als volgt omschreven: 'P[aep] Floris, een dominicaner munnick, woont in de Lange Nieustraet, tweede huys van 't Dorstige Hartsteechjen, daerin sijn kerck oock uytcomt, bij zijn moeder' Hofman, 'Allerlei', 188. . De statie werd gewijd aan OLV van den H. Rozenkrans, waarvan tevens een broederschap in het kerkje gevestigd was. Deze broederschap vormde vaak de kern van de dominicaner staties. Daarnaast bestonden Broederschappen van 'den Alderheyligsten en aldersoetsten naem IHS' en van het 'St. Thomaskoord' (of: Broederschap van de engelachtige strijd) Rientjes, 'Roomsche kerken', 84. . Een opvolgingskwestie binnen de statie rond 1764 had grote gevolgen en leidde uiteindelijk tot de beruchte vroedschapsresolutie van 15 oktober 1764. Hoofdpersoon was Willem Fey, voormalig noodhulp van de statie 't Stijger te Rotterdam, die solliciteerde naar de functie van kapelaan van pastoor Wuyts in de Dorstige Hartsteeg. Deze had echter al een Brabander aangenomen. Fey diende vervolgens een verzoekschrift in bij de vroedschap, om als 'inlander' (hij was geboren in Amsterdam) alsnog tot de statie te worden toegelaten. De vroedschap besliste ten nadele van Fey, daar hij geen Utrechter was en bovendien moeilijkheden had gehad in Rotterdam, maar nam tevens een besluit ten aanzien van het toelaten en fungeren van priesters Stadsarchief II, inv.nr. 121; zie ook blz. 17. . Het besluit leidde er toe dat de statie, na de dood van pastoor Wuyts, op 8 juli 1774 in seculiere handen kwam. De eerste seculiere priester was F.A. Wils. Deze werd vervolgens echter ook belast met de zorg voor de heropende Catharijnestatie. Het gevolg was dat de gemeente uit het Dorstige Hartsteegje daarheen trok en de statie een tijdlang leeg stond. In 1780 werd ze echter heropend na de benoeming van pastoor J.J. Reaal Rientjes, 'Roomsche kerken', 86. . In 1807 had de kerk 725 communicanten. Het kerkgebouw werd in die tijd omschreven als 'klein, oud en zeer slecht'. In 1838 werd de statie op last van de vice-superior omgedoopt in 'statie van de H. Maagd Maria of OLV'. De toestand van het kerkgebouw was ondertussen van dien aard, dat pastoor Hartman in 1839, na de mogelijkheid van verhuizing naar de vrijgekomen Augustijnerstatie in de Herenstraat vanwege de geringe ruimte daar te hebben afgewezen, machtiging vroeg tot bouw van een nieuwe kerk. Deze zou meer in het centrum van de stad gelegen moeten zijn. Vanwege financiële perikelen ging de nieuwbouw niet door, maar verhuisde men in 1842 alsnog naar de Jeruzalemsteeg/Herenstraat. Het belendende pand aan de westzijde van de kerk werd aangekocht en ingericht als pastorie. De kerk werd omgedoopt tot St. Willibrorduskerk. De voormalige kerk en de bijbehorende huisjes in de Dorstige Hartsteeg werden in het openbaar verkocht Rientjes, 'Roomsche kerken', 88-90. . Bij aartsbisschoppelijk besluit van 25 augustus 1855, ingaande 31 december van dat jaar, werd in plaats van de statie St. Willibrordus canoniek opgericht de parochie St. Willibrordus. De grenzen van de parochie werden als volgt omschreven: 'De parochie van den H. Willibrordus bevat behalve de wijk F, ook wijk G en H en wordt omschreven door de zuidzijde van de Heeren- en de Hamburgerstraat, en van daar door de oostzijde der Oudegracht tot de Weerdbarrière of Weerdpoort, met uitsluiting van hetgeen van wijk C zich daarbinnen bevindt of oostwaarts der gracht bevindt, terwijl van daar de buitengracht opwaarts tot over de Heerenstraat haar omvat en scheidt' Archief parochie OLV Tenhemelopneming, inv.nr. 66. . De St. Martinuskerk in de Herenstraat werd opgeheven als statiekerk en als bijkerk bij de St. Willibrorduskerk gevoegd Archief parochie H. Catharina, inv.nr. 136. . Ze werd in 1873 afgebroken om plaats te maken voor het St. Gregoriushuis, het nieuwe in 1875 betrokken onderkomen van de fraters van de congregatie van OLV van het H. Hart, gewoonlijk genoemd de fraters van Utrecht Stijnman, 'De katholieken', 98. . De St. Willibrordus bleek met haar 400 zitplaatsen voor 1200 kerkgangers als parochiekerk veel te klein, en was bovendien ongunstig gelegen. Daarom nam het kerkbestuur onder pastoor Stiphout in 1873 het besluit tot de bouw van een nieuwe kerk. Gezien het feit dat de parochie samenviel met de aanzienlijkste wijken van de stad en relatief weinig armen telde, had men de financiën snel rond Van Meegeren, 'Katholiek Utrecht', 38. . In 1874 werd het terrein van het R.K. meisjes- en oude vrouwenhuis in de Minrebroederstraat aangekocht. In 1875 werd met de sloop van het weeshuis en de bouw van de door A. Tepe ontworpen neo-gotische kerk begonnen. Op 21 juni 1877 kon ze plechtig worden ingewijd. Voor de vestiging van de pastorie werd in 1874 het pand in de Minrebroederstraat aangekocht dat tot dan als logement voor ooglijders dienst deed. Op 4 maart 1940 werden de parochiegrenzen gewijzigd door een uitbreiding met een deel van de in 1939 ontbonden St. Dominicus-parochie. In 1962 verschenen de eerste berichten over een mogelijke opheffing van de St. Willibrordus-parochie zelf. Toen in 1964 pastoor H.Th. Mets zijn pastoraat had neergelegd, werd geen opvolger benoemd, maar kreeg de kapelaan de opdracht de parochie in stand te houden, terwijl een diepgaand onderzoek naar de mogelijkheden der parochie werd ingesteld. In november 1966 viel de beslissing dat de Willibrorduskerk op 3 april 1967 gesloten zou worden. De parochie zou ophouden te bestaan en de parochianen zouden worden ondergebracht in de parochies van St. Augustinus en St. Catharina. Later kwam het gebouw in gebruik bij een groep conservatieve katholieken rond pater W. Kotte.

Datum
1 januari 1661 - 1 januari 1967
Organisatie
Het Utrechts Archief
Mussert-Garde
Hitlerjugend
Jezuïeten
(1314-01) Voetbalvereniging De Ooievaars
Archief

Periode 1945-1973 (1974): Na afloop van de oorlog kwam het oude bestuur op 1 juli 1945 voor het eerst weer bij elkaar. Op 25 oktober 1945 werd een nieuw bestuur gevormd. De opheffing van de jeugdherberg op 1 april 1942 werd bij besluit van de Raad van Rechtsherstel in 1946 ongedaan verklaard. De raad van toezicht en advies werd op 31 oktober 1946 opnieuw geïnstalleerd, waarbij tot vertegenwoordiger van de gemeente `s Gravenhage F. Bekink, tot voorzitter prof. van Poelje en tot derde lid F. Robertson werden benoemd Zie inv.nr. 84 . Alle drie personen hebben tot in de jaren zestig zitting gehad. De jeugdherberg "De Zeemeeuw" werd in ontredderde toestand aangetroffen en had inmiddels een andere bestemming gekregen, zodat naar een ander gebouw moest worden omgezien. Nadat een korte tijd het buiten "Overvoorde" als nieuw onderdak was overwogen, stelde de gemeente met ingang van 1 januari 1947 tegen een huur van f 3.000 per jaar het herenhuis "Ockenburgh" in Loosduinen ter beschikking Al bij de beraadslagingen op 15 december 1931 (handelingen, blz. 1315-1316) stelde het raadslid Tj. Mobach voor om Ockenburgh tot kampeerterrein te bestemmen . Al op 6 juli 1946 had de stichting de hoenderenloods tot tijdelijke jeugdherberg ingericht (het zogenaamde "kippenhok"). Het huis zelf was geheel onbewoonbaar. Het had in de oorlogsjaren als basis voor de V 1 en V 2 raketten dienst gedaan. De herberg werd bij toerbeurt door bestuursleden geleid, totdat op 1 mei 1947 de nieuwe ouders H.A. Bruijn en W.J. Bruijn Jansson hun intrede deden. Op 24 mei 1947 kon reeds een deel van het herenhuis geopend worden, waarna op 23 januari 1948 de eerste steenlegging voor een aanbouw volgde en op 15 juni 1949 de geheel gerestaureerde jeugdherberg "Ockenburgh" geopend kon worden Zie inv.nr. 93 . Met veel elan werden acties ondernomen om voor de opbouw gelden bijeen te krijgen. Particulieren en instellingen werden benaderd, er werd een prijsvraag uitgeschreven en er werd een prikkaarten en bouwsteenactie onder de schooljeugd ondernomen. De Haagsche Vereeniging voor Jeugd herbergen en de Nederlandse Jeugdherberg Centrale verleenden financiële steun en de gemeente 's-Gravenhage gaf in totaal f 13.000 aan subsidie. Het aantal overnachtingen steeg van ca. 730 in 1946 en 11.300 in 1948 tot 28.000 30.000 in 1955 1962. De jeugdherberg voldeed niet meer aan de behoefte en een aan de tijd aangepaste inrichting werd noodzakelijk. In 1962 werd voor het eerst een plan geopperd om er een vleugel aan toe te voegen. Er kwam daarna een bouwproject tot stand, dat in 1966 1974 in drie fasen werd voltooid. De herberg werd van binnen gemoderniseerd en de vleugel werd aangebouwd door het architectenbureau F. van Klingeren in Amsterdam. De gelden van het Noordwijkse jeugdhuis, aangegroeid tot f 25.000 die door de gemeente waren belegd, werden hiervoor beschikbaar gesteld. Voor de nieuwbouw verleende de gemeente 's Gravenhage een krediet van f 4.000.000. De opening van de nieuwbouw vond in 1974 plaats Zie inv.nr. 123 . In verband met de nieuwe wet op de stichtingen werden de statuten in 1959 en het huishoudelijk reglement in 1960 gewijzigd. De statuten werden daarbij tevens aangepast aan veranderingen, die in de praktijk waren gegroeid. Na de oorlog waren namelijk verschillende verenigingen, die in het bestuur een vertegenwoordiging hadden, opgeheven of van naam veranderd. Buitendien waren de contacten naar buiten veel meer verschoven van particuliere instellingen naar de gemeente. Relaties waren tot stand gekomen met de Haagse Jeugdactie, de Stichting Haagse Jeugdverblijven en de gemeentelijke commissie Loosduinen, waarvan reeds vanaf 1952 een vertegenwoordiger in het bestuur zitting had. Het contact met de Haagsche Vereeniging voor Jeugdherbergen, die de laatste jaren een slapend bestaan leidde, werd beëindigd. In overeenstemming hiermee bepaalden de nieuwe statuten, dat de aanwijzing van bestuursleden voortaan door de commissie Loosduinen (twee leden), de Nederlandse Jeugdherberg Centrale, de Haagse afdeling van de Nederlandse Reisvereniging en de Haagse Jeugdactie (ieder één lid) zou geschieden. De naam van de raad van toezicht en advies, waarvan bij reglementswijziging in 1955 het aantal leden was uitgebreid tot vijf, werd veranderd in de raad van bijstand en advies. Met uitzondering van de vertegenwoordiger van de gemeente 's Gravenhage werden de leden van deze raad nu aangewezen door het bestuur Zie inv.nrs. 80 en 82 . Ockenburgh werd door de gemeente 's Gravenhage aan de stichting verhuurd. Per 1 januari 1966 bracht de gemeente het beheer en het huurbeleid onder bij de Stichting Haagse Jeugdverblijven, waarmee reeds jaren een goed contact bestond. De herbergouders Bruijn werden in 1948 opgevolgd door het echtpaar Sj. Bakker en M. Bakker Kroonen, dat tot 1973 de jeugdherberg heeft geleid Voor de levensloop van Sj. Bakker, zie bijlage III . Zij werden bijgestaan door assistenten. Veelal werd door een van hun kinderen de assistentenfunctie vervuld. Ook bestuursleden wel in de vakantieperioden. Na 1960 werd de behoefte aan veranderingen in de bezetting en het beleid steeds dringender. Ook de stichting werd geconfronteerd met de ontwikkelingen, waarvoor de Nederlandse Jeugdherberg Centrale kwam te staan. Het groeiend aantal overnachtingen In 1973 was het aantal overnachtingen 41.500 en de nieuwbouw maakten een reorganisatie, waarbij naar een zakelijker aanpak met behoud van de Jeugdherberggedachte werd gezocht, noodzakelijk. Er werden huishoudkundigen aangesteld en in 1972 werd een zakelijk leider benoemd. De opvolger van het echtpaar Bakker, R.B.J. Stijntjes, werd in 1973 tot directeur benoemd. Verder ging de jeugdherberg ook steeds meer als conferentiecentrum fungeren. Ten opzichte van de Nederlandse Jeugdherberg Centrale stond de Haagse Jeugdherberg Stichting na 1945 als een zelfstandige stichting met eigen financiële verantwoordelijkheid. Wel werd in 1947 een overeenkomst gesloten, waarbij werd vastgelegd, dat de stichting de jeugdherberg ten laste en ten gunste van de Centrale aan de hand van een door haar goedgekeurde begroting zou gaan exploiteren en 5% van de inkomsten uit overnachtigingen, maaltijden en dranken aan de Centrale moest afstaan. De salarissen, tarieven voor overnachtingen en verstrekkingen, huisregels en de maaltijden werden op die van de Centrale afgestemd.

Vervaardiger
R.W. Spork (1989), K. Hanemaaijer (2006)
Datum
1 januari 1843 - 1 januari 1971
Organisatie
Haags Gemeentearchief
ANWB
Collecties
Defensie
Ontvang onze nieuwsbrief
Tweewekelijks geven we je een overzicht van de meest interessante en relevante onderwerpen, artikelen en bronnen van dit moment.
Ministerie van volksgezondheid, welzijn en sportVFonds
Contact

Herengracht 380
1016 CJ
Amsterdam

020 52 33 87 0info@oorlogsbronnen.nlPers en media
Deze website is bekroond met:Deze website is bekroond met 3 DIA awardsDeze website is bekroond met 4 Lovie awards